HISTOLOGIE VAN HET BINDWEEFSEL
1) BINDWEEFSEL
ALGEMEEN
• mechanische functie
o lichaamsvorm in stand brengen en houden
o materiaal dat cellen en organen verbindt
• opbouw: extracellulaire matrix = belangrijkste deel
o vezels: collageen en elastische vezels
o grondsubstantie: GAGs + proteoglycanen + glycoproteïnen
• ontstaan: mesoderm → mesenchym (mesenchymale cellen)
FUNCTIES
• steun
o kapsels rond en trabekels in organen
o pezen en ligamenten
o ruimte tussen organen vullen
o speciale vormen: bot en kraakbeen
• afweer
o barrière tegen verspreiding van bv. bacteriën
o verdedigen tegen infectie: fagocyterende cellen behorend tot het afweersysteem
• voeding
o bloedvaten in bindweefsel voeden andere weefsels
o intermediair waarlangs voedings- en afvalstoffen w uitgewisseld tss de celle en de hen
verzorgende bloedvaten
SAMENSTELLING
1. cellen in het bindweefsel
Fibroblast
= meest algemeen voorkomende bindweefselcel
• functie: produceren collagene & elastische vezels + GAGs en glycoproteïnen vd grondsubstantie
• soorten fibroblasten
o actieve fibroblasten: groot, euchromatische kern, uitgesproken cytoplasma
o inactieve fibroblasten = fibrocyten: klein, heterochromatische kern, minder cyto
o myofibroblasten: bij reparatieprocessen, toename actinefilamenten in cyto fibroblast
• elektronenmicroscopie:
o fibroblast:
▪ groot
▪ ovalen, grote, lichte kern met grote nucleolus
▪ rijk ontwikkeld RER en Golgi
▪ slanke mitochondria
▪ onregelmatige cyto-uitlopers
o fibrocyt:
▪ klein
▪ langwerpige, kleine, donkere kern
▪ weinig ontwikkeld RER en Golgi
o myofibroblast
▪ extreem veel cytoplasma
▪ lijnvormig (contractiel!)
,2. vezels in het bindweefsel
a. collagene vezels
= familie v eiwitten
• opbouw:
o aminozuren: verschillen in az samenstelling = verschillen in collageentypes
gebruikte aminozuren: glycine, proline, hydroxyproline
o tropocollageen: basiseiwit (3 polypeptide ketens die een tripel-helix vormen)
o fibrillen: meerdere aaneengevoegde tropocollagenen → type I, II, III
(collageen type IV → geen fibrillen maar korrelige lagen)
▪ dunne structuren
▪ EM: dwarsbandpatroon
door typische rangschikking vd tropocollageen mol, die elkaar deels overlappen
o Vezels: meerdere fibrillen samen
▪ LM
▪ Tot bundels verenigd (niet bij collageen type II)
• Eigenschappen:
o Kleur:
▪ Kleurloos: pezen en aponeurosn
▪ Wit: littekenweefsel
o Niet elastisch, MAAR grote trekvastheid en buigzaamheid
• Microscopie:
o EM: rond, onvertakt, dwarsbandpatroon
o LM: gekruist dooreenlopende, golvend
, b. Elastische vezel
Hoe onderscheiden we elastische vezels van collagene vezels?
1/elastische vezels zijn dunner, verlopen strakker en zijn niet uit echte fibrillen zijn opgebouwd
2/elastische vezels een echt netwerk vormen doordat ze vertakken of op kruispunten zijn versmolten
3/elastische vezels in elektronenmicroscopisch beeld geen dwarse bandtekening tonen
4/ elastine is niet trekvast
• Opbouw:
o Huid: door fibroblasten
o Grote bloedvaten: door gladde spiercellen
• Microscopie:
o LM: H/E kleuring → zwakke kleuring ⇒ orceïne/elastica von Gieson (bruin/rood/zwart)
o EM: netwerk!
