Leren voor mondeling
Deze samenvatting bevat alle benodigde informatie voor het mondeling van Spaans in blok 1.4. Het bevat een
samenvatting van alle beschreven leerdoelen uit de SHL en de vertalingen van verschillende nuttige zinnen, die
je kunt gebruiken tijdens het mondeling. De samenvatting is een goede voorbereiding op het gesprek met de
docent aan het einde van het eerste jaar. Het gaat hier om de volgende leerdoelen:
- Uitgebreid informatie kunnen geven over jezelf en anderen
- Iets kunnen vertellen over jouw dorp
- Iets kunnen vertellen over je familie en waar je woont
- Het weer beschrijven
- Het beschrijven van kleding
- Kunnen vertellen wat je lekker of leuk vindt om te doen
- Je verstaanbaar kunnen maken in een restaurant (tafel regelen, vragen hoe iets smaakt, gerechten)
- Uitleg geven over de gang van zaken op een vliegveld (de weg vragen en wijzen, terminologie)
- De weg kunnen vragen (dichtbij, ver weg, naast, achter)
- Uitleggen wat er bij een excursie allemaal komt kijken (vertrektijden, prijzen, belevenissen)
- Een reis kunnen boeken (waarheen, wat vind je leuk, wat er te doen is, auto huren)
Een plek kunnen reserveren op een camping (faciliteiten, klachten)
- Optreden als receptionist in een hotel of op een camping
- Alle dialogen
Dit zijn de meest belangrijke onderdelen die je tijdens je mondeling zal moeten kunnen vertellen. Deze
samenvatting geeft ook achtergrondinformatie en uitleg over verschillende moeilijke aspecten. Ook bevat de
samenvatting de uitgeschreven (en gecorrigeerde) dialogen die benodigd zijn tijdens het mondeling. De
samenvatting bevat naast informatie uit het boek ook informatie uit andere betrouwbare bronnen en andere
manieren om dingen te vertellen of te vragen. Bevat ook tips en trucs voor uitspraak en het onthouden van
bepaalde moeilijke dingen. Alle leerdoelen zijn per stuk uitgewerkt.
Heel veel succes met je mondeling!
,Inhoud
Mondeling Spaans 1.4 ............................................................................................................................. 1
Leren voor mondeling .......................................................................................................................... 1
Uitgebreid informatie kunnen geven over jezelf en anderen ................................................................... 3
Iets kunnen vertellen over jouw dorp of stad ........................................................................................... 6
Het weer beschrijven ............................................................................................................................... 7
Dialogen en zinnen ................................................................................................................................ 10
Hoofstuk 3 (bladzijde 56) ................................................................................................................... 10
Hoofdstuk 3 (bladzijde 57) ................................................................................................................. 10
Hoofdstuk 4 (bladzijde 67) ................................................................................................................. 11
Hoofdstuk 4 (bladzijde 67) ................................................................................................................. 11
Hoofdstuk 5 (bladzijde 79) ................................................................................................................. 11
Hoofdstuk 5 (bladzijde 79) ................................................................................................................. 12
Hoofdstuk 6 (bladzijde 97) ................................................................................................................. 12
Hoofdstuk 7 (bladzijde 133) ............................................................................................................... 13
Hoofdstuk 7 (bladzijde 133) ............................................................................................................... 13
Hoofdstuk 8 (bladzijde 160) ............................................................................................................... 13
Hoofdstuk 8 (bladzijde 160) ............................................................................................................... 14
Kleding beschrijven ............................................................................................................................... 15
Beschrijven wat je leuk vindt om te doen en lekker vindt om te eten .................................................... 16
Informatie geven in een restaurant ........................................................................................................ 17
De weg vragen/wijzen op een vliegveld ................................................................................................ 19
Informatie geven over excursies............................................................................................................ 20
Een resevering maken........................................................................................................................... 21
Een klacht op de camping ..................................................................................................................... 21
Een reis boeken ..................................................................................................................................... 22
, Uitgebreid informatie kunnen geven over jezelf en anderen
(Dar información personal en español)
Español Nederlands
¿Cómo te llamas? Hoe heet je?
► Me llamo … ► Ik heet ...
¿Cuál es su nombre? Wat is uw naam?
► Mi nombre es ... ► Mijn naam is …
¿Cuál es su apellido? Wat is uw achternaam?
► Mi apellido es ... ► Mijn achternaam is …
¿Cómo se escribe? Hoe schrijft men dat?
► Se escribe ... ► Je schrijft het als …
¿Cuántos años tienes? Hoe oud ben je?
► Tengo … años ► Ik ben … jaar oud
¿Qué edad tienes? Welke leeftijd heb je?
► Tengo … años ► Ik ben … jaar oud
¿Cómo estás? Hoe gaat het?
► Estoy bien ► Het gaat goed
¿Qué tal? (informeel) Hoe gaat het?
► Estoy muy bien ► Het gaat heel goed
¿Cuándo es tu cumpleaños? Wanneer is je verjaardag?
► Mi cumpleaños es el … ► Mijn verjaardag is op …
¿Cuál es su nacionalidad? Wat is je nationaliteit?
► Mi nacionalidad es … ► Mijn nationaliteit is …
► Soy de ... ► Ik kom uit …
¿De dónde eres? Waar kom je vandaan?
► Soy de … ► Ik kom uit …
¿Cuánto tiempo hace que vives aquí? Hoe lang woon je hier al?
► Desde … años ► Sinds … jaar
¿Cuál es tu estado civil? Wat is je burgerlijke staat?
► Estoy soltero ► Ik ben ongehuwd
► Soy casado ► Ik ben getrouwd
► Soy divorciado ► Ik ben gescheiden
► Tengo una relación ► Ik heb een relatie
¿Dónde vives? Waar woon je?
► Vivo en … ► Ik woon in …
¿Qué te gusta hacer en el tiempo libre? Wat vind je leuk om te doen in je vrije tijd?
► Me gusta escuchar música ► Ik luister graag naar muziek
► Ser con mis amigos