HUISWERK 1:
VIDEO 1: Zuiver experiment:
1. Manipulatie van een onafhankelijke variabele.
2. Meting van de afhankelijke variabele.
3. Vergelijking tussen verschillende condities.
4. Controle over alle andere variabelen.
1. Manipulatie
= De onderzoeker verandert bewust een onafhankelijke variabele om een effect te
onderzoeken. → Dit creëert verschillende condities voor de studie.
● Voorbeeld: Onderzoek naar invloed van sponsoring: wel of geen vermelding van
sponsoring in een YouTube-video.
2. Measurement
= Een tweede variabele wordt gemeten voor een groep
deelnemers om een reeks scores te verkrijgen in elke behandelingsconditie.
Conditie. → afhankelijke variabele
● Voorbeeld:Het meten van advertentieherkenning door vragenlijsten of scores.
● Belangrijke punten: Zorg dat de metingen consistent en betrouwbaar zijn.
3. Vergelijking
= De scores in de ene behandelingsconditie worden vergeleken
met de scores in een andere behandelingsconditie.
● Consistente verschillen tussen behandelingen zijn bewijs dat de manipulatie
veranderingen heeft veroorzaakt in de scores.
● Significant zijn
4. Controle
= Alle andere variabelen worden gecontroleerd om er zeker van te zijn dat ze
de twee onderzochte variabelen niet beïnvloeden.
VIDEO 2: verschil tussen correlatie en causaliteit
Het doel van de experimentele onderzoeksstrategie is het vaststellen van het bestaan van
een oorzaak-gevolgrelatie tussen twee variabelen.
● Causaliteit: Het vaststellen van een oorzaak-gevolgrelatie tussen twee variabelen.
Hiervoor moet een experimentele onderzoeksmethode worden gebruikt.
● Correlatie: verband tussen bepaalde variabelen, maar je weet niet of het een het ander
correleert.
,De experimentele onderzoeksstrategie:
● Door de onafhankelijke variabele te manipuleren creëren we verschillende groepen en
ontvangen de groepen verschillende behandelingen.
● De verschillende scores van de afhankelijke variabele worden veroorzaakt door de
behandeling (IV), tenzij er vreemde variabelen in het spel zijn
→ Extraneous variable
● Vreemde variabelen= Alle variabelen buiten de onafhankelijke en afhankelijke
variabelen.
● Het doel van een goed experimenteel ontwerp is om deze vreemde variabelen te
beheersen en te voorkomen dat ze confounder variabelen worden
Confouder variabelen:
1. als het de afhankelijke variabele beïnvloedt. Iets dat niets te maken heeft met de
afhankelijke variabele is geen bedreiging
a. Assignment bias= het toewijzen van mensen aan de groep leidde tot bias
2. als het systematisch varieert met de onafhankelijke variabele. Een variabele die
willekeurig verandert, zonder relatie tot de onafhankelijke variabele, is geen bedreiging.
Externe/extraneous variabelen controleren
3 methoden om externe variabelen te controleren:
1. Randomisatie
2. Een variabele constant houden (bijvoorbeeld alleen maar 30 jarige, of alleen mannen)
3. Matching (paren maken 1 gaat naar conditie 1 en de andere conditie 2)
VIDEO 3: 10 stappen voor onderzoek doen
Stap 1: vind een research idee
● Vaak gebaseerd op alledaagse gebeurtenissen of nieuwsgierigheid.
● Relatief kleine reeks specifieke waarnemingen vormt de basis voor het vormen van een
algemene verklaring over een grotere reeks mogelijke waarnemingen (= inductie)
1. Een onderwerp kiezen
2. De literatuur bestuderen
3. Een onderzoeksvraag formuleren
Stap 2: Een hypothese opstellen
De factoren, of variabelen, identificeren die geassocieerd zijn met je observatie.
● Variabelen zijn kenmerken of omstandigheden die veranderen of verschillende waarden
hebben voor verschillende individuen.
