1. PERSOONLIJK FINANCIEEL PLAN....................................................................................................1
A) BALANS.........................................................................................................................................1
B) RESULTATENBEGROTING....................................................................................................................2
C) LIQUIDITEITSBEGROTING....................................................................................................................2
D) SAMENHANG..................................................................................................................................2
E) BALANSMUTATIES.............................................................................................................................4
2. EENMANSZAAK..............................................................................................................................5
A) OPENINGSBALANS............................................................................................................................5
B) WIJZIGINGEN IN HET EIGEN VERMOGEN.................................................................................................6
C) INKOPEN EN VERKOPEN MET BTW........................................................................................................7
D) AANGIFTE OMZETBELASTING...............................................................................................................8
3. BESLOTEN VENNOOTSCHAP...........................................................................................................9
A) EENMANSZAAK VERSUS BV.................................................................................................................9
B) GELDSTROMEN EN LEVERANCIERSKREDIET............................................................................................11
C) TIJDSVERSCHILLEN VAN UITGAVEN EN ONTVANGSTEN..............................................................................13
D) BALANSMUTATIES..........................................................................................................................13
E) DE SAMENHANG VAN DE OVERZICHTEN................................................................................................14
4. KENGETALLEN..............................................................................................................................14
A) LIQUIDITEIT...................................................................................................................................14
B) SOLVABILITEIT...............................................................................................................................16
C) RENTABILITEIT...............................................................................................................................16
, 1. Persoonlijk financieel plan
a) Balans
Een balans = momentopname = een overzicht van de bezittingen, schulden en het eigen
vermogen op een bepaald moment.
Schulden = vreemd vermogen
De balans kun je op twee manieren opstellen:
1. Verticaal (staffel): alle informatie staat onder elkaar.
Balans per 31-07-2023
Bezittingen
Schulden −
Eigen vermogen
Eigen vermogen = Bezittingen – Schulden
2. Horizontaal: we verdelen de balans in een linker- en een rechterkant.
Balans per 31-07-2023
Bezittingen Eigen vermogen
Vreemd vermogen lang (> 1 jaar)
Vreemd vermogen kort (< 1 jaar)
Linkerkant (debetzijde):
We verdelen bezittingen in:
- Vaste activa: bezittingen die je langer dan één jaar gaat gebruiken
- Vlottende activa: bezittingen die je korter dan één jaar gaat gebruiken. Onder de
vlottende activa valt ook het geld in de kas of op de bank. Kas en bank samen worden
ook wel liquide middelen genoemd.
De bezittingen staan van boven naar beneden in toenemende liquiditeitsvolgorde. De kas is
het meest liquide en staat dus onderaan.
Rechterkant (creditzijde):
- Eigen vermogen
Vreemd vermogen (schulden) wordt onderverdeelt in korte termijn (KT) = korter dan één
jaar, en lange termijn (LT) = langer dan één jaar.
Wijziging eigen vermogen = nettoresultaat
Het vermogen wordt in afnemende looptijd weergegeven.
Voorbeeld:
Balans per 31-07-2023
Vaste Activa Eigen Vermogen
Inboedel Eigen Vermogen
, Vlottende Activa Vreemd Vermogen LT
Voorraden Lening o/g
Bank Vreemd Vermogen KT
Kas Leveranciers
b) Resultatenbegroting
Resultatenbegroting = opbrengsten en kosten in een periode.
Jouw rijkdom in financieel opzicht = eigen vermogen
Nettoresultaat = het verschil in eigen vermogen tussen de balansen van 2 periodes.
Nettoresultaat = Eigen vermogen Eindbalans − Eigen vermogen Beginbalans
We gebruiken een productiemiddel als dat meerdere perioden meegaat en we verbruiken
productiemiddelen als ze direct in één productieproces opgaan.
Gebruik hoort bij vaste activa, er zijn afschrijvingskosten aan verbonden want elk jaar wordt
bv een laptop minder waard.
Voorbeeld ontvangsten en opbrengst
Ik werk in januari 20 uur, ik krijg 5 euro per uur. Mijn opbrengst in januari is 5x20=100 euro
Ik werk in februari 10 uur, ik krijg 5 euro per uur. Mijn opbrengst in februari is 50 euro.
Ik krijg een maand later uitbetaald. Dus mijn ontvangsten in februari zijn 100 euro.
c) Liquiditeitsbegroting
Liquiditeitsbegroting = ontvangsten en uitgaven in een periode.
De geldstromen in jouw portemonnee worden bijgehouden op de grootboekrekening Kas en
de geldstromen op je bankrekening worden bijgehouden op de grootboekrekening Bank.
Beginvoorraad liquide middelen = beginsaldo kas + beginsaldo bank.
Eindvoorraad liquide middelen = beginvoorraad + verwachte ontvangsten – verwachte
uitgaven.
Wijziging liquide middelen = netto kasstroom
Wijziging voorraad = eindvoorraad – beginvoorraad = nieuw – oud
Wijziging voorraad = verwachte ontvangsten – verwachte uitgaven
d) Samenhang
Als het eigen vermogen aan het afnemen is, ontstaat er behoefte aan vreemd vermogen
(leningen).