c. Reticulaire vezel
~ collageen maar dunner en specifieke functie
, 3. grondsubstantie
→ vult de ruimte tussen cellen en de vezels van het bindweefsel
viscositeit van de grondsubstantie zorgt voor een barrière
• microscoop:
o LM: grondsubstantie is PAS positief
→ bevat dus suikes
o EM: grondsubstantie = korrelig meteriaal tussen de
cellen en de fibrillaire structuren
→ 2 componenten: GAGs + STRUCURELE PROTEÏNEN
a. Glycosaminoglycanen (GAGs)
b. proteoglycanen
c. structurele glycoproteïnen
1) BINDWEEFSEL
ALGEMEEN
• mechanische functie
o lichaamsvorm in stand brengen en houden
o materiaal dat cellen en organen verbindt
• opbouw: extracellulaire matrix = belangrijkste deel
o vezels: collageen en elastische vezels
o grondsubstantie: GAGs + proteoglycanen + glycoproteïnen
• ontstaan: mesoderm → mesenchym (mesenchymale cellen)
FUNCTIES
• steun
o kapsels rond en trabekels in organen
o pezen en ligamenten
o ruimte tussen organen vullen
o speciale vormen: bot en kraakbeen
• afweer
o barrière tegen verspreiding van bv. bacteriën
o verdedigen tegen infectie: fagocyterende cellen behorend tot het afweersysteem
• voeding
o bloedvaten in bindweefsel voeden andere weefsels
o intermediair waarlangs voedings- en afvalstoffen w uitgewisseld tss de celle en de hen
verzorgende bloedvaten
SAMENSTELLING
1. cellen in het bindweefsel
Fibroblast
= meest algemeen voorkomende bindweefselcel
• functie: produceren collagene & elastische vezels + GAGs en glycoproteïnen vd grondsubstantie
• soorten fibroblasten
o actieve fibroblasten: groot, euchromatische kern, uitgesproken cytoplasma
o inactieve fibroblasten = fibrocyten: klein, heterochromatische kern, minder cyto
o myofibroblasten: bij reparatieprocessen, toename actinefilamenten in cyto fibroblast
• elektronenmicroscopie:
o fibroblast:
▪ groot
▪ ovalen, grote, lichte kern met grote nucleolus
▪ rijk ontwikkeld RER en Golgi
▪ slanke mitochondria
▪ onregelmatige cyto-uitlopers
o fibrocyt:
▪ klein
▪ langwerpige, kleine, donkere kern
▪ weinig ontwikkeld RER en Golgi
o myofibroblast
▪ extreem veel cytoplasma
▪ lijnvormig (contractiel!)
,2. vezels in het bindweefsel
a. collagene vezels
= familie v eiwitten
• opbouw:
o aminozuren: verschillen in az samenstelling = verschillen in collageentypes
gebruikte aminozuren: glycine, proline, hydroxyproline
o tropocollageen: basiseiwit (3 polypeptide ketens die een tripel-helix vormen)
o fibrillen: meerdere aaneengevoegde tropocollagenen → type I, II, III
(collageen type IV → geen fibrillen maar korrelige lagen)
▪ dunne structuren
▪ EM: dwarsbandpatroon
door typische rangschikking vd tropocollageen mol, die elkaar deels overlappen
o Vezels: meerdere fibrillen samen
▪ LM
▪ Tot bundels verenigd (niet bij collageen type II)
• Eigenschappen:
o Kleur:
▪ Kleurloos: pezen en aponeurosn
▪ Wit: littekenweefsel
o Niet elastisch, MAAR grote trekvastheid en buigzaamheid
• Microscopie:
o EM: rond, onvertakt, dwarsbandpatroon
o LM: gekruist dooreenlopende, golvend
, b. Elastische vezel
Hoe onderscheiden we elastische vezels van collagene vezels?
1/elastische vezels zijn dunner, verlopen strakker en zijn niet uit echte fibrillen zijn opgebouwd
2/elastische vezels een echt netwerk vormen doordat ze vertakken of op kruispunten zijn versmolten
3/elastische vezels in elektronenmicroscopisch beeld geen dwarse bandtekening tonen
4/ elastine is niet trekvast
• Opbouw:
o Huid: door fibroblasten
o Grote bloedvaten: door gladde spiercellen
• Microscopie:
o LM: H/E kleuring → zwakke kleuring ⇒ orceïne/elastica von Gieson (bruin/rood/zwart)
o EM: netwerk!
c. Reticulaire vezel
~ collageen maar dunner en specifieke functie
, 3. grondsubstantie
→ vult de ruimte tussen cellen en de vezels van het bindweefsel
viscositeit van de grondsubstantie zorgt voor een barrière
• microscoop:
o LM: grondsubstantie is PAS positief
→ bevat dus suikes
o EM: grondsubstantie = korrelig meteriaal tussen de
cellen en de fibrillaire structuren
→ 2 componenten: GAGs + STRUCURELE PROTEÏNEN
a. Glycosaminoglycanen (GAGs)
b. proteoglycanen
c. structurele glycoproteïnen