INLEIDING BW artikelen hulpvragen
DCD = Developmental coordination disorder
ADL = Activities of Daily Living
Moeilijke woorden: Cross-sectional study = Cross-sectioneel onderzoek, ook wel
correlationeel onderzoek genoemd, is onderzoek waarin onderzoekers, op één bepaald
tijdstip één situatie of aspect observeren. Er is geen sprake van een interventie, noch van
randomisatie.
t-tests = De t-test, ook wel t-toets genoemd, wordt gebruikt om de gemiddelden van
maximaal twee groepen met elkaar te vergelijken. Je kunt de t-test bijvoorbeeld
gebruiken om te analyseren of moedertaalsprekers gemiddeld sneller spreken dan
niet-moedertaalsprekers.
regression = Regressieanalyse is een statistische techniek voor het analyseren van
gegevens waarin (mogelijk) sprake is van een specifieke samenhang, aangeduid als
regressie.
scarce = schaars
HC 2
Hulpvragen: ADL kinderen met DCD
Vragen:
1. Wat betekent de afkorting DCD en waar hebben kinderen met DCD last van?
- Developmental coordination disorder, een coördinatie- ontwikkelingsstoornis.
Kinderen met DCD hebben een ontwikkelingsachterstand van motorische
vaardigheden en moeite met het coördineren van bewegingen
2. Wat betekent de afkorting ADL? Geef 5 voorbeelden.
- Activities of Daily Living, algemene dagelijkse levensverrichtingen. Voorbeelden
hiervan zijn: Een boterham smeren, een boterham snijden, tanden poetsen,
aandoen van sokken en handen wassen.
3. Wat is het doel van het onderzoek?
- Het onderzoeken van verschillen tussen kinderen met DCD en hun leeftijdsgenoten
met een doorsnee ontwikkeling in de prestatie, het leren en de deelname van
algemene dagelijkse activiteiten.
- Het onderzoeken van de voorspelbare waarden van deze aspecten.
4. Wat voor uitkomsten verwachten de onderzoekers?
, - Mindere prestatie van ADL door de vertraging in het leren van ADL, waardoor ze
ook minder mee gaan doen
5. Leg uit wat de ‘developmental skill-learning gap hypothesis’ betekent.
- Geringe deelname belemmert ontwikkeling van vaardigheden, dit leidt weer tot
het ontwijken van deelname (Kinderen zijn bang om te falen)
6. Uit hoeveel meisjes bestaat de DCD-groep? En uit hoeveel meisjes de
controlegroep?
- DCD-groep: uit vier meiden
- Controlegroep: ook vier meiden
7. Leg uit hoe de controlegroep tot stand is gekomen.
- Een random selectie van 25 toegankelijke schoolkinderen met een
leeftijdscategorie van 5 tot 8 jaar die eerder als referentiegroep meededen met
een onderzoek. Kinderen met klinische toestand werden uitgesloten
8. Met wat voor meetinstrument wordt de ADL van de kinderen gemeten? Hoe wordt
dit meetinstrument afgenomen?
- Met een DCDDaily-Q, een vragenlijst die beslaat op zelfhulp en -onderhoud, fijne
motoriek en grove motorische speelactiviteiten in overeenstemming met ADL.
Ingevuld door de ouders
9. Het is mogelijk dat ouders een vraag vergeten in te vullen. Wat gebeurt er met deze
‘missing values’?
- Die werden vervangen met de gemiddelde score van de item van de groep waar
het kind in zat (referentie of DCD)
10. Beschrijf in eigen woorden de resultaten van de performance scores.
- Interne samenhang van de performance scores waren goed. Cronbach was 0.84
voor de DCD-groep en de controlegroep.
- Volgens de ouders hadden kinderen met DCD een slechte prestatie van ADL
vergeleken met de controle groep.
11. Beschrijf in eigen woorden de resultaten van de learning scores.
- Het demonstreerde vertraging in het leren van ADL vergeleken met hun
leeftijdsgenoten. 5 van de 25 kinderen (20%) met DCD hadden een vertraging in
het leren van alle ADL uit de test, de meerderheid van de DCD kinderen (64%)
hadden een vertraging in meer dan de helft van alle ADL uit de test terwijl de
totale maximum leerscore 4 (<17%) bedroeg voor de controlegroep. De
, meerderheid in de controlegroep (76%) had geen vertraging in het leren van de
ADL vergeleken met een kind uit de DCD-groep.
12. Beschrijf in eigen woorden de resultaten van de participation scores.
- Kinderen met DCD deden minder vaak mee vergeleken met de controlegroep. Dit
geldt voor de zelfhulp en -onderhoud en de fijne motoriek, maar niet voor de
grove motorische speelactiviteiten.
- Kinderen met DCD deden minder vaak mee met: boterham snijden, drinken
inschenken, een pakketje openen, drogen na een douche, bouwkundige spelletjes,
verplaatsen van stukken op een bordspel en het schieten van een voetbal.
13. Wat kun je zeggen over de relatie tussen performance, learning en participation in
de DCD-groep volgens de resultaten van het onderzoek?
