Fylum Nematoda
= draadwormen
Niet gesegmenteerd
28.000 beschreven soorten, wellicht meer dan 1.000.000 soorten
4/5 van alle dieren zijn nematoden! (aantal, niet aantal soorten)
2 tot 30 miljoen individuen/m² en 30-60 soorten per bodemstaal
“overal” aanwezig, alle niches ingenomen (marien (ook
diepzee), zoetwater, terrestrisch,...)
Uitermate resistente soorten,
bv.: levend uit crash Space Shuttle en uit permafrost
Heel oud in evolutie (+/- 1 miljard jaar?).
belangrijk als dier- en plantenparasieten, modelorganisme en bioindicator
Structuur
Dunne epidermis met cuticula
Pseudocoelomaten: enkel spieren
onder epidermis.
Coeloom: vocht onder hoge druk:
= hydrostatisch skelet.
Geen ringspieren: 4 spierbanden:
sinusoidale beweging
Spiercellen met uitloper naar zenuwstreng
Gespierde slokdarm (pharynx), rechtlijnige darm naar anus.
Zenuwring rond farynx + zintuigen op kop
setae: sensorisch
2 amfiden: chemoreceptoren
Gonaden in coeloomholte
, De voortplanting
Meestal gescheiden geslacht (gonochoristisch)
Mannetjes dragen copulatieorganen: spiculen: paring en interne bevruchting
Vrouwtjes: ovarium: productie van eicellen: bevruchting in oviduct; vorming van eischaal in
uterus
Soms parthenogenetisch (geen mannetjes, geen bevruchting): vrouwtjes produceren
diploïde eitjes.
Soms zelfbevruchtende hermafrodiet: vrouwtje produceert zaad
en eicellen
Groei door vervelling (door onbuigzame cuticula), vaak overlevingsstadia (dauer)
Besluit: kunnen basically alles
Modelorganisme: Caenorhabditis elegans
Modelorganisme in biologische en biomedische wetenschappen
ongeveer 80% overeenkomsten qua cellen
Geschikt als laboratorium proefdier: ontrafelen van biologische processen
o Kleine bodembewonende nematode
o Gemakkelijk te kweken op agar platen met E. coli bacteriën als voedsel
o Klein (1mm) en transparant
o Snelle generatietijd: 3 dagen van ei tot adult
voordeel bij experimenteren
o Vast en klein aantal cellen: 959 in adult (1031 in mannetje) die ontstaan
o via een vast delingspatroon
o Zelfbevruchtende hermafrodiet met facultatieve mannetjes:
eenvoudig kruisen en stabiliseren van mutaties
Levenswijze
Vrijlevende soorten
rol bij decompositieprocessen
vooral door interacties met bacteriën en schimmels
versnelde recyclage van N-nutriënten
kan plantengroei stimuleren
aan basis van voedselweb: voedsel voor hogere organismen (sommige Arthropoda op land,
sommige vissen en garnalen en andere macrofauna in aquatische sedimenten)
Resistente en gevoelige soorten
bio-indicator
Plantparasitaire soorten
Aantasting van plantenwortels
tasten de plant genetisch aan: de plant ‘werk’ voor hen en voert voedsel aan
De oorzaak van meer dan 10% oogstverlies mondiaal
2 soorten
o Ectoparasieten: zuigen vocht uit wortelcellen met een stylet
o Endoparasieten: inductie van speciale ‘voedingscellen’
Voorbeeld: aardappelmoeheid