Begrippen
Hoofdstuk 1
Organisatiekunde
De wetenschap die zich bezig houdt met het bestuderen van gedrag
van en in organisaties en de wijze waarop organisaties bestuurd
kunnen worden.
Management
Het optimaal laten samenwerken van mensen en middelen om een
bepaald doel te bereiken.
Organiseren
Het optimaal laten samenwerken van mensen en middelen om een
bepaald doel te bereiken.
Manager
Een persoon die sturing geeft aan processen, mensen en middelen
om een bepaald doel te bereiken.
Organisatie
Een samenwerkingsverband van mensen die bepaalde doelen willen
bereiken
Bijv. Amnesty International, Leger des Heils
Bedrijf
Een organisatie die goederen of diensten produceert en daarmee
voorziet in een maatschappelijke behoefte.
Bijv. wonen, werken, zorg, kunst, educatie, politiek,
maatschappelijke dienstverlening en ontwikkelingshulp
Voorbeeld: Ziekenhuizen, Univé (verzekering zonder winstoogmerk),
ROC (regionaal opleidingscentrum voor middelbaar
beroepsonderwijs)
Onderneming
Een bedrijf met als belangrijkste doel het maken van winst.
Bijv. Supermarkten, McDonald’s, Zara etc.
Organisaties bestaan voor een deel uit bedrijven, bedrijven bestaan
voor een deel uit ondernemingen.
Profitorganisatie:
,Belangrijkste doelstelling is het maken van winst.
Non-profitorganisatie:
Niet primair gericht op het maken van winst, maar op het vervullen
van een maatschappelijke behoefte
(bijv. kunst, educatie, politiek, onderzoek of ontwikkelingshulp)
Voorbeelden: ziekenhuizen, onderwijsinstellingen, musea,
ministeries, gemeenten, waterschappen en bibliotheken.
Not-for-profit-only-organisatie:
Onderneming die sociaal en maatschappelijk verantwoord
onderneemt.
Rechtsvorm
De juridische wijze waarop natuurlijke personen, rechtspersonen of
combinaties daarvan samenwerken met het oog op een
gemeenschappelijk doel of belang.
Natuurlijke personen
Mensen van vlees en bloed met een bepaalde identiteit (naam en
voornamen), geboorteplaats en -datum, geslacht en nationaliteit.
Rechtspersoon
Een juridische constructie waardoor een organisatie volwaardig en
handelingsbekwaam op kan treden in het rechtsverkeer met alle
rechten en plichten van dien.
3 soorten:
1. Privaatrechtelijke rechtspersonen
2. Publiekrechtelijke rechtspersonen (bijv. ministerie, provincie,
gemeente, waterschap, publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie,
zelfstandig bestuursorgaan)
3. Kerkgenootschappen
Privaatrechtelijke rechtspersonen:
Naamloze vennootschap
Besloten vennootschap
Coörperatie
Vereniging
Stichting
Hoofdstuk 2
Strategie
, De langetermijndoelen van een organisatie en de inzet van middelen
en activiteiten om die doelen te realiseren.
Beleid
Het aangeven van de richting waarin, de wijze waarop en de
middelen waarmee de organisatie haar doelen wil realiseren.
Afnemer
Een klant of consument die bepaalde producten of diensten
aanschaft.
Effectiviteit
De mate waarin de beoogde doelen daadwerkelijk worden behaald.
(doeltreffendheid)
Efficiëntie
De mate waarin activiteiten tegen de laagst mogelijke offers worden
uitgevoerd. (doelmatigheid)
Kerncompetenties
Unieke en voor de markt relevante bekwaamheden die de essentie
vormen van concurrentievoordeel. (kernbekwaamheden)
Strategisch management
Het proces van systematische analyse van de externe en interne
factoren van een organisatie om te komen tot strategische
beleidsopties voor het verwerven van duurzaam
concurrentievoordeel.
Kritische succesfactoren
Factoren die voor een organisatie van wezenlijk belang zijn voor
succes en continuïteit.
Missie
De verklaring van de bestaansredenen en de identiteit van de
organisatie.
Waarom bestaan we?
Visie
Een ambitieus beeld van de gewenste toekomst van de organisatie.
Wat willen we zijn?
Ambitie
Datgene wat de organisatie uiteindelijk wil realiseren.
Wat wollen we zijn?
Waar gaan we voor?
