Project 1
DeHart, G. B., Sroufe, A. L., & Cooper, R. G. (2004). Child development: its nature and
course (5th ed.). Boston: McGraw-Hill. Hoofdstuk 9 over cognitieve ontwikkeling in de vroege
kindertijd.
Introductie
De manier van denken van kleuters verschilt op fundamentele manieren van dat van baby’s en
peuters. Kleuters hebben nog drie cognitieve limitaties:
1. Centratie: een deel van de informatie in overweging nemen, terwijl meerdere delen
relevant zijn.
2. Uiterlijk realiteitsprobleem: moeilijkheden in onderscheid maken tussen uiterlijk en
realiteit (blauw filter en witte tafel).
3. Moeilijkheden in het beheren van aandachts- en geheugenprocessen.
Egocentrisme: het onvermogen om rekening te houden met het perspectief van een ander.
Het redeneervermogen van kleuters
2-7 jaar is de preoperationele periode, welke wordt gekarakteriseerd door het onvermogen om
logische operaties te gebruiken bij het redeneren.
- Piaget vond geen weloverwogen redenatie over causatie tot de midden kindertijd, maar
recent onderzoek vond dat kleuters causatie begrijpen in simpele en bekende processen.
- Piaget geloofde dat kleuters de neiging hebben om leven toe te schrijven aan niet levende
objecten. Recent onderzoek laat zien dat kinderen het onderscheidt tussen levende en niet
levende dingen rond 3 jaar kunnen maken.
- Een weloverwogen begrip van conservatie ontwikkelt pas rond de midden kindertijd.
Conservatie is het idee dat de hoeveelheid van iets hetzelfde blijft ondanks de vorm of
uiterlijk. Voor elke vorm van conservatie gaan kinderen door 3 stages heen: non-
conservatie, transitionele fase en begrip van conservatie.
o Conservatie van vloeibaar volume (verschillende glazen).
o Conservatie van hoeveelheid (de hoeveelheid blijft hetzelfde na reorganisatie).
o Conservatie van massa (de massa blijft hetzelfde nadat de vorm veranderd).
o Conservatie van lengte (de lengte blijft hetzelfde als de lijn niet meer recht loopt).
- Nieuwe cognitieve vaardigheden kunnen soms eerder aan kinderen worden geleerd. Dit
kan alleen als ze al een cognitief framework hebben waarin de vaardigheid in kan worden
geïntegreerd.
- Kleuters hebben een beetje begrip van de effecten van optellen en aftrekken van kleine
nummers. Ze ontwikkelen de kwantitatieve regels om dit uit te voeren rond 6-7 jaar.
- Leren tellen kan worden verdeeld in 5 principes:
o One-to-one principe: het idee dat elk object gepaard wordt met een nummer.
o Stable-order principe: er is een vaste volgorde van nummers (1,2,3, etc.).
o Cardinale principe: het laatste nummer omvat het totale aantal.
o Abstraction principe: het idee dat elke set van objecten telbaar is.
1
, o Order-irrelevant principe: het maakt niet uit in welke volgorde de objecten
worden geteld.
- Kleuters hebben een intuïtief, kwalitatief concept van meting. Ze hebben nog geen besef
van kwantitatieve metingen.
- Piaget heeft kleuters onderschat op de volgende gebieden: classificeren, seriation, en de
transitieve inferentievaardigheden. Recent onderzoek geeft een completer beeld van de
eigenschappen op dit gebied.
o Classificatie: de vaardigheid een groep in te delen op basis van gedeelde
karakteristieken (grootte, vorm).
o Seriation: de vaardigheid om dingen logisch te rangschikken (van oud naar
nieuw).
o Transitieve inferentievaardigheden: de vaardigheid de relatie tussen twee objecten
af te leiden, door hun relatie tot een derde object te weten (mike is langer dan
brian, brain is langer dan justin, wie is langer mike of justin?).
- Kleuters ontwikkelen geleidelijk de vaardigheid om te onderscheiden tussen uiterlijk en
werkelijkheid. Hun problemen op dit gebied zijn niet zo erg als werd gedacht. Als ze 6
jaar zijn, zijn ze deze limitaties grotendeels overkomen.
