, Het Effect van Natriumchlorideconcentraties op de Turgor van
Aardappelcellen
Inleiding:
Aardappelen bestaan uit plantencellen die een stevige celwand, een celmembraan
en een vacuole, die gevuld is met water en opgeloste stoffen, hebben. De stevigheid
van de cel wordt bepaald door de hoeveelheid water in de vacuole. Water komt
terecht in de cel door osmose. Bij osmose treedt waterverplaatsing op, door een
semipermeabel membraan (een membraan die alleen water doorlaat), van een
plaats met een lage osmotische waarde naar een plaats met een hoge osmotische
waarde. Osmotische waarde wordt bepaald door de totale concentratie opgeloste
deeltjes van een oplossing. Een cel kan dus verschillend reageren afhankelijk van de
osmotische waarde buiten de vacuole. Hoe hoger de osmotische waarde, hoe meer
opgeloste deeltjes in een oplossing zitten. Als de omgeving van de cel hypotoon is,
bevat de omgeving van de cel minder opgeloste deeltjes. Bij een omgeving die
hypotoon is, stroomt er water de cel in, de vacuole zwelt op en wordt stevig, de cel
heeft dan turgor. Was de omgeving van de cel hypertoon, dan bevat de omgeving
van de cel meer zout dan in de cel, het water stroomt de cel uit, waardoor de cel zich
in plasmolyse bevindt. De vacuole krimpt en het celmembraan komt los van de
celwand, waardoor de cel slap wordt. Als de osmotische waarde binnen en buiten de
cel gelijk is, dan is de cel in balans en verandert er vrij weinig.
- Onderzoeksvraag:
Wat is de invloed van de concentratie van een NaCl-oplossing op de turgor van
aardappelcellen?
- Hypothese:
De aardappelstaafjes gaan krimpen naarmate de concentratie natriumchloride
(NaCl) in de oplossing hoger is.
- Verwachting:
Als de aardappelstaafjes krimpen naarmate de concentratie natriumchloride (NaCl)
in de oplossing hoger is dan wordt door osmose water uit de cellen getrokken, wat
leidt tot plasmolyse.
Aardappelcellen
Inleiding:
Aardappelen bestaan uit plantencellen die een stevige celwand, een celmembraan
en een vacuole, die gevuld is met water en opgeloste stoffen, hebben. De stevigheid
van de cel wordt bepaald door de hoeveelheid water in de vacuole. Water komt
terecht in de cel door osmose. Bij osmose treedt waterverplaatsing op, door een
semipermeabel membraan (een membraan die alleen water doorlaat), van een
plaats met een lage osmotische waarde naar een plaats met een hoge osmotische
waarde. Osmotische waarde wordt bepaald door de totale concentratie opgeloste
deeltjes van een oplossing. Een cel kan dus verschillend reageren afhankelijk van de
osmotische waarde buiten de vacuole. Hoe hoger de osmotische waarde, hoe meer
opgeloste deeltjes in een oplossing zitten. Als de omgeving van de cel hypotoon is,
bevat de omgeving van de cel minder opgeloste deeltjes. Bij een omgeving die
hypotoon is, stroomt er water de cel in, de vacuole zwelt op en wordt stevig, de cel
heeft dan turgor. Was de omgeving van de cel hypertoon, dan bevat de omgeving
van de cel meer zout dan in de cel, het water stroomt de cel uit, waardoor de cel zich
in plasmolyse bevindt. De vacuole krimpt en het celmembraan komt los van de
celwand, waardoor de cel slap wordt. Als de osmotische waarde binnen en buiten de
cel gelijk is, dan is de cel in balans en verandert er vrij weinig.
- Onderzoeksvraag:
Wat is de invloed van de concentratie van een NaCl-oplossing op de turgor van
aardappelcellen?
- Hypothese:
De aardappelstaafjes gaan krimpen naarmate de concentratie natriumchloride
(NaCl) in de oplossing hoger is.
- Verwachting:
Als de aardappelstaafjes krimpen naarmate de concentratie natriumchloride (NaCl)
in de oplossing hoger is dan wordt door osmose water uit de cellen getrokken, wat
leidt tot plasmolyse.