1
Samenvatting Accountmanagement – blok 1 – 1e jaar
Basisboek Sales Professional: onderzoekt de Customer Journey CMC B1
Organisatie = samenwerking tussen mensen die middelen en methoden gebruiken om
doelen te behalen.
Profit-organisatie = gericht op het behalen van winst, ook wel: commerciële organisatie
Non-profit organisatie = organisatie zonder winstdoel
bedrijfskolom = de route van het oerproduct tot het bij de klant is, via schakels.
toegevoegde waarde = waarde die elke schakel in de kolom toevoegt aan het product
waardoor het product meer waard wordt.
B2B = Business 2 Business -> bedrijf verkoopt aan ander bedrijf in een bedrijfskolom
B2C = Business 2 Consumer -> bedrijf verkoopt aan eindklant
Corebusiness = hoofdactiviteit van een bedrijf
Missie/mission statement = wat is onze reden van bestaan; waarom bestaan wij als bedrijf
visie /corporate vision = welke richting willen wij op?
waarden = wat we belangrijk vinden (klantgerichtheid)
normen = wat voor gedrag daar bij hoort (elke klant netjes te woord staan)
, 2
usp = Unique Selling Point -> iets wat jou uniek maakt, wat jouw bedrijf dus onderscheidt
van andere bedrijven.
Een USP bestaat uit een uniek verkoopargument. Doordat een bedrijf unieke verkoopargumenten
heeft, kan het bedrijf een onderscheidende positie innemen in de markt (= positioneren).
gedrag van mensen of organisaties beïnvloeden door →
o communicatie & boodschap
o sales = proces van verkoop van product of dienst
o marketing = alles wat je doet om de verkoop van producten of diensten te bevorderen
o accountmanagement = alles wat je doet om klanten te krijgen en behouden, ook de
markt goed bijhouden.
marktonderzoek = onderzoek naar factoren die vraag en aanbod op een bepaalde markt
bepalen of beïnvloeden
deskresearch = vanachter het bureau bestaande informatie opzoeken, bv. CBS, Funda
Levert secundaire informatie op. Voordelen: snel en goedkoop, Nadelen/probleem: soms
verouderd, informatie niet altijd betrouwbaar (denk aan desinformatie op internet)
fieldresearch = zelf op onderzoek gaan, levert primaire gegevens op.
• kwalitatief onderzoek - beschrijvend – in woorden
• kwantitatief onderzoek – gaat om feiten en cijfers
• verklarend: je gaat op zoek naar een verband tussen factoren.
Voorbeelden van fieldresearch:
observatie = waarnemen (bv. eye tracking) ->
experiment, bv Adwords, proefwinkels
enquête -> schriftelijk, mondeling, face-to-face
observatie en experiment laten alleen gedrag zien, niet waarom mensen iets doen.
enquête kan dat wel doen, is ook snel en goedkoop, nadeel is dat niet iedereen reageert.
Verschillende soorten vragen:
• open vragen – kun je beantwoorden in eigen woorden (Wat vond u van deze les? ……)
• gesloten vragen – j/n vragen, of meerkeuzevragen (Reist u wel eens? j/n)
• multiple response vragen – vragen waarbij meer antwoorden mogelijk zijn (welke vakken
vond je leuk: wiskunde, biologie, natuurkunde, Nederlands, gym etc.)
• schaalvragen – zie voorbeeld hieronder
Samenvatting Accountmanagement – blok 1 – 1e jaar
Basisboek Sales Professional: onderzoekt de Customer Journey CMC B1
Organisatie = samenwerking tussen mensen die middelen en methoden gebruiken om
doelen te behalen.
Profit-organisatie = gericht op het behalen van winst, ook wel: commerciële organisatie
Non-profit organisatie = organisatie zonder winstdoel
bedrijfskolom = de route van het oerproduct tot het bij de klant is, via schakels.
toegevoegde waarde = waarde die elke schakel in de kolom toevoegt aan het product
waardoor het product meer waard wordt.
B2B = Business 2 Business -> bedrijf verkoopt aan ander bedrijf in een bedrijfskolom
B2C = Business 2 Consumer -> bedrijf verkoopt aan eindklant
Corebusiness = hoofdactiviteit van een bedrijf
Missie/mission statement = wat is onze reden van bestaan; waarom bestaan wij als bedrijf
visie /corporate vision = welke richting willen wij op?
waarden = wat we belangrijk vinden (klantgerichtheid)
normen = wat voor gedrag daar bij hoort (elke klant netjes te woord staan)
, 2
usp = Unique Selling Point -> iets wat jou uniek maakt, wat jouw bedrijf dus onderscheidt
van andere bedrijven.
Een USP bestaat uit een uniek verkoopargument. Doordat een bedrijf unieke verkoopargumenten
heeft, kan het bedrijf een onderscheidende positie innemen in de markt (= positioneren).
gedrag van mensen of organisaties beïnvloeden door →
o communicatie & boodschap
o sales = proces van verkoop van product of dienst
o marketing = alles wat je doet om de verkoop van producten of diensten te bevorderen
o accountmanagement = alles wat je doet om klanten te krijgen en behouden, ook de
markt goed bijhouden.
marktonderzoek = onderzoek naar factoren die vraag en aanbod op een bepaalde markt
bepalen of beïnvloeden
deskresearch = vanachter het bureau bestaande informatie opzoeken, bv. CBS, Funda
Levert secundaire informatie op. Voordelen: snel en goedkoop, Nadelen/probleem: soms
verouderd, informatie niet altijd betrouwbaar (denk aan desinformatie op internet)
fieldresearch = zelf op onderzoek gaan, levert primaire gegevens op.
• kwalitatief onderzoek - beschrijvend – in woorden
• kwantitatief onderzoek – gaat om feiten en cijfers
• verklarend: je gaat op zoek naar een verband tussen factoren.
Voorbeelden van fieldresearch:
observatie = waarnemen (bv. eye tracking) ->
experiment, bv Adwords, proefwinkels
enquête -> schriftelijk, mondeling, face-to-face
observatie en experiment laten alleen gedrag zien, niet waarom mensen iets doen.
enquête kan dat wel doen, is ook snel en goedkoop, nadeel is dat niet iedereen reageert.
Verschillende soorten vragen:
• open vragen – kun je beantwoorden in eigen woorden (Wat vond u van deze les? ……)
• gesloten vragen – j/n vragen, of meerkeuzevragen (Reist u wel eens? j/n)
• multiple response vragen – vragen waarbij meer antwoorden mogelijk zijn (welke vakken
vond je leuk: wiskunde, biologie, natuurkunde, Nederlands, gym etc.)
• schaalvragen – zie voorbeeld hieronder