De aandacht en geheugen capaciteiten van kleuters
Kleuters hebben een aantal limitaties op gebied van aandacht en geheugen. Maar ze ontwikkelen
geleidelijk aandacht en geheugen eigenschappen welke hen helpen cognitieve taken uit te
voeren.
- Kleuters gebruiken minder aandacht strategieën dan oudere kinderen. Ze scannen minder
systematisch en worden meer afgeleid door irrelevante informatie.
- In het gewone leven laten kleuters zien een goed herkenningsgeheugen en free recall te
hebben. In het laboratorium oen ze het goed op herkenningstaken, specifiek op die met
spatiele locatie.
o Herkenningsgeheugen: de vaardigheid om een specifieke stimulus als bekend te
zien.
o Free recall: de vaardigheid om spontaan informatie uit het LTG te halen.
- De geheugen limitaties van kleuters kan worden uitgelegd door hun slome informatie
verwerkingssnelheid, hun gelimiteerde basis kennis en het ontbreken van geheugen
strategieën.
- Volwassenen zijn vaak betrokken bij de formatie en het ophalen van het geheugen van
kinderen. Hun invloed heeft
praktische implicaties op de
betrouwbaarheid van kleuters als
getuigen.
Het informatie verwerkingsmodel
In het model van informatie verwerking
komt informatie eerst in de sensorische
registers (1-5 sec), welke een grote
capaciteit heeft. Voordat de informatie na 1
seconde vervaagd, wordt een deel
overgedragen naar het korte termijn
2
, geheugen (KTG; 10-20 sec). Hierna gaat een deel over naar het lange termijn geheugen (LTG).
Het gebruik van geheugen strategieën zorgt er voor dat informatie in het LTG wordt
opgeslagen.
Aandacht vaardigheden: processen welke de overdracht van informatie van sensorisch register
naar werkgeheugen (aka KTG) verzorgen.
Geheugen vaardigheden: processen waardoor informatie van het werkgeheugen wordt
overgedragen naar het LTG.
Sociale cognitie
Verbeteringen in geheugen en andere cognitieve vaardigheden gedurende de jongere kinderjaren
vergroot het begrip van de sociale wereld.
- Piaget karakteriseerde de gedachten van kleuters als egocentrisch. Er is genoeg bewijs
voor beide perceptuele en cognitieve egocentrisme in het denken bij kleuters, maar het
is niet zo zwart-wit als Piaget geloofde.
- De Theory of Mind (het begrip van de geest en mentale processen) bij kinderen is
gebaseerd op 5 fundamentele principes:
o Minds exist (refereren naar mentale staat zoals gevoelens en wensen).
o Minds have connections to the physical world (wat mensen denken, voelen en
weten is gelinkt aan objecten en events, ontwikkelt rond 3 jaar bv. ToM taak).
o Minds are separate and different from the physical world (verschil tussen
fantaseren en realiteit, ontwikkelt rond 3 jaar bv. Koekje).
o Minds can represent objects and events accurately or inaccurately (verplaatsen
van object, weet het kind waar het object is. Ontwikkelt rond 4/5 jaar, false belief
taak).
o Minds actively interpret reality and emotional experiences.
- De ontwikkeling van communicatieve vaardigheden van kinderen tijdens de kleutertijd
laat een afname van egocentrisme zien. Er zijn tegenstrijdige resultaten bij onderzoeken
over de communicatie vaardigheden van kinderen. Deze laten dan ook het competentie-
prestatie verschil zien.
o Dit is het verschil tussen wat kinderen kunnen onder optimale omstandigheden en
hoe ze werkelijk presteren op een taak.
- Het begrip van scripts staat kleuters toe het meest te maken van hun gelimiteerde
cognitieve middelen, specifiek in de interactie met andere kinderen.
o Scripts: een abstracte representatie van de volgorde van acties nodig om een doel
te bereiken.
Overzicht van de cognitieve ontwikkeling van kleuters
- Opkomend begrip van causaliteit, vooral in op simpele en bekende systemen.
- De vaardigheid om duidelijke verschillen te maken tussen levende en niet-levende
dingen.
- Een kwalitatief begrip van concepten gerelateerd aan kwantiteit en kennis van kleine
hoeveelheden.
- Een beginnend begrip van classificatie en andere logische relaties.
- Geleidelijke ontwikkeling van de vaardigheid om onderscheid te maken tussen
werkelijkheid en schijn.
