Samenvatting: Inleiding in de psychische gezondheidszorg
Hoofdstuk 1: Overzicht en achtergronden
1.1 Psychische problemen
Gaat in het algemeen over problemen in de ontwikkeling of de realisatie van psychische
functies. Psychische functies kunnen we het beste opvatten als processen die zich voordoen
in ons hoofd en waarmee wij in staat zijn in het dagelijks leven te functioneren. Psychische
functies liggen ten grondslag aan ons gedrag. Het gaat om de vorming van geheugen
(herinneringen), het denken, het voelen, het willen en wat maar nodig is om doelen te
kunnen bereiken en met andere mensen te kunnen samenwerken of samen te leven. Deze
functies kunnen zich ontwikkelen door ervaring op te doen en daardoor te leren. We
spreken van psychische problemen als de persoon zijn of haar functioneren als
onaangenaam en niet gemakkelijk veranderbaar ervaart. Meestal is er sprake van een
kluwen van problemen. Het gaat namelijk vaak om gedachten die in de weg zitten of
verstoord zijn geraakt, gevoelens die als onprettig ervaren worden, emoties die opspelen,
een stemming die gedurende een langere tijd negatief is en waarvan de persoon niet direct
weet waardoor dat komt en hoe dat kan veranderen.
1.1.1 Stoornissen
Deze kunnen ontstaan doordat de hersenen op een bepaalde manier werken waardoor de
normale ontwikkeling van de persoonlijkheid niet goed verloopt of er tekorten ontstaan in
het denken, het voelen, de ontwikkeling van motivatie en/of de manier waarop iemand zich
gedraagt. De problemen kunnen na verloop van tijd overgaan in een psychische stoornis.
Veelvoorkomende klachten of symptomen zijn: verdrietig zijn, zenuwachtig of gestrest
voelen, concentratieproblemen, geheugenverlies, gevoeligheid voor zintuigelijke prikkels,
dwangmatigheid, verward gedrag, overdreven emotioneel, schuldgevoelens, terugtrekken
uit de omgeving, moeite met inleven.
Het kan zijn dat symptomen eerst manifest worden in fysieke problemen, zoals buik-, rug- of
hoofdpijn. Daarnaast kunnen ook allerlei plotse of opmerkelijke veranderingen in het sociaal
gedrag wijzen op de aanwezigheid van een psychische stoornis.
1.2 Vooruitzichten
Er zijn veel effectieve therapieën (zoals medicijnen, psychotherapie en allerlei sociale
interventies) die mensen helpen om minder last te hebben van hun symptomen, en helpen
om op een niet-functionele wijze met hun problemen om te gaan en meer zelfvertrouwen te
ontwikkelen om deel te nemen aan de samenleving. Maar dit lukt niet als alleen maar een
psychiater, psycholoog, verpleegkundige of sociaal werker zich over de betrokkene heeft
ontfermd. Eigen initiatief, zelf ander gedrag willen aanleren, moeilijkheden zelf overwinnen
blijven belangrijk en de laatste jaren is daar ook veel meer oog voor gekomen.
,1.2.1 Chronisch versus herstel
Mensen zien bij psychische patiënten vaak mensen voor zich die zijn opgenomen in klinische
voorzieningen (waarbij men ’s nachts ook in het centrum verblijft) of die verward op straat
lopen. De praktijk is echter dat de meeste mensen met een psychische aandoening thuis
wonen en een geregeld leven leiden, zij het dat ze daarin beperkt kunnen zijn vanwege de
psychische stoornis en de eventuele lichamelijke en sociale complicaties daarvan.
1.3 Indelingen
Het meest gangbare indelingssysteem is nu de DSM-5. Dit is een uitgebreid handboek dat is
opgesteld door de vereniging van psychiaters in de VS en dat systematisch alle psychische
stoornissen beschrijft die nu bekend zijn en worden geaccepteerd. Het accent hierbij ligt op
de symptomen, de duur ervan en/of de frequentie waarin ze optreden. De DSM-5 wordt
eens in de zoveel jaren vernieuwd, dus het is mogelijk dat de catalogus een heel ander
aanzien krijgt, doordat er dan meer kennis is.
1.3.1 Kritiek op de DSM-5
Een veelgehoord punt van kritiek is dat categorieën niet valide zijn. Ze komen niet overeen
met de werkelijkheid. Ook de criteria worden onbetrouwbaar vermeld, dit leidt tot
verschillende diagnoses. Een ander veelgenoemd probleem is dat de DSM-5 opmerkelijk
gedrag kenmerkt als ziek, denkt bijvoorbeeld aan ADHD.
