Moleculaire celbiologie DEEL 1
Hoofdstuk 1: inleiding tot cellen
1. Onderdelen van celbiologie=
- Komt van
• Cytologie: beschrijving van celstructuur en organellen (optische technieken)
• Biochemie: chemie van de cel (macromoleculen + bouwstenen), metabolisme,
signaaltransductie..
• Genetica: erfelijke informatie (DNA)
2. Onstaan van celbiologie=
- Ontstaan:
• Door Antoni van leeuwenhoek, heeft met een lichtbron/ een lichtmicroscoop naar
een aantal lenzen gekeken. Hierdoor konden ze levende cellen zie die aan het delen
was.
• Resolutie= hoe ver twee objecten gescheiden moeten zijn om ze als een afzonderlijke
entiteiten te kunnen waarnemen. Hoe hoger de resolusentie, hoe beter je beeld.
➢ Met het oog → 0.2 mm
➢ Met lichtmicroscoop → 0.25 µm
• Fluorescence microscoop= men gebruikt specifieke filters en spiegels die het licht
polariseren zodat het licht vanaf een bepaalde golflengte het opbject gaat beschijnen & licht
van een andere golflengte worden ontvangen → Gevolg: fluorescente beelden.
- Levend <-> niet levende cel=
• Levend: een levend organisme kan zichzelf reproduceren zonder hulp van buiten af
& bestaat uit één of meerdere cellen (cellen ontstaan/delen uit/door andere cellen).
➢ Vb: verschillen bij levende wezens: vlinders, rozen, orka’s, mensen,… zien er
allemaal anders uit maar hebben allemaal dezelfde basisstructuur:
CEL→ WEEFSELS→ ORGANEN
➢ Alle levende cellen evalueren uit eenzelfde voorouder-cel.
• Niet-levend: cellen zonder levenskenmerken/levensverschijnselen bv: een virus
,3. Cellen verschillen=
- Cellen verschillen in voorkomen & functie, dit komt door de genetische info in cellen
- Voorbeeld:
4. Cellen gelijkenis=
- Cellen hebben dezelfde basischemie!
• Cellen hebben DNA als erfelijk materiaal
• Cellen kunnen delen
• Cellen moeten zich reproduceren → gaat
via de replicatieproces (zie H6)
• Cellen maken eiwitten aan → gaat via de
tussenstap transcriptie (zie H7)
DNA → RNA → PROTEIN/EIWITTEN
➢ Deze eiwitten zijn enorm belangrijk!
- Reproduceren=
• Een auto-katalytisch proces
• DNA wordt RNA
• RNA wordt eiwitten, waarbij de aminozuren toegevoegd worden
,5. Prokaryote VS eukaryote cellen=
- Prokaryote cellen=
• Voorbeeld: bacteriën (levende cellen)
• Kenmerk:
➢ Verschillen van grootte en van vorm
➢ Hebben geen celorganellen, maar alle celinhoud zit in één soep in de cel
➢ Hebben een sterke celwand met een membraan
➢ Ze zijn meestal één-cellig, maar soms vormen ze samen clusters
➢ Het DNA zit gewoon los in de cel, niet verpakt in een kern
➢ Rest stoffen ook los in de cel
• Functie: vormen de meest diverse cellen en grootste groep op aarde
• De prokaryote bestaat uit 2 domeinen:
➢ De bacteriën
➢ De Archaea (een aparte groep, want sommige hebben al een celkern)
- Eukaryote cellen=
• Hebben veel meer structuur
• Kenmerken:
➢ Plasmamembraan
➢ Nucleus
➢ Lysosomen
➢ + in grote verhouding ook ribosomen
➢ Endoplasmatisch reticulum → hierin worden de membranen & vesikels gevormd
+ aanmaak eiwitten
➢ Grote celkern, omgeven door een dubbel membraan
➢ Mitochondrium → die zorgen van de aanmaak van energie
➢ Cytosol → vloeistof waarin alle organellen zwemmen/ de basis van je cel zonder
organellen
➢ Cytoskelet → een geraamte dat bestaat uit eiwitten, dat ervoor zorgt dat de cel
zijn vorm kan behouden (= Actine, Microtubuli & intermediaire filamenten)0
• Gistcellen zijn eukaryote eencellige organismen die zichzelf kan reproduceren
• Wanneer deze cellen delen, gaat het DNA meer gaan oprollen en je deze kan zien als
de draadvormige structuren onder de microscoop!
• Ontwikkeling:
, - Archeale cellen=
• Voorbeeld: zitten in de maag van een koe
• Ligging: zitten in de ‘speciale’ zone tussen de prokaryote en eukaryote cellen
• Functie: de meeste houden enkele prokaryote cellen vast
• Kenmerken:
➢ Hebben een lichaamsstructuur met heel lange uitlopers
➢ Ééncellige organisme
➢ Zijn overal aanwezig (Bv: op onze huid)
- Algemeen overzicht=
Hoofdstuk 1: inleiding tot cellen
1. Onderdelen van celbiologie=
- Komt van
• Cytologie: beschrijving van celstructuur en organellen (optische technieken)
• Biochemie: chemie van de cel (macromoleculen + bouwstenen), metabolisme,
signaaltransductie..
