Scheikunde samenvatting H2 P3 - H3 P1, 2 – H4 P1, 2
Hoofdstuk 2
Paragraaf 3
- Hoe je stoffen met een formule kunt weergeven.
Stoffen worden weergegeven met formules die de samenstelling van moleculen aangeven,
bijvoorbeeld water = H2O (2 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom).
- De formules van een aantal belangrijke stoffen.
• Water: H2O
• Zuurstof: O2
• Koolstofdioxide: CO2
• Methaan: CH4
• Glucose: C6H12O6
- De naamgeving van eenvoudige stoffen.
Eenvoudige stoffen bestaan uit een combinatie van elementen. Regels:
• Het eerste element behoudt zijn naam.
• Het tweede element krijgt de uitgang ‘-ide’
• Voorvoegsels (mono-, di-, tri-, etc.) geven het aantal atomen aan:
CO: koolstofmonoxide
CO2: koolstofdioxide
- De molecuulmassa berekenen met atoommassa’s
Atoommassa x aantal atomen.
- Het massapercentage van een atoomsoort in een molecuul berekenen
Massapercentage = massa van het atoomsoort / totale molecuulmassa x 100%
Hoofstuk 3
Paragraaf 1
- Chemische reacties herkennen.
Chemische reacties zijn processen waarbij stoffen veranderen in nieuwe stoffen met
andere eigenschappen.
- De kenmerken van een chemische reactie.
• Er is altijd sprake van een verandering in stofeigenschappen.
• De massa blijft behouden (wet van behoud van massa).
• Er is een energie-uitwisseling, bijvoorbeeld warmte, licht of geluid.
- Vijf factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden.
• Temperatuur: Een hogere temperatuur versnelt de reactie.
• Concentratie: Hoe hoger de concentratie, hoe sneller de reactie.
• Verdelingsgraad: Fijn verdeelde stoffen reageren sneller.
• Katalysator: Versnelt de reactie zonder zelf verbruikt te worden.
• Soort stof: Verschillende stoffen reageren in verschillend tempo.
- Wat een explosie is en wanneer die optreedt.
Een explosie is een zeer snelle reactie met veel warmte en gasvorming, vaak
optredend bij hoge temperatuur en/of druk.
Paragraaf 2
- Wat een reactieschema is en hoe je dat opstelt.
Een schematische weergave van een chemische reactie met woorden, bijvoorbeeld:
Magnesium + zuurstof → magnesiumoxide.
Hoofdstuk 2
Paragraaf 3
- Hoe je stoffen met een formule kunt weergeven.
Stoffen worden weergegeven met formules die de samenstelling van moleculen aangeven,
bijvoorbeeld water = H2O (2 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom).
- De formules van een aantal belangrijke stoffen.
• Water: H2O
• Zuurstof: O2
• Koolstofdioxide: CO2
• Methaan: CH4
• Glucose: C6H12O6
- De naamgeving van eenvoudige stoffen.
Eenvoudige stoffen bestaan uit een combinatie van elementen. Regels:
• Het eerste element behoudt zijn naam.
• Het tweede element krijgt de uitgang ‘-ide’
• Voorvoegsels (mono-, di-, tri-, etc.) geven het aantal atomen aan:
CO: koolstofmonoxide
CO2: koolstofdioxide
- De molecuulmassa berekenen met atoommassa’s
Atoommassa x aantal atomen.
- Het massapercentage van een atoomsoort in een molecuul berekenen
Massapercentage = massa van het atoomsoort / totale molecuulmassa x 100%
Hoofstuk 3
Paragraaf 1
- Chemische reacties herkennen.
Chemische reacties zijn processen waarbij stoffen veranderen in nieuwe stoffen met
andere eigenschappen.
- De kenmerken van een chemische reactie.
• Er is altijd sprake van een verandering in stofeigenschappen.
• De massa blijft behouden (wet van behoud van massa).
• Er is een energie-uitwisseling, bijvoorbeeld warmte, licht of geluid.
- Vijf factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden.
• Temperatuur: Een hogere temperatuur versnelt de reactie.
• Concentratie: Hoe hoger de concentratie, hoe sneller de reactie.
• Verdelingsgraad: Fijn verdeelde stoffen reageren sneller.
• Katalysator: Versnelt de reactie zonder zelf verbruikt te worden.
• Soort stof: Verschillende stoffen reageren in verschillend tempo.
- Wat een explosie is en wanneer die optreedt.
Een explosie is een zeer snelle reactie met veel warmte en gasvorming, vaak
optredend bij hoge temperatuur en/of druk.
Paragraaf 2
- Wat een reactieschema is en hoe je dat opstelt.
Een schematische weergave van een chemische reactie met woorden, bijvoorbeeld:
Magnesium + zuurstof → magnesiumoxide.