1.4 Specifieke groepen
De statistieken geven aan dat psychische stoornissen, waaronder ook verslaving, onder de
bevolking veel voorkomen. We kunnen een aantal groepen onderscheiden met een
verhoogd risico, zoals mensen waar in de familie vanwege genetische kenmerken een
bepaalde stoornis zoals schizofrenie of bipolaire stoornis relatief veel voorkomt, of waarbij
de sociale omstandigheden een hogere kans op een psychische stoornis voorspellen. Ook
trauma in de jeugd wordt veel genoemd als een risicofactor die de kans op een psychische
stoornis later in het leven doet toenemen.
Jonge kinderen vormen in het algemeen een kwetsbare groep. Zo kunnen ze te maken
hebben met een neuro-ontwikkelingsstoornis zoals ADHD of autismespectrumstoornis. Ook
lopen kinderen op jonge leeftijd een relatief grote kans op traumatische ervaringen met een
levenslange impact. Een voorbeeld hiervan is verwaarlozing. Zulke ervaringen hoeven niet de
oorzaak te zijn van een psychische stoornis zoals schizofrenie, angst, depressie of een
verslaving maar ze verhogen wel de kans daartoe.
Onderzoek wijst uit dat een groot deel van ernstige, veelvoorkomende psychische
aandoeningen manifest wordt in de periode tussen 14 en 25 jaar. Adolescenten zijn
kwetsbaar omdat ze in zekere zin een ‘lastige’ groep vromen voor de hulpverlening. Zij zijn
op zoek naar een eigen identiteit en koesteren een sterke hang naar autonomie. Dat maakt
het voor hen lastig om van anderen aan te nemen dat er wellicht iets mis is in hun gedrag of
in hun psychische gesteldheid.
, 1.4.1 Diverse perspectieven
Hoewel veel ernstige psychische aandoeningen ontstaan in de periode tussen 15 en 25 jaar,
kunnen aandoeningen ook daarna pas voor het eerst manifest worden. Denk aan een
depressie of een post-traumatische stressstoornis.
Aan het eind van het leven is dementie veelvoorkomend en ernstig probleem. Dementie
heeft een zeer ingrijpende invloed op de cognitieve vermogens van mensen: zij verliezen het
vermogen om nieuwe herinneringen op te slaan of oude herinneringen actief op te halen.
Uiteindelijk weten zij niet meer wie ze zelf zijn of wie ze voor zich hebben.
Behalve naar leeftijd kijken we ook naar andere aspecten zoals geslacht, sociale status of
culturele en etnische achtergronden. Verder is gekeken naar het verband tussen lichamelijke
en sociale processen en het optreden en het beloop van psychische stoornissen. Wat we wel
kunnen zeggen is dat mensen met een lagere sociaaleconomische status gemiddeld grotere
kans hebben op een stoornis en minder gunstige vooruitzichten hebben.
1.5 Ontstaan van psychische problemen
We weten dat in families waar schizofrenie veel voorkomt, de kinderen van de betrokken
ouders weliswaar een verhoogd risico hebben, maar slechts in een minderheid van de
gevallen zien we werkelijk een ontwikkeling in hun brein. Een belangrijke invloed die direct
met de omgeving van doen heeft, is het hebben van traumatische ervaringen in de jeugd.
Het blijkt dat psychose heel vaak samenhangt met traumatische ervaringen in het verleden.
Ook kan er een rol van toeval zijn, van gebeurtenissen waarvoor geen duidelijke verklaring
voorhanden is en die in zoverre unieke gebeurtenissen zijn. Oorzaken worden ook wel
kwetsbaarheden genoemd. Je hebt vier soorten kwetsbaarheden:
Biologische kwetsbaarheden: Erfelijke kenmerken die van invloed kunnen zijn op het
functioneren van het individu; voeding, verzorging en veiligheid.
Psychosociale kwetsbaarheden: Stress, traumatische ervaringen, ongunstig
opvoedklimaat en leefklimaat.
Sociale omstandigheden: Lage opleiding, geringe inkomen, sociaal isolement,
uitsluiting, discriminatie.
Culturele situatie: De wijze waarop in desbetreffende cultuur wordt gedacht over en
gehandeld naar klachten, problemen en gedrag.
1.6 Biologische determinanten
Wetenschappers maken onderscheid tussen mechanismen en determinanten in het
onderzoek naar de werking en de ontwikkeling van systemen. Mechanismen hebben
betrekking op de processen in het systeem, bijv de hersenen. Determinanten hebben
betrekking op de omstandigheden waarbinnen of waaronder een systeem functioneert.
Er is inmiddels veel kennis over de invloed van stoffen in het milieu waarvan bekend is dat ze
een ongunstige invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van de hersenen bij jonge
mensen. Ook het gebruik van bepaalde stoffen tijdens de zwangerschap heeft aantoonbaar
een schadelijke invloed op de ontwikkeling van de hersenen.