3
DeHart, G. B., Sroufe, A. L., & Cooper, R. G. (2004). Child development: its nature and
course (5th ed.). Boston: McGraw-Hill. Hoofdstuk 9 over cognitieve ontwikkeling in de vroege
kindertijd.
Introductie
De manier van denken van kleuters verschilt op fundamentele manieren van dat van baby’s en
peuters. Kleuters hebben nog drie cognitieve limitaties:
1. Centratie: een deel van de informatie in overweging nemen, terwijl meerdere delen
relevant zijn.
2. Uiterlijk realiteitsprobleem: moeilijkheden in onderscheid maken tussen uiterlijk en
realiteit (blauw filter en witte tafel).
3. Moeilijkheden in het beheren van aandachts- en geheugenprocessen.
Egocentrisme: het onvermogen om rekening te houden met het perspectief van een ander.
Het redeneervermogen van kleuters
2-7 jaar is de preoperationele periode, welke wordt gekarakteriseerd door het onvermogen om
logische operaties te gebruiken bij het redeneren.
- Piaget vond geen weloverwogen redenatie over causatie tot de midden kindertijd, maar
recent onderzoek vond dat kleuters causatie begrijpen in simpele en bekende processen.
- Piaget geloofde dat kleuters de neiging hebben om leven toe te schrijven aan niet levende
objecten. Recent onderzoek laat zien dat kinderen het onderscheidt tussen levende en niet
levende dingen rond 3 jaar kunnen maken.
- Een weloverwogen begrip van conservatie ontwikkelt pas rond de midden kindertijd.
Conservatie is het idee dat de hoeveelheid van iets hetzelfde blijft ondanks de vorm of
uiterlijk. Voor elke vorm van conservatie gaan kinderen door 3 stages heen: non-
conservatie, transitionele fase en begrip van conservatie.
o Conservatie van vloeibaar volume (verschillende glazen).
o Conservatie van hoeveelheid (de hoeveelheid blijft hetzelfde na reorganisatie).
o Conservatie van massa (de massa blijft hetzelfde nadat de vorm veranderd).
o Conservatie van lengte (de lengte blijft hetzelfde als de lijn niet meer recht loopt).
- Nieuwe cognitieve vaardigheden kunnen soms eerder aan kinderen worden geleerd. Dit
kan alleen als ze al een cognitief framework hebben waarin de vaardigheid in kan worden
geïntegreerd.
- Kleuters hebben een beetje begrip van de effecten van optellen en aftrekken van kleine
nummers. Ze ontwikkelen de kwantitatieve regels om dit uit te voeren rond 6-7 jaar.
- Leren tellen kan worden verdeeld in 5 principes:
o One-to-one principe: het idee dat elk object gepaard wordt met een nummer.
o Stable-order principe: er is een vaste volgorde van nummers (1,2,3, etc.).
o Cardinale principe: het laatste nummer omvat het totale aantal.
o Abstraction principe: het idee dat elke set van objecten telbaar is.
1
, o Order-irrelevant principe: het maakt niet uit in welke volgorde de objecten
worden geteld.
- Kleuters hebben een intuïtief, kwalitatief concept van meting. Ze hebben nog geen besef
van kwantitatieve metingen.
- Piaget heeft kleuters onderschat op de volgende gebieden: classificeren, seriation, en de
transitieve inferentievaardigheden. Recent onderzoek geeft een completer beeld van de
eigenschappen op dit gebied.
o Classificatie: de vaardigheid een groep in te delen op basis van gedeelde
karakteristieken (grootte, vorm).
o Seriation: de vaardigheid om dingen logisch te rangschikken (van oud naar
nieuw).
o Transitieve inferentievaardigheden: de vaardigheid de relatie tussen twee objecten
af te leiden, door hun relatie tot een derde object te weten (mike is langer dan
brian, brain is langer dan justin, wie is langer mike of justin?).
- Kleuters ontwikkelen geleidelijk de vaardigheid om te onderscheiden tussen uiterlijk en
werkelijkheid. Hun problemen op dit gebied zijn niet zo erg als werd gedacht. Als ze 6
jaar zijn, zijn ze deze limitaties grotendeels overkomen.