, ● Formuleer een hypothese, of een mogelijke verklaring, voor je observatie.
Stap 3: Variabelen definiëren en meten
● Hoe manipuleer je de IV?
● Hoe de DV meten?
● Welke andere variabelen zijn betrokken?
→ Manipulatiecontrole
● Beoordelen of de manipulatie effectief was
○ Is de manipulatie geïnterpreteerd zoals bedoeld?
○ Wordt gemeten in een kleine steekproef met behulp van een pre-test
○ En/of na blootstelling aan de stimuli in het eigenlijke experimentele studie
Stap 4: Deelnemers identificeren en selecteren
● Hoeveel deelnemers zijn er nodig? → 30 voor elke groep
● Wat voor soort deelnemers?
● Waar vind ik ze?
● Zijn er ethische codes in het spel?
Stap 5: Kies een onderzoeksstrategie
● Experimenteel ontwerp? Quasi-experimenteel ontwerp? Niet-experimenteel ontwerp?
Correlationeel ontwerp?
Stap 6: Kies een onderzoeksopzet
● One factor, two way, three way factorial design?
● Within-subjects of between-subjects design?
Stap 7: Het onderzoek uitvoeren
● Verzamel de gegevens om uw hypotheses op basis van alle voorgaande stappen
Stap 8: Evalueer de gegevens
● Gebruik statistische methoden om te testen of:
○ Je gegevens betrouwbaar zijn (bijv. Factoranalyse, betrouwbaarheid van
variabelen, manipulatiecontrole)
○ Het testen van je hypothesen
Stap 9: De resultaten rapporteren
● Rapporteren of:
○ Je hypothesen aangenomen of verworpen kunnen worden (zijn er significante
verschillen tussen groepen?)
Stap 10: Verfijnen of herformuleren je onderzoeksidee
● Bijvoorbeeld: Test je hypotheses in een andere omgeving/in een andere populatie
Andere verklaringen/variabelen
VIDEO 1: Zuiver experiment:
1. Manipulatie van een onafhankelijke variabele.
2. Meting van de afhankelijke variabele.
3. Vergelijking tussen verschillende condities.
4. Controle over alle andere variabelen.
1. Manipulatie
= De onderzoeker verandert bewust een onafhankelijke variabele om een effect te
onderzoeken. → Dit creëert verschillende condities voor de studie.
● Voorbeeld: Onderzoek naar invloed van sponsoring: wel of geen vermelding van
sponsoring in een YouTube-video.
2. Measurement
= Een tweede variabele wordt gemeten voor een groep
deelnemers om een reeks scores te verkrijgen in elke behandelingsconditie.
Conditie. → afhankelijke variabele
● Voorbeeld:Het meten van advertentieherkenning door vragenlijsten of scores.
● Belangrijke punten: Zorg dat de metingen consistent en betrouwbaar zijn.
3. Vergelijking
= De scores in de ene behandelingsconditie worden vergeleken
met de scores in een andere behandelingsconditie.
● Consistente verschillen tussen behandelingen zijn bewijs dat de manipulatie
veranderingen heeft veroorzaakt in de scores.
● Significant zijn
4. Controle
= Alle andere variabelen worden gecontroleerd om er zeker van te zijn dat ze
de twee onderzochte variabelen niet beïnvloeden.
VIDEO 2: verschil tussen correlatie en causaliteit
Het doel van de experimentele onderzoeksstrategie is het vaststellen van het bestaan van
een oorzaak-gevolgrelatie tussen twee variabelen.
● Causaliteit: Het vaststellen van een oorzaak-gevolgrelatie tussen twee variabelen.
Hiervoor moet een experimentele onderzoeksmethode worden gebruikt.
● Correlatie: verband tussen bepaalde variabelen, maar je weet niet of het een het ander
correleert.