Hoofdstuk 1
Organisatiekunde
De wetenschap die zich bezig houdt met het bestuderen van gedrag
van en in organisaties en de wijze waarop organisaties bestuurd
kunnen worden.
Management
Het optimaal laten samenwerken van mensen en middelen om een
bepaald doel te bereiken.
Organiseren
Het optimaal laten samenwerken van mensen en middelen om een
bepaald doel te bereiken.
Manager
Een persoon die sturing geeft aan processen, mensen en middelen
om een bepaald doel te bereiken.
Organisatie
Een samenwerkingsverband van mensen die bepaalde doelen willen
bereiken
Bijv. Amnesty International, Leger des Heils
Bedrijf
Een organisatie die goederen of diensten produceert en daarmee
voorziet in een maatschappelijke behoefte.
Bijv. wonen, werken, zorg, kunst, educatie, politiek,
maatschappelijke dienstverlening en ontwikkelingshulp
Voorbeeld: Ziekenhuizen, Univé (verzekering zonder winstoogmerk),
ROC (regionaal opleidingscentrum voor middelbaar
beroepsonderwijs)
Onderneming
Een bedrijf met als belangrijkste doel het maken van winst.
Bijv. Supermarkten, McDonald’s, Zara etc.
Organisaties bestaan voor een deel uit bedrijven, bedrijven bestaan
voor een deel uit ondernemingen.
Profitorganisatie:
,Belangrijkste doelstelling is het maken van winst.
Non-profitorganisatie:
Niet primair gericht op het maken van winst, maar op het vervullen
van een maatschappelijke behoefte
(bijv. kunst, educatie, politiek, onderzoek of ontwikkelingshulp)
Voorbeelden: ziekenhuizen, onderwijsinstellingen, musea,
ministeries, gemeenten, waterschappen en bibliotheken.
Not-for-profit-only-organisatie:
Onderneming die sociaal en maatschappelijk verantwoord
onderneemt.
Rechtsvorm
De juridische wijze waarop natuurlijke personen, rechtspersonen of
combinaties daarvan samenwerken met het oog op een
gemeenschappelijk doel of belang.
Natuurlijke personen
Mensen van vlees en bloed met een bepaalde identiteit (naam en
voornamen), geboorteplaats en -datum, geslacht en nationaliteit.
Rechtspersoon
Een juridische constructie waardoor een organisatie volwaardig en
handelingsbekwaam op kan treden in het rechtsverkeer met alle
rechten en plichten van dien.
3 soorten:
1. Privaatrechtelijke rechtspersonen
2. Publiekrechtelijke rechtspersonen (bijv. ministerie, provincie,
gemeente, waterschap, publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie,
zelfstandig bestuursorgaan)
3. Kerkgenootschappen
Privaatrechtelijke rechtspersonen:
Naamloze vennootschap
Besloten vennootschap
Coörperatie
Vereniging
Stichting
Hoofdstuk 2
Strategie
, De langetermijndoelen van een organisatie en de inzet van middelen
en activiteiten om die doelen te realiseren.
Beleid
Het aangeven van de richting waarin, de wijze waarop en de
middelen waarmee de organisatie haar doelen wil realiseren.
Afnemer
Een klant of consument die bepaalde producten of diensten
aanschaft.
Effectiviteit
De mate waarin de beoogde doelen daadwerkelijk worden behaald.
(doeltreffendheid)
Efficiëntie
De mate waarin activiteiten tegen de laagst mogelijke offers worden
uitgevoerd. (doelmatigheid)
Kerncompetenties
Unieke en voor de markt relevante bekwaamheden die de essentie
vormen van concurrentievoordeel. (kernbekwaamheden)
Strategisch management
Het proces van systematische analyse van de externe en interne
factoren van een organisatie om te komen tot strategische
beleidsopties voor het verwerven van duurzaam
concurrentievoordeel.
Kritische succesfactoren
Factoren die voor een organisatie van wezenlijk belang zijn voor
succes en continuïteit.
Missie
De verklaring van de bestaansredenen en de identiteit van de
organisatie.
Waarom bestaan we?
Visie
Een ambitieus beeld van de gewenste toekomst van de organisatie.
Wat willen we zijn?
Ambitie
Datgene wat de organisatie uiteindelijk wil realiseren.
Wat wollen we zijn?
Waar gaan we voor?