De aandacht en geheugen capaciteiten van kleuters
Kleuters hebben een aantal limitaties op gebied van aandacht en geheugen. Maar ze ontwikkelen
geleidelijk aandacht en geheugen eigenschappen welke hen helpen cognitieve taken uit te
voeren.
- Kleuters gebruiken minder aandacht strategieën dan oudere kinderen. Ze scannen minder
systematisch en worden meer afgeleid door irrelevante informatie.
- In het gewone leven laten kleuters zien een goed herkenningsgeheugen en free recall te
hebben. In het laboratorium oen ze het goed op herkenningstaken, specifiek op die met
spatiele locatie.
o Herkenningsgeheugen: de vaardigheid om een specifieke stimulus als bekend te
zien.
o Free recall: de vaardigheid om spontaan informatie uit het LTG te halen.
- De geheugen limitaties van kleuters kan worden uitgelegd door hun slome informatie
verwerkingssnelheid, hun gelimiteerde basis kennis en het ontbreken van geheugen
strategieën.
- Volwassenen zijn vaak betrokken bij de formatie en het ophalen van het geheugen van
kinderen. Hun invloed heeft
praktische implicaties op de
betrouwbaarheid van kleuters als
getuigen.
Het informatie verwerkingsmodel
In het model van informatie verwerking
komt informatie eerst in de sensorische
registers (1-5 sec), welke een grote
capaciteit heeft. Voordat de informatie na 1
seconde vervaagd, wordt een deel
overgedragen naar het korte termijn
2
, geheugen (KTG; 10-20 sec). Hierna gaat een deel over naar het lange termijn geheugen (LTG).
Het gebruik van geheugen strategieën zorgt er voor dat informatie in het LTG wordt
opgeslagen.
Aandacht vaardigheden: processen welke de overdracht van informatie van sensorisch register
naar werkgeheugen (aka KTG) verzorgen.
Geheugen vaardigheden: processen waardoor informatie van het werkgeheugen wordt
overgedragen naar het LTG.
Sociale cognitie
Verbeteringen in geheugen en andere cognitieve vaardigheden gedurende de jongere kinderjaren
vergroot het begrip van de sociale wereld.
- Piaget karakteriseerde de gedachten van kleuters als egocentrisch. Er is genoeg bewijs
voor beide perceptuele en cognitieve egocentrisme in het denken bij kleuters, maar het
is niet zo zwart-wit als Piaget geloofde.
- De Theory of Mind (het begrip van de geest en mentale processen) bij kinderen is
gebaseerd op 5 fundamentele principes:
o Minds exist (refereren naar mentale staat zoals gevoelens en wensen).
o Minds have connections to the physical world (wat mensen denken, voelen en
weten is gelinkt aan objecten en events, ontwikkelt rond 3 jaar bv. ToM taak).
o Minds are separate and different from the physical world (verschil tussen
fantaseren en realiteit, ontwikkelt rond 3 jaar bv. Koekje).
o Minds can represent objects and events accurately or inaccurately (verplaatsen
van object, weet het kind waar het object is. Ontwikkelt rond 4/5 jaar, false belief
taak).
o Minds actively interpret reality and emotional experiences.
- De ontwikkeling van communicatieve vaardigheden van kinderen tijdens de kleutertijd
laat een afname van egocentrisme zien. Er zijn tegenstrijdige resultaten bij onderzoeken
over de communicatie vaardigheden van kinderen. Deze laten dan ook het competentie-
prestatie verschil zien.
o Dit is het verschil tussen wat kinderen kunnen onder optimale omstandigheden en
hoe ze werkelijk presteren op een taak.
- Het begrip van scripts staat kleuters toe het meest te maken van hun gelimiteerde
cognitieve middelen, specifiek in de interactie met andere kinderen.
o Scripts: een abstracte representatie van de volgorde van acties nodig om een doel
te bereiken.
Overzicht van de cognitieve ontwikkeling van kleuters
- Opkomend begrip van causaliteit, vooral in op simpele en bekende systemen.
- De vaardigheid om duidelijke verschillen te maken tussen levende en niet-levende
dingen.
- Een kwalitatief begrip van concepten gerelateerd aan kwantiteit en kennis van kleine
hoeveelheden.
- Een beginnend begrip van classificatie en andere logische relaties.
- Geleidelijke ontwikkeling van de vaardigheid om onderscheid te maken tussen
werkelijkheid en schijn.
3