• Genetica: erfelijke informatie (DNA)
2. Onstaan van celbiologie=
- Ontstaan:
• Door Antoni van leeuwenhoek, heeft met een lichtbron/ een lichtmicroscoop naar
een aantal lenzen gekeken. Hierdoor konden ze levende cellen zie die aan het delen
was.
• Resolutie= hoe ver twee objecten gescheiden moeten zijn om ze als een afzonderlijke
entiteiten te kunnen waarnemen. Hoe hoger de resolusentie, hoe beter je beeld.
➢ Met het oog → 0.2 mm
➢ Met lichtmicroscoop → 0.25 µm
• Fluorescence microscoop= men gebruikt specifieke filters en spiegels die het licht
polariseren zodat het licht vanaf een bepaalde golflengte het opbject gaat beschijnen & licht
van een andere golflengte worden ontvangen → Gevolg: fluorescente beelden.
- Levend <-> niet levende cel=
• Levend: een levend organisme kan zichzelf reproduceren zonder hulp van buiten af
& bestaat uit één of meerdere cellen (cellen ontstaan/delen uit/door andere cellen).
➢ Vb: verschillen bij levende wezens: vlinders, rozen, orka’s, mensen,… zien er
allemaal anders uit maar hebben allemaal dezelfde basisstructuur:
CEL→ WEEFSELS→ ORGANEN
➢ Alle levende cellen evalueren uit eenzelfde voorouder-cel.
• Niet-levend: cellen zonder levenskenmerken/levensverschijnselen bv: een virus
,3. Cellen verschillen=
- Cellen verschillen in voorkomen & functie, dit komt door de genetische info in cellen
- Voorbeeld:
4. Cellen gelijkenis=
- Cellen hebben dezelfde basischemie!
• Cellen hebben DNA als erfelijk materiaal
• Cellen kunnen delen
• Cellen moeten zich reproduceren → gaat
via de replicatieproces (zie H6)
• Cellen maken eiwitten aan → gaat via de
tussenstap transcriptie (zie H7)
DNA → RNA → PROTEIN/EIWITTEN
➢ Deze eiwitten zijn enorm belangrijk!
- Reproduceren=
• Een auto-katalytisch proces
• DNA wordt RNA
• RNA wordt eiwitten, waarbij de aminozuren toegevoegd worden
,5. Prokaryote VS eukaryote cellen=
- Prokaryote cellen=
• Voorbeeld: bacteriën (levende cellen)
• Kenmerk:
➢ Verschillen van grootte en van vorm
➢ Hebben geen celorganellen, maar alle celinhoud zit in één soep in de cel
➢ Hebben een sterke celwand met een membraan
➢ Ze zijn meestal één-cellig, maar soms vormen ze samen clusters
➢ Het DNA zit gewoon los in de cel, niet verpakt in een kern
➢ Rest stoffen ook los in de cel
• Functie: vormen de meest diverse cellen en grootste groep op aarde
• De prokaryote bestaat uit 2 domeinen:
➢ De bacteriën
➢ De Archaea (een aparte groep, want sommige hebben al een celkern)
- Eukaryote cellen=
• Hebben veel meer structuur
• Kenmerken:
➢ Plasmamembraan
➢ Nucleus
➢ Lysosomen
➢ + in grote verhouding ook ribosomen
➢ Endoplasmatisch reticulum → hierin worden de membranen & vesikels gevormd
+ aanmaak eiwitten
➢ Grote celkern, omgeven door een dubbel membraan
➢ Mitochondrium → die zorgen van de aanmaak van energie
➢ Cytosol → vloeistof waarin alle organellen zwemmen/ de basis van je cel zonder
organellen
➢ Cytoskelet → een geraamte dat bestaat uit eiwitten, dat ervoor zorgt dat de cel
zijn vorm kan behouden (= Actine, Microtubuli & intermediaire filamenten)0
• Gistcellen zijn eukaryote eencellige organismen die zichzelf kan reproduceren
• Wanneer deze cellen delen, gaat het DNA meer gaan oprollen en je deze kan zien als
de draadvormige structuren onder de microscoop!
• Ontwikkeling:
, - Archeale cellen=
• Voorbeeld: zitten in de maag van een koe
• Ligging: zitten in de ‘speciale’ zone tussen de prokaryote en eukaryote cellen
• Functie: de meeste houden enkele prokaryote cellen vast
• Kenmerken:
➢ Hebben een lichaamsstructuur met heel lange uitlopers
➢ Ééncellige organisme
➢ Zijn overal aanwezig (Bv: op onze huid)
- Algemeen overzicht=