Hoofdstuk 1: Overzicht en achtergronden
1.1 Psychische problemen
Gaat in het algemeen over problemen in de ontwikkeling of de realisatie van psychische
functies. Psychische functies kunnen we het beste opvatten als processen die zich voordoen
in ons hoofd en waarmee wij in staat zijn in het dagelijks leven te functioneren. Psychische
functies liggen ten grondslag aan ons gedrag. Het gaat om de vorming van geheugen
(herinneringen), het denken, het voelen, het willen en wat maar nodig is om doelen te
kunnen bereiken en met andere mensen te kunnen samenwerken of samen te leven. Deze
functies kunnen zich ontwikkelen door ervaring op te doen en daardoor te leren. We
spreken van psychische problemen als de persoon zijn of haar functioneren als
onaangenaam en niet gemakkelijk veranderbaar ervaart. Meestal is er sprake van een
kluwen van problemen. Het gaat namelijk vaak om gedachten die in de weg zitten of
verstoord zijn geraakt, gevoelens die als onprettig ervaren worden, emoties die opspelen,
een stemming die gedurende een langere tijd negatief is en waarvan de persoon niet direct
weet waardoor dat komt en hoe dat kan veranderen.
1.1.1 Stoornissen
Deze kunnen ontstaan doordat de hersenen op een bepaalde manier werken waardoor de
normale ontwikkeling van de persoonlijkheid niet goed verloopt of er tekorten ontstaan in
het denken, het voelen, de ontwikkeling van motivatie en/of de manier waarop iemand zich
gedraagt. De problemen kunnen na verloop van tijd overgaan in een psychische stoornis.
Veelvoorkomende klachten of symptomen zijn: verdrietig zijn, zenuwachtig of gestrest
voelen, concentratieproblemen, geheugenverlies, gevoeligheid voor zintuigelijke prikkels,
dwangmatigheid, verward gedrag, overdreven emotioneel, schuldgevoelens, terugtrekken
uit de omgeving, moeite met inleven.
Het kan zijn dat symptomen eerst manifest worden in fysieke problemen, zoals buik-, rug- of
hoofdpijn. Daarnaast kunnen ook allerlei plotse of opmerkelijke veranderingen in het sociaal
gedrag wijzen op de aanwezigheid van een psychische stoornis.
1.2 Vooruitzichten
Er zijn veel effectieve therapieën (zoals medicijnen, psychotherapie en allerlei sociale
interventies) die mensen helpen om minder last te hebben van hun symptomen, en helpen
om op een niet-functionele wijze met hun problemen om te gaan en meer zelfvertrouwen te
ontwikkelen om deel te nemen aan de samenleving. Maar dit lukt niet als alleen maar een
psychiater, psycholoog, verpleegkundige of sociaal werker zich over de betrokkene heeft
ontfermd. Eigen initiatief, zelf ander gedrag willen aanleren, moeilijkheden zelf overwinnen
blijven belangrijk en de laatste jaren is daar ook veel meer oog voor gekomen.
,1.2.1 Chronisch versus herstel
Mensen zien bij psychische patiënten vaak mensen voor zich die zijn opgenomen in klinische
voorzieningen (waarbij men ’s nachts ook in het centrum verblijft) of die verward op straat
lopen. De praktijk is echter dat de meeste mensen met een psychische aandoening thuis
wonen en een geregeld leven leiden, zij het dat ze daarin beperkt kunnen zijn vanwege de
psychische stoornis en de eventuele lichamelijke en sociale complicaties daarvan.
1.3 Indelingen
Het meest gangbare indelingssysteem is nu de DSM-5. Dit is een uitgebreid handboek dat is
opgesteld door de vereniging van psychiaters in de VS en dat systematisch alle psychische
stoornissen beschrijft die nu bekend zijn en worden geaccepteerd. Het accent hierbij ligt op
de symptomen, de duur ervan en/of de frequentie waarin ze optreden. De DSM-5 wordt
eens in de zoveel jaren vernieuwd, dus het is mogelijk dat de catalogus een heel ander
aanzien krijgt, doordat er dan meer kennis is.
1.3.1 Kritiek op de DSM-5
Een veelgehoord punt van kritiek is dat categorieën niet valide zijn. Ze komen niet overeen
met de werkelijkheid. Ook de criteria worden onbetrouwbaar vermeld, dit leidt tot
verschillende diagnoses. Een ander veelgenoemd probleem is dat de DSM-5 opmerkelijk
gedrag kenmerkt als ziek, denkt bijvoorbeeld aan ADHD.
