7.1
Als het mis gaat met gassen onder druk is het risico op dodelijke ongevallen groot. Gascilinders
kunnen bij brand tot onverwachte explosies leiden, daarom buiten het gebouw op een goed
geventileerde plaats opslaan. Alleen getrainde medewerkers mogen aansluiten/afkoppelen.
De risico’s zijn mede afhankelijk van de gebruikte gassen. Zie 7.2.
Vaak is een lagere werkdruk nodig dan via de leiding of de gascilinder wordt aangeboden. Hiervoor is
een reduceerventiel nodig. Zie 7.3.
7.2
De gassen in cilinders komen in diverse vormen voor:
Als tot vloeistof verdicht gas, als gas opgelost in een vloeistof, als gas onder hoge druk.
Veel ongevallen zijn in de loop der jaren veroorzaakt door verwisseling van gasflessen en gebruik van
het verkeerde gas voor een bepaald doel. Controleer voor gebruik dus of je de goede cilinder hebt
gekozen. De beste manier daarvoor is te kijken naar de naam van het gas, die aan de bovenrand van
de gascilinder is ingeslagen; de inslag is maatgevend.
7.3
Bediening reduceerventiel:
Openen:
1. Controle: grote stelschroef geheel uitgedraaid? Afsluiter en fijndrukregelaar gesloten?
2. Hoofdafsluiter openen (1 à 2 slagen linksom draaien). Check op lekkage.
(Checken op lekkage: Kijk met de hoofdafsluiter dicht of de druk constant blijft (drie
minuten). Als dit niet zo is, lekt het reduceerventiel. Zoek waar met lekzoekspray.)
3. Grote stelschroef rechtsom draaien tot werkdrukmanometer de gewenste werkdruk (ca. 1
atm) aangeeft. Check op lekkage.
4. Gasstroomsnelheid regelen met fijndrukregelaar (indien aanwezig).
Sluiten:
1. Fijndrukregelaar sluiten, hoofdafsluiter dichtdraaien.
2. Verbinding tussen reduceerventiel en opstelling verbreken.
3. Afblaaskraan openen totdat het gas uit het reduceerventiel is gestroomd (beide manometers
staan dan op 0).
4. Grote stelschroef (linksom) geheel uitdraaien, afsluiter sluiten.
7.4
Terugslaan: er komt vloeistof in het reduceerventiel. -terugslagfles
Controleer of de slangen (die na het reduceerventiel komen) bestand zijn tegen de gassen en
chemicaliën waarmee ze in aanraking komen en of ze geen verschijnselen van slijtage of brosheid
vertonen.