Waterbalans van planten H6
Water in de bodem
Bij neerslag blijft water best weerhouden tussen kleinste deeltjes, bodemdeeltjes zijn hydrofiel: adhesie effect,
hoogst bij kleinste deeltjes. Bodem bestaat uit bodemdeeltjes, water, opgeloste stoffen en lucht.
Bodemwaterpotentiaal verlaagt bij negatieve hydrostatische druk,
osmotische waterpotentiaal (Ψs) is verwaarloosbaar voor de bodem.
Drukpotentiaal (Ψp) is 0 in natte bodems en negatief in drogere
bodems. Water heeft een hoge oppervlaktespanning en wilt de
grensvlakken met lucht minimaal houden. Door adhesie krachten wilt
water aan het oppervlak van bodemdeeltjes hangen. Wanneer er
minder water in de bodem komt, gaat het water in de kanalen tussen
de bodemdeeltjes en zo vormt het kromme lucht-water grensvlakken.
Ψp = -2T/r
met T de oppervlaktespanning en r de straal van de kromming ( r groot is weinig kromming, r klein is veel).
Derde component is de gravitatiepotentiaal (Ψg), zwaartekracht speelt een belangrijke rol in drainage.
Water beweegt via drukgradiënt: waterflow gaat van minder negatieve Ψp naar meer negatieve Ψp. Er ontstaat
een depletiezone bij het worteloppervlak wanneer de plant water opneemt. Dit reduceert Ψp bij het
worteloppervlak en er ontstaat drukgradiënt: water verplaatst zich met de gradiënt naar de worteloppervlakken.
Hydraulische conductiviteit (de mate hoe gemakkelijk water zich kan verplaatsen) van bodem bepaald de mate
watertoevoer: hoog in zandbodems, laag in kleibodems en daalt sterk bij uitdroging door luchtinname van poriën.
Waterabsorptie door wortels
Wateropname vooral bij de worteltippen, niet meer bij de oudere wortelregio’s. Oppervlakte van wortels bestaat
tot 60% uit wortelhaartjes, dit zijn filamenteuze uitgroeien van de wortel epidermale cellen. De oudste
wortelregio’s zijn ondoordringbaar voor water omdat de wateropname dan kan komen van de wortels die nieuwe
gebieden in de bodem verkennen: hierdoor kan de zuigkracht van xyleem zo ver mogelijk trekken.
Weg die water aflegt: apoplastisch, transmembraan of symplastisch.
Apoplast: doorheen
celwanden en intercellulaire
ruimtes.
Symplast: door
celcytoplasma en
plasmodesmata: water
vloeit tussen de cellen
zonder het
plasmamembraan te
doordringen.
Transmembraan: water
vloeit doorheen
plasmamembranen.
Aan het endodermis wordt
het apoplast pad
geblokkeerd door de
bandjes van Caspari
(lignine). Aquaporines zijn
dus essentieel in
wateropname.
Water in de bodem
Bij neerslag blijft water best weerhouden tussen kleinste deeltjes, bodemdeeltjes zijn hydrofiel: adhesie effect,
hoogst bij kleinste deeltjes. Bodem bestaat uit bodemdeeltjes, water, opgeloste stoffen en lucht.
Bodemwaterpotentiaal verlaagt bij negatieve hydrostatische druk,
osmotische waterpotentiaal (Ψs) is verwaarloosbaar voor de bodem.
Drukpotentiaal (Ψp) is 0 in natte bodems en negatief in drogere
bodems. Water heeft een hoge oppervlaktespanning en wilt de
grensvlakken met lucht minimaal houden. Door adhesie krachten wilt
water aan het oppervlak van bodemdeeltjes hangen. Wanneer er
minder water in de bodem komt, gaat het water in de kanalen tussen
de bodemdeeltjes en zo vormt het kromme lucht-water grensvlakken.
Ψp = -2T/r
met T de oppervlaktespanning en r de straal van de kromming ( r groot is weinig kromming, r klein is veel).
Derde component is de gravitatiepotentiaal (Ψg), zwaartekracht speelt een belangrijke rol in drainage.
Water beweegt via drukgradiënt: waterflow gaat van minder negatieve Ψp naar meer negatieve Ψp. Er ontstaat
een depletiezone bij het worteloppervlak wanneer de plant water opneemt. Dit reduceert Ψp bij het
worteloppervlak en er ontstaat drukgradiënt: water verplaatst zich met de gradiënt naar de worteloppervlakken.
Hydraulische conductiviteit (de mate hoe gemakkelijk water zich kan verplaatsen) van bodem bepaald de mate
watertoevoer: hoog in zandbodems, laag in kleibodems en daalt sterk bij uitdroging door luchtinname van poriën.
Waterabsorptie door wortels
Wateropname vooral bij de worteltippen, niet meer bij de oudere wortelregio’s. Oppervlakte van wortels bestaat
tot 60% uit wortelhaartjes, dit zijn filamenteuze uitgroeien van de wortel epidermale cellen. De oudste
wortelregio’s zijn ondoordringbaar voor water omdat de wateropname dan kan komen van de wortels die nieuwe
gebieden in de bodem verkennen: hierdoor kan de zuigkracht van xyleem zo ver mogelijk trekken.
Weg die water aflegt: apoplastisch, transmembraan of symplastisch.
Apoplast: doorheen
celwanden en intercellulaire
ruimtes.
Symplast: door
celcytoplasma en
plasmodesmata: water
vloeit tussen de cellen
zonder het
plasmamembraan te
doordringen.
Transmembraan: water
vloeit doorheen
plasmamembranen.
Aan het endodermis wordt
het apoplast pad
geblokkeerd door de
bandjes van Caspari
(lignine). Aquaporines zijn
dus essentieel in
wateropname.