1.4 Specifieke groepen
De statistieken geven aan dat psychische stoornissen, waaronder ook verslaving, onder de
bevolking veel voorkomen. We kunnen een aantal groepen onderscheiden met een
verhoogd risico, zoals mensen waar in de familie vanwege genetische kenmerken een
bepaalde stoornis zoals schizofrenie of bipolaire stoornis relatief veel voorkomt, of waarbij
de sociale omstandigheden een hogere kans op een psychische stoornis voorspellen. Ook
trauma in de jeugd wordt veel genoemd als een risicofactor die de kans op een psychische
stoornis later in het leven doet toenemen.
Jonge kinderen vormen in het algemeen een kwetsbare groep. Zo kunnen ze te maken
hebben met een neuro-ontwikkelingsstoornis zoals ADHD of autismespectrumstoornis. Ook
lopen kinderen op jonge leeftijd een relatief grote kans op traumatische ervaringen met een
levenslange impact. Een voorbeeld hiervan is verwaarlozing. Zulke ervaringen hoeven niet de
oorzaak te zijn van een psychische stoornis zoals schizofrenie, angst, depressie of een
verslaving maar ze verhogen wel de kans daartoe.
Onderzoek wijst uit dat een groot deel van ernstige, veelvoorkomende psychische
aandoeningen manifest wordt in de periode tussen 14 en 25 jaar. Adolescenten zijn
kwetsbaar omdat ze in zekere zin een ‘lastige’ groep vromen voor de hulpverlening. Zij zijn
op zoek naar een eigen identiteit en koesteren een sterke hang naar autonomie. Dat maakt
het voor hen lastig om van anderen aan te nemen dat er wellicht iets mis is in hun gedrag of
in hun psychische gesteldheid.
, 1.4.1 Diverse perspectieven
Hoewel veel ernstige psychische aandoeningen ontstaan in de periode tussen 15 en 25 jaar,
kunnen aandoeningen ook daarna pas voor het eerst manifest worden. Denk aan een
depressie of een post-traumatische stressstoornis.
Aan het eind van het leven is dementie veelvoorkomend en ernstig probleem. Dementie
heeft een zeer ingrijpende invloed op de cognitieve vermogens van mensen: zij verliezen het
vermogen om nieuwe herinneringen op te slaan of oude herinneringen actief op te halen.
Uiteindelijk weten zij niet meer wie ze zelf zijn of wie ze voor zich hebben.
Behalve naar leeftijd kijken we ook naar andere aspecten zoals geslacht, sociale status of
culturele en etnische achtergronden. Verder is gekeken naar het verband tussen lichamelijke
en sociale processen en het optreden en het beloop van psychische stoornissen. Wat we wel
kunnen zeggen is dat mensen met een lagere sociaaleconomische status gemiddeld grotere
kans hebben op een stoornis en minder gunstige vooruitzichten hebben.
1.5 Ontstaan van psychische problemen
We weten dat in families waar schizofrenie veel voorkomt, de kinderen van de betrokken
ouders weliswaar een verhoogd risico hebben, maar slechts in een minderheid van de
gevallen zien we werkelijk een ontwikkeling in hun brein. Een belangrijke invloed die direct
met de omgeving van doen heeft, is het hebben van traumatische ervaringen in de jeugd.
Het blijkt dat psychose heel vaak samenhangt met traumatische ervaringen in het verleden.
Ook kan er een rol van toeval zijn, van gebeurtenissen waarvoor geen duidelijke verklaring
voorhanden is en die in zoverre unieke gebeurtenissen zijn. Oorzaken worden ook wel
kwetsbaarheden genoemd. Je hebt vier soorten kwetsbaarheden:
Biologische kwetsbaarheden: Erfelijke kenmerken die van invloed kunnen zijn op het
functioneren van het individu; voeding, verzorging en veiligheid.
Psychosociale kwetsbaarheden: Stress, traumatische ervaringen, ongunstig
opvoedklimaat en leefklimaat.
Sociale omstandigheden: Lage opleiding, geringe inkomen, sociaal isolement,
uitsluiting, discriminatie.
Culturele situatie: De wijze waarop in desbetreffende cultuur wordt gedacht over en
gehandeld naar klachten, problemen en gedrag.
1.6 Biologische determinanten
Wetenschappers maken onderscheid tussen mechanismen en determinanten in het
onderzoek naar de werking en de ontwikkeling van systemen. Mechanismen hebben
betrekking op de processen in het systeem, bijv de hersenen. Determinanten hebben
betrekking op de omstandigheden waarbinnen of waaronder een systeem functioneert.
Er is inmiddels veel kennis over de invloed van stoffen in het milieu waarvan bekend is dat ze
een ongunstige invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van de hersenen bij jonge
mensen. Ook het gebruik van bepaalde stoffen tijdens de zwangerschap heeft aantoonbaar
een schadelijke invloed op de ontwikkeling van de hersenen.