Samenvatting locoregionale
technieken
Minor AM
Locoregionale technieken
Locoregionale anesthesie = vorm van anesthesie waarbij de
prikkelgeleiding (natriuminflux) in een bepaald lichaamsgebied tijdelijk
wordt geblokkeerd door middel van een lokaal anestheticum. Het lokale
anestheticum wordt rondom een zenuw ingespoten waar het bindt aan
natriumkanalen waardoor de opening hiervan wordt belemmerd. Ook
neemt de membraanpermeabiliteit af, waardoor de drempelpotentiaal niet
meer wordt bereikt. Hierdoor blijft een actiepotentiaal uit en is er geen
prikkelgeleiding.
Het volume van het lokale anestheticum is de belangrijkste factor op de
uitbreiding van de blokkade. Hoe groter het volume, hoe meer segmenten
(dermatomen) geblokkeerd worden.
Aan het lokale anestheticum kan glucose toegevoegd worden, dit zorgt
voor langere werkzaamheid van het anestheticum. Glucose is een
zwaarder molecuul dat minder snel wordt afgebroken, als het lokale
anestheticum zich bindt aan glucosemoleculen zal dit dus minder snel
worden afgebroken, waardoor het langer werkzaam is in het lichaam.
Medicatie bij lokale anesthesie:
- Efedrine (verhoging van de RR via vasoconstrictie en verhoging van
de hartslag door stimulatie van de a- en b-receptoren)
- Fenylefrine (vasoconstrictie via directe werking op a1-receptoren)
- Atropine (verhoging sinusfrequentie en sinoatriale/AV-geleiding)
- Hypnoticum (slaapmiddel)
- Relaxantia (spierverslapping)
- Analgetica (pijnstilling)
Voorbereiding voor lokale anesthesie:
- Goed infuus (afdeling infuus checken)
- Controle anesthesielijst en afspraak anesthesioloog
- Ritmebewaking (3 leads)
- Saturatiemeting
- NIBP
- Materialen t.b.v. locoregionale techniek
- Intubatiemateriaal, ademsystemen
- Methodieken te vinden in protocollenboek
1
technieken
Minor AM
Locoregionale technieken
Locoregionale anesthesie = vorm van anesthesie waarbij de
prikkelgeleiding (natriuminflux) in een bepaald lichaamsgebied tijdelijk
wordt geblokkeerd door middel van een lokaal anestheticum. Het lokale
anestheticum wordt rondom een zenuw ingespoten waar het bindt aan
natriumkanalen waardoor de opening hiervan wordt belemmerd. Ook
neemt de membraanpermeabiliteit af, waardoor de drempelpotentiaal niet
meer wordt bereikt. Hierdoor blijft een actiepotentiaal uit en is er geen
prikkelgeleiding.
Het volume van het lokale anestheticum is de belangrijkste factor op de
uitbreiding van de blokkade. Hoe groter het volume, hoe meer segmenten
(dermatomen) geblokkeerd worden.
Aan het lokale anestheticum kan glucose toegevoegd worden, dit zorgt
voor langere werkzaamheid van het anestheticum. Glucose is een
zwaarder molecuul dat minder snel wordt afgebroken, als het lokale
anestheticum zich bindt aan glucosemoleculen zal dit dus minder snel
worden afgebroken, waardoor het langer werkzaam is in het lichaam.
Medicatie bij lokale anesthesie:
- Efedrine (verhoging van de RR via vasoconstrictie en verhoging van
de hartslag door stimulatie van de a- en b-receptoren)
- Fenylefrine (vasoconstrictie via directe werking op a1-receptoren)
- Atropine (verhoging sinusfrequentie en sinoatriale/AV-geleiding)
- Hypnoticum (slaapmiddel)
- Relaxantia (spierverslapping)
- Analgetica (pijnstilling)
Voorbereiding voor lokale anesthesie:
- Goed infuus (afdeling infuus checken)
- Controle anesthesielijst en afspraak anesthesioloog
- Ritmebewaking (3 leads)
- Saturatiemeting
- NIBP
- Materialen t.b.v. locoregionale techniek
- Intubatiemateriaal, ademsystemen
- Methodieken te vinden in protocollenboek
1