JD: Elektriciteit- Toepassingen
Bundel 1: Basisbegrippen (Hoofdstuk 1)
Overzicht: slide 2
Basisbegrippen: slide 3
- wat we gaan zien
- weerstand en stroom zijn elkaars omgekeerde
Basisgrootheden: slide 4
- Spanning U [V, volt]
- Stroom I [A, ampère]
- Weerstand R [Ω , Ohm]
- Geleidbaarheid G [S, siemens] G = 1/R
Spanning is hetgeen de bron levert. (batterij, generator)
Stroom is hetgeen de verbruiker vraagt aan de bron. (weerstand)
Je kan wel een spanning hebben zonder een stroom maar nooit een stroom zonder een spanning en om
een stroom te hebben moet er een verbruiker zijn.
Gelijkspanning & gelijkstroom
Gelijkspanning: slide 5
= de richting van de stroom is steeds hetzelfde
- nodig voor batterijen
- vermogen P = U*I
Batterijen: slide 7
- UPS = uninterruptible power supply
- moderne batterijen
- tram met bovenlijn
- Autobatterij
HVDC installaties: slide 11
- gelijkstroom: gebruikt om spanning te verdelen
- lange verbindingen: gelijkstroom gebruiken want wisselstroom niet stabiel genoeg
Ohm- Pouillet: slide 12
- Geleiders: geven stroom goed door
- Weerstand R: houden stroom tegen
Wisselspanning & wisselstroom
Wisselspanning: slide 13
= een periodiek signaal, de variatie herhaald zich iedere keer
Wisselstroom: slide 14
- bij een bepaalde frequentie: 50Hz [Herz]
Frequentie – periode: slide 15
- 50 en 60 Herz
- î = effectieve waarde
Spanning en stroom in fase: slide 20
- I = stroom
- U = Spanning
Voorijlende stroom: slide 21
- stroom gaat door 0 en DAN PAS door spanning
1
, Naijlende stroom: slide 22
- stroom gaat door spanning en DAN door 0
Wisselstroomelementen: slide 23
Inductantie: slide 25
- Inductor [henri] = spoel, iets dat goed geleid.
- magnetisch veld
- naijlende stroom
Condensatoren: slide 26
- Condensator [Fahhrad] = opgebouwd uit twee geleiders = capaciteit
= om spanning te stabiliseren, slaagt elektrische energie op
Serie & parallel: slide 27
- voorijling = inductief karakter
- naijling = capacitief karakter
Elementen en faseverschuivingen
Weerstand R: slide 28
- koper heeft kleine weerstand (goud ook maar te duur)
Inductantie L: slide 30
Condensator C: slide 32
Schema: slide 34
- Weerstand = R + beetje L (beetje c) -- houdt stroom tegen
- Spoel = L + beetje R (beetje c) -- geleid stroom
- Condensator = C + beetje R (beetje L) -- opslag elektriciteit
spoelen en condensatoren heffen elkaars werking op.
Vermogen bij wisselstroom: slide 37
- Vermogen en energie niet hetzelfde. Vermogen is wat je werkelijk kan overbrengen
- Vermogen uitgedrukt in Watt [W = J/s]
- vermogen = spanning U [A] * Stroom I [V]
- P = U*I
Reactief en schrijnbaar vermogen: slide 38
- Schijnbaar vermogen: S = U*I eenheid volt-ampère, VA
- Actief vermogen: P = U*I* cosφ eenheid volt, V
- Reactief of blind vermogen: Q = U*I* sinφ eenheid volt-ampère-reactief, VAr
Arbeidsfactor en geleiderdiameter: slide 39
P
- cosφ= : wat de geleider opwarmt
S
- grenswaarde: cosφ = 0.9
Netbeheer: slide 40
- belangrijk schema
- actief vermogen (globaal) niet in evenwicht: frequentiewijziging
- reactief vermogen (lokaal) niet in evenwicht: spanningsinstorting
- condensatoren zetten om reactief vermogen te regelen
- netbeheerder zowel actief als reactief vermogen controleren
Vergelijkingen actief en reactief vermogen: slide 41
- Platen: koperen plaat <-> rubberen mat
- boot
- trein: lading <-> wagens
Kortsluitvermigen: slide 44
2