GI-stelsel – Biochemie
1. Hormonen: thyroïd-, steroïd en (poly)peptide
hormonen
1.1 Inleiding
Eigenschappen
o Beïnvloeden fties op andere plaatsen in lichaam
o Organische stof
o Lage hoveelheden
Endocriene – paracriene – autocriene signalisatie
o Endocrien: doelwitcel = veraf gelegen
Stabiele hormonen, mag niet snel afgebroken w
Sterke verdunning in bloedbaan -> nood aan hoge affiniteit voor receptor
o Paracrien: doelwitcel ligt in onmiddelijke omgeving
Onstabiel, mag niet ver geraken -> snelle afbraak
Niet verdund -> hoge concnetratie in synaps -> lage affiniteit voor receptor
Bij lekkage in omgeving, te weinig affiniteit voor OO naburige cel
o Autocrien: secreterende cel = doelwitcel
Receptoren in
o Plasmamembraan
o Cytoplasma (diffusie door celmembraan)
Vb : cortisolR, bij OO cortisol ->> nucleus en w nucleaire receptor
o Celkern
Vb: thyroïdhormoonR
1.2 Affiniteit van de hormonen
H + R <-> HR
[ HR ]
Associatiecte: KA =
[ H ]∗[ R]
o No : grote waarde
1
o Eenheid :
M
o Sterkte van hormoon-receptorbinding
1
Dissociatiecte : KD =
KA
o No : kleine waarde
o = [H] bij 50% receptorbezetting (als [HR] = [R])
o Hyperbolische curve
o Hoe hoger concentratie vrij hormoon -> hoe hoger teceptorbinding
K∗[ H ]
Fractionele receptorbezetting =
( Ka∗[ H ] ) +1
o Hoeveel % vd receptor is bezet met hormoon
Scatchard Plot:
1. Hormonen: thyroïd-, steroïd en (poly)peptide
hormonen
1.1 Inleiding
Eigenschappen
o Beïnvloeden fties op andere plaatsen in lichaam
o Organische stof
o Lage hoveelheden
Endocriene – paracriene – autocriene signalisatie
o Endocrien: doelwitcel = veraf gelegen
Stabiele hormonen, mag niet snel afgebroken w
Sterke verdunning in bloedbaan -> nood aan hoge affiniteit voor receptor
o Paracrien: doelwitcel ligt in onmiddelijke omgeving
Onstabiel, mag niet ver geraken -> snelle afbraak
Niet verdund -> hoge concnetratie in synaps -> lage affiniteit voor receptor
Bij lekkage in omgeving, te weinig affiniteit voor OO naburige cel
o Autocrien: secreterende cel = doelwitcel
Receptoren in
o Plasmamembraan
o Cytoplasma (diffusie door celmembraan)
Vb : cortisolR, bij OO cortisol ->> nucleus en w nucleaire receptor
o Celkern
Vb: thyroïdhormoonR
1.2 Affiniteit van de hormonen
H + R <-> HR
[ HR ]
Associatiecte: KA =
[ H ]∗[ R]
o No : grote waarde
1
o Eenheid :
M
o Sterkte van hormoon-receptorbinding
1
Dissociatiecte : KD =
KA
o No : kleine waarde
o = [H] bij 50% receptorbezetting (als [HR] = [R])
o Hyperbolische curve
o Hoe hoger concentratie vrij hormoon -> hoe hoger teceptorbinding
K∗[ H ]
Fractionele receptorbezetting =
( Ka∗[ H ] ) +1
o Hoeveel % vd receptor is bezet met hormoon
Scatchard Plot: