Inleiding
Kwestie 2 bekijkt de wisselwerking tussen ervaring en taal in: hoe
metaforen onze ervaring enerzijds uitdrukken en anderzijds mede
vormgeven
o Metaforen = Een woord of uitdrukking die overdrachtelijk (figuurlijk)
wordt gebruikt
Iets wat moeilijk waarneembaar of abstract is begrijpelijk
maken.
Standpunt 1: metaforen en ervaringen beïnvloeden elkaar wederzijds
Argument 1: onze taal drukt uit hoe we met ons lichaam in de wereld staan
(George Lakoff en Mark Johnson
o Onderzoeken vanuit de taalkunde hoe onze bestaanservaring is
terug te vinden in ons taalgebruik.
o Als we nadenken over onze bestaanservaring, hebben we taal of
beelden nodig. De begrippen die we gebruiken structureren
tegelijkertijd die ervaring.
Enerzijds drukken we onze ervaring uit in taal
Anderzijds vormt taal onze ervaring en daarmee ons
mensbeeld
o Onze dagelijkse taal zit vol met oriëntatiemetaforen
= Metaforen die verbeelden hoe ons lichaam is gericht op de
wereld
Bijvoorbeeld neerslachtigheid: Als je somber bent kijk
je naar de grond en laat je je hoofd en schouders
hangen, je lichaam en je gezichtsuitdrukking zijn naar
beneden gericht. Het woord neerslachtig vertoont deze
gerechtigheid naar beneden
Opgewekt is een metafoor die naar een naar boven
gerichte oriëntatie leiden. Zoals opgewekt: kin omhoog
en blik vooruit
o Voor de ervaring van fysieke objecten gebruiken we ontologische
metaforen
= Manieren om gebeurtenissen, handelingen, emoties, ideeën
etc. als entiteiten (iets dat bestaan heeft: je kan het
beschrijven en er over communiceren) en substanties te
beschouwen.
o Primaire tekst:
Leven in concepten
o De metafoor is alomtegenwoordig is in het leven van
alledag; niet alleen in de taal, maar ook in de manier
waarop we denken en handelen
o Als het klopt dat ons conceptuele systeem
grotendeels metaforisch van aard is, dan is de
manier waarop we denken, wat we ervaren en wat
we elke dag doen tot op grote hoogte een zaak van
metaforen: de oriëntatiemetaforen