,De experimentele onderzoeksstrategie:
● Door de onafhankelijke variabele te manipuleren creëren we verschillende groepen en
ontvangen de groepen verschillende behandelingen.
● De verschillende scores van de afhankelijke variabele worden veroorzaakt door de
behandeling (IV), tenzij er vreemde variabelen in het spel zijn
→ Extraneous variable
● Vreemde variabelen= Alle variabelen buiten de onafhankelijke en afhankelijke
variabelen.
● Het doel van een goed experimenteel ontwerp is om deze vreemde variabelen te
beheersen en te voorkomen dat ze confounder variabelen worden
Confouder variabelen:
1. als het de afhankelijke variabele beïnvloedt. Iets dat niets te maken heeft met de
afhankelijke variabele is geen bedreiging
a. Assignment bias= het toewijzen van mensen aan de groep leidde tot bias
2. als het systematisch varieert met de onafhankelijke variabele. Een variabele die
willekeurig verandert, zonder relatie tot de onafhankelijke variabele, is geen bedreiging.
Externe/extraneous variabelen controleren
3 methoden om externe variabelen te controleren:
1. Randomisatie
2. Een variabele constant houden (bijvoorbeeld alleen maar 30 jarige, of alleen mannen)
3. Matching (paren maken 1 gaat naar conditie 1 en de andere conditie 2)
VIDEO 3: 10 stappen voor onderzoek doen
Stap 1: vind een research idee
● Vaak gebaseerd op alledaagse gebeurtenissen of nieuwsgierigheid.
● Relatief kleine reeks specifieke waarnemingen vormt de basis voor het vormen van een
algemene verklaring over een grotere reeks mogelijke waarnemingen (= inductie)
1. Een onderwerp kiezen
2. De literatuur bestuderen
3. Een onderzoeksvraag formuleren
Stap 2: Een hypothese opstellen
De factoren, of variabelen, identificeren die geassocieerd zijn met je observatie.
● Variabelen zijn kenmerken of omstandigheden die veranderen of verschillende waarden
hebben voor verschillende individuen.
, ● Formuleer een hypothese, of een mogelijke verklaring, voor je observatie.
Stap 3: Variabelen definiëren en meten
● Hoe manipuleer je de IV?
● Hoe de DV meten?
● Welke andere variabelen zijn betrokken?
→ Manipulatiecontrole
● Beoordelen of de manipulatie effectief was
○ Is de manipulatie geïnterpreteerd zoals bedoeld?
○ Wordt gemeten in een kleine steekproef met behulp van een pre-test
○ En/of na blootstelling aan de stimuli in het eigenlijke experimentele studie
Stap 4: Deelnemers identificeren en selecteren
● Hoeveel deelnemers zijn er nodig? → 30 voor elke groep
● Wat voor soort deelnemers?
● Waar vind ik ze?
● Zijn er ethische codes in het spel?
Stap 5: Kies een onderzoeksstrategie
● Experimenteel ontwerp? Quasi-experimenteel ontwerp? Niet-experimenteel ontwerp?
Correlationeel ontwerp?
Stap 6: Kies een onderzoeksopzet
● One factor, two way, three way factorial design?
● Within-subjects of between-subjects design?
Stap 7: Het onderzoek uitvoeren
● Verzamel de gegevens om uw hypotheses op basis van alle voorgaande stappen
Stap 8: Evalueer de gegevens
● Gebruik statistische methoden om te testen of:
○ Je gegevens betrouwbaar zijn (bijv. Factoranalyse, betrouwbaarheid van
variabelen, manipulatiecontrole)
○ Het testen van je hypothesen
Stap 9: De resultaten rapporteren
● Rapporteren of:
○ Je hypothesen aangenomen of verworpen kunnen worden (zijn er significante
verschillen tussen groepen?)
Stap 10: Verfijnen of herformuleren je onderzoeksidee
● Bijvoorbeeld: Test je hypotheses in een andere omgeving/in een andere populatie
Andere verklaringen/variabelen
