1. mentale ruimte
2. contaminatie (v ideeen)
3. serendipiteit
Filosofen
1. Schopenhauer
a. eenzaam figuur
b. Oerwil
i. diepgaande/primitieve “wil”
ii. =soort drang/dwang/kracht om te (over)leven
iii. alles
iv. blind= alles verteren/vernietigend
1. vb: Verdriet, wraak, euforie, tragiek
v. =”wild paard”, leren controleren -> iets goed uit maken
c. ⇔ Verwarrende wereld van vele voorstellingen
i. chaos, stad,verkeer,drukte…
ii. vond te veel, verwarrend voor psychisch kwetsbare mensen (Gislain
museum gent)
d. Kunst is een oplossing van de twee
i. Oerwil gebruiken voor kunst,
ii. kunst als mentale pauze, rust in verwarrende wereld
iii. nulpunt van het gebeuren: gebeurt niks, tijd gaat voorbij
e. Opheffen
i. =op een hoger niveubrengen
ii. OF vernietigen
iii. oerwil op een hoger niveau brengen, het “wilde paard” richten naar
muziek
1. =gevoelens gebruiken
2. by doing so, also destroying it: getemd paard
iv. ook opheffen van voorstellingen:
1. vernietigen en op een hoger niveau brengen
2. Husserl
a. fenomenologie
i. dingen herbekijken
ii. Terug naar de dingen zelf, dan pas zie je de essentie
1. als een kind kijken
2. pre-reflexief
a. aandacht geven aan andere dingen
b. geen interesse meer na er over te leren
3. als hondje dat voor de eerste keer een vliegtuig ziet
3. Heidegger
a. persoonlijk
b. tijd
4. Sartre
a. vrijheid
b. verantwoordelijk
, c. vb: toneelstuk :”huis clos”
i. 3pers discussieren in gesloten ruimte
ii. mensen zn dood : in de hel
1. kunnen niets veranderen aan hun daden
2. deserteur: exec: “had het nt ogen doen”
3. verhalen veranderen in eigen voordeel, maar kan de feiten nt
rechtzetten
iii. mensen moeten bewuste keuzes maken en proberen zo weinig
mogelijk foute keuzes
5. Freud
a. onbewuste keuzes
b. uber-ich = bewustzijn
c. ich = onderbewustzijn
i. zijn bewust, maar kunnen niet echt zelf kiezen
1. vb dromen - keuzes - angsten
ii. keuzes: vb trouwen m persoon,
iii. meer instinctief
d. es = onbewuste
i. iets waar we ons niet van bewust zijn
e. start psychologie: geest is een kracht
i. vb pianiste: spanning tussen carriere en gezin
1. krijgt reuma in vingers=stoppen
2. geest maakt keuze vr hr
ii. wensdromen
iii. angstdromen
1. kan beide
2. metonymie: 1 ding voor een geheel
3. metafoor: een ding voor iets anders
f. interpreteerd kunstenaars
i. da vinci
1. schildert m haviksneus
2. probleem m afkomst : adoptiekind (nt uitgespr maar zichtbr in
schilderijen)
ii. Dostoljevski: gebroeders karamazou
1. vader=tiran, wordt vermoord
2. 3 zonen zeggen het gdn te hebben
a. emotioneel,rationeel,religieus
3. oedipus-complex
a. <3 moeder, moord vader
b. drang, mr gn feit
iii. Shakespeare: hamlet
1. vader=dood,oom is mrdnr
2. oedipus
a. oom deed wat hamlet wou doen
b. weet niet wat hij mt doen: twijfel
c. to be or not to be
6. Wittgenstein
a. wiskundige+filosoof vd taal