Bio samenvatting
Hoofdstuk 7 – Soorten en relaties
§7.1 – Soorten
Invloeden op organismen
Ecosysteem: gebied met een bepaald milieu (abiotische factoren) met
alle daarin levende organismen (biotische factoren).
o Duinen
o Naaldbos
o Sloot
o Waddengebied
o Heidenveld
o Toendra
o Woestijn: Sahara
o Tropisch regenwoud
Biotische factoren: de invloed die een organisme heeft op andere
organismen.
o Planten
o Dieren (en mens)
o Schimmels en bacteriën
Abiotische factoren: factoren uit de niet-levende natuur.
o Hoeveelheid regen en wind
o Zonlicht
o Temperatuur
o Grondsoort
o Lucht (O2, ozon)
Elke abiotische factor bepaalt mee of een dier- of plantensoort kan
overleven in een bepaald ecosysteem.
Voor iedere abiotische factor heeft elke soort zijn eigen
tolerantiegebied. Dit gebied omvat alle waarden van een abiotische
factor waarbij een bepaalde soort kan overleven.
Bij waarden buiten de tolerantiegrenzen
sterven alle organismen van die soort. Bij de
maximum- en minimumwaarden kunnen
maar weinig individuen overleven (bron 2).
De meeste individuen van een soort komen
voor rond de optimumwaarden van de
abiotische factoren.
, Naamgeving
De wetenschappelijke naam van een dier bestaat altijd uit twee delen,
soms met een toevoeging.
1. Voorop, met een hoofdletter, staat de naam van het geslacht
waartoe het organisme behoort. Een geslacht bestaat uit een groep
verwante soorten, bijv haas, poolhaas en sneeuwhaas.
2. Na de geslachtsnaam komt de soortaanduiding, geschreven met een
kleine letter. Een soort is een groep organismen die zich onderling
geslachtelijk kunnen voortplanten en vruchtbare nakomelingen
krijgen.
Achter de tweedelige naam staat soms nog een letter of een naam. Dat is
bijv de naam van de ondersoort of een toevoeging.
o Een ondersoort is meestal een geografisch afgescheiden groep
soortgenoten met iets afwijkende kenmerken.
o Hebben mensen een groep dieren gefokt of planten gekweekt,
dan spreek je van een ras.
Ordening
Ordenen voorkomt verwarring en onnodig zoeken. Hetzelfde geldt voor
ordening en naamgeving van soorten organismen (je hebt geen
verwarring als je de wetenschappelijke naam van een dier gebruikt).
Linnaeus bedacht niet alleen de wetenschappelijke naamgeving, maar ook
een systeem van ordening.
Hij plaatste soorten bij elkaar in steeds grotere groepen:
Organismen soorten geslachten families ordes.
Een aantal soorten met gemeenschappelijke kenmerken vormt samen een
geslacht. Een aantal geslachten vormt samen een familie.
Uitleg bron 3: Een wolf heeft de wetenschappelijke naam Canis lupus.
Samen met andere soorten van het geslacht Canis hoort hij bij de familie
van de hondachtigen (Canidae). Samen met een aantal andere families
horen de hondachtigen bij de orde van de vleeseters (Carnivoria).
Boven de orden zijn er nog andere, grote groepen. Bovenaan staan de
rijken (Binas 92A), boven de rijken worden door biologen nog de
domeinen geplaatst. Een domein is een groep organismen met een
vergelijkbare celbouw.
§7.2 – Populaties
Aantallen van één soort
Een populatie zijn alle organismen van dezelfde soort in een bepaald
gebied. De populatiegrootte is het aantal individuen van de populatie.
Deel je de populatiegrootte door het aantal m2 of hectares, dan krijg je de
populatiedichtheid: het aantal individuen per eenheid oppervlak.
Hoofdstuk 7 – Soorten en relaties
§7.1 – Soorten
Invloeden op organismen
Ecosysteem: gebied met een bepaald milieu (abiotische factoren) met
alle daarin levende organismen (biotische factoren).
o Duinen
o Naaldbos
o Sloot
o Waddengebied
o Heidenveld
o Toendra
o Woestijn: Sahara
o Tropisch regenwoud
Biotische factoren: de invloed die een organisme heeft op andere
organismen.
o Planten
o Dieren (en mens)
o Schimmels en bacteriën
Abiotische factoren: factoren uit de niet-levende natuur.
o Hoeveelheid regen en wind
o Zonlicht
o Temperatuur
o Grondsoort
o Lucht (O2, ozon)
Elke abiotische factor bepaalt mee of een dier- of plantensoort kan
overleven in een bepaald ecosysteem.
Voor iedere abiotische factor heeft elke soort zijn eigen
tolerantiegebied. Dit gebied omvat alle waarden van een abiotische
factor waarbij een bepaalde soort kan overleven.
Bij waarden buiten de tolerantiegrenzen
sterven alle organismen van die soort. Bij de
maximum- en minimumwaarden kunnen
maar weinig individuen overleven (bron 2).
De meeste individuen van een soort komen
voor rond de optimumwaarden van de
abiotische factoren.
, Naamgeving
De wetenschappelijke naam van een dier bestaat altijd uit twee delen,
soms met een toevoeging.
1. Voorop, met een hoofdletter, staat de naam van het geslacht
waartoe het organisme behoort. Een geslacht bestaat uit een groep
verwante soorten, bijv haas, poolhaas en sneeuwhaas.
2. Na de geslachtsnaam komt de soortaanduiding, geschreven met een
kleine letter. Een soort is een groep organismen die zich onderling
geslachtelijk kunnen voortplanten en vruchtbare nakomelingen
krijgen.
Achter de tweedelige naam staat soms nog een letter of een naam. Dat is
bijv de naam van de ondersoort of een toevoeging.
o Een ondersoort is meestal een geografisch afgescheiden groep
soortgenoten met iets afwijkende kenmerken.
o Hebben mensen een groep dieren gefokt of planten gekweekt,
dan spreek je van een ras.
Ordening
Ordenen voorkomt verwarring en onnodig zoeken. Hetzelfde geldt voor
ordening en naamgeving van soorten organismen (je hebt geen
verwarring als je de wetenschappelijke naam van een dier gebruikt).
Linnaeus bedacht niet alleen de wetenschappelijke naamgeving, maar ook
een systeem van ordening.
Hij plaatste soorten bij elkaar in steeds grotere groepen:
Organismen soorten geslachten families ordes.
Een aantal soorten met gemeenschappelijke kenmerken vormt samen een
geslacht. Een aantal geslachten vormt samen een familie.
Uitleg bron 3: Een wolf heeft de wetenschappelijke naam Canis lupus.
Samen met andere soorten van het geslacht Canis hoort hij bij de familie
van de hondachtigen (Canidae). Samen met een aantal andere families
horen de hondachtigen bij de orde van de vleeseters (Carnivoria).
Boven de orden zijn er nog andere, grote groepen. Bovenaan staan de
rijken (Binas 92A), boven de rijken worden door biologen nog de
domeinen geplaatst. Een domein is een groep organismen met een
vergelijkbare celbouw.
§7.2 – Populaties
Aantallen van één soort
Een populatie zijn alle organismen van dezelfde soort in een bepaald
gebied. De populatiegrootte is het aantal individuen van de populatie.
Deel je de populatiegrootte door het aantal m2 of hectares, dan krijg je de
populatiedichtheid: het aantal individuen per eenheid oppervlak.