- Percentage scores bij prestatie, leren en deelname waren onder de 40 e percentiel
voor de controlegroep wat wijst op goede prestatie in de meeste ADL, geen
vertraging in leren in de meeste ADL en veel voorkomende deelname in de meeste
ADL. Voor de meerderheid in de DCD-groep waren de percentiel scores boven de
40e percentiel voor prestatie en leren van ADL.
- In de DCD-groep toonden de totaalscores van de DCDDaily-Q achteruitgang. Dit
demonstreert dat achteruitgang in het leren leidt tot mindere prestatie en dat
mindere prestatie leidt tot minder vaak deelname aan ADL, maar minder vaak
deelname niet leidt tot mindere prestatie.
- In de controlegroep toonden de achteruitgang van totaalscores van de DCDDaily-
Q niet aan dat vertraging in het leren zorgt voor slechte prestatie, maar het toont
wel aan dat prestatie leidt tot deelname en deelname aan prestatie.
14. Wat zijn de minder sterke punten van deze studie?
- De vragenlijst, het is een subjectieve vorm van toetsing.
- Het is een kleine steekproef met weinig deelnemers. Bovendien waren er maar
vier meiden betrokken, maar dit representeert de man-vrouw ratio in de DCD
populatie
15. Wat is de uiteindelijke conclusie?
- Activiteiten die kunnen worden overgenomen door de ouders zoals het snijden
van een boterham, inschenken van drinken of aankleden toont minder vaak
deelname omdat er in het dagelijkse leven ouders ingrijpen bij
gevaarlijke/onaangename situaties. Ook doen kinderen niet vaak mee met de
ADL als hun slechte prestatie anderen kinderen verstoren. Voor alle andere ADL in
DCD = Developmental coordination disorder
ADL = Activities of Daily Living
Moeilijke woorden: Cross-sectional study = Cross-sectioneel onderzoek, ook wel
correlationeel onderzoek genoemd, is onderzoek waarin onderzoekers, op één bepaald
tijdstip één situatie of aspect observeren. Er is geen sprake van een interventie, noch van
randomisatie.
t-tests = De t-test, ook wel t-toets genoemd, wordt gebruikt om de gemiddelden van
maximaal twee groepen met elkaar te vergelijken. Je kunt de t-test bijvoorbeeld
gebruiken om te analyseren of moedertaalsprekers gemiddeld sneller spreken dan
niet-moedertaalsprekers.
regression = Regressieanalyse is een statistische techniek voor het analyseren van
gegevens waarin (mogelijk) sprake is van een specifieke samenhang, aangeduid als
regressie.
scarce = schaars
HC 2
Hulpvragen: ADL kinderen met DCD
Vragen:
1. Wat betekent de afkorting DCD en waar hebben kinderen met DCD last van?
- Developmental coordination disorder, een coördinatie- ontwikkelingsstoornis.
Kinderen met DCD hebben een ontwikkelingsachterstand van motorische
vaardigheden en moeite met het coördineren van bewegingen
2. Wat betekent de afkorting ADL? Geef 5 voorbeelden.
- Activities of Daily Living, algemene dagelijkse levensverrichtingen. Voorbeelden
hiervan zijn: Een boterham smeren, een boterham snijden, tanden poetsen,
aandoen van sokken en handen wassen.
3. Wat is het doel van het onderzoek?
- Het onderzoeken van verschillen tussen kinderen met DCD en hun leeftijdsgenoten
met een doorsnee ontwikkeling in de prestatie, het leren en de deelname van
algemene dagelijkse activiteiten.
- Het onderzoeken van de voorspelbare waarden van deze aspecten.
4. Wat voor uitkomsten verwachten de onderzoekers?
, - Mindere prestatie van ADL door de vertraging in het leren van ADL, waardoor ze
ook minder mee gaan doen
5. Leg uit wat de ‘developmental skill-learning gap hypothesis’ betekent.
- Geringe deelname belemmert ontwikkeling van vaardigheden, dit leidt weer tot
het ontwijken van deelname (Kinderen zijn bang om te falen)
6. Uit hoeveel meisjes bestaat de DCD-groep? En uit hoeveel meisjes de
controlegroep?
- DCD-groep: uit vier meiden
- Controlegroep: ook vier meiden
7. Leg uit hoe de controlegroep tot stand is gekomen.
- Een random selectie van 25 toegankelijke schoolkinderen met een
leeftijdscategorie van 5 tot 8 jaar die eerder als referentiegroep meededen met
een onderzoek. Kinderen met klinische toestand werden uitgesloten
8. Met wat voor meetinstrument wordt de ADL van de kinderen gemeten? Hoe wordt
dit meetinstrument afgenomen?
- Met een DCDDaily-Q, een vragenlijst die beslaat op zelfhulp en -onderhoud, fijne
motoriek en grove motorische speelactiviteiten in overeenstemming met ADL.
Ingevuld door de ouders
9. Het is mogelijk dat ouders een vraag vergeten in te vullen. Wat gebeurt er met deze
‘missing values’?
- Die werden vervangen met de gemiddelde score van de item van de groep waar
het kind in zat (referentie of DCD)
10. Beschrijf in eigen woorden de resultaten van de performance scores.
- Interne samenhang van de performance scores waren goed. Cronbach was 0.84
voor de DCD-groep en de controlegroep.
- Volgens de ouders hadden kinderen met DCD een slechte prestatie van ADL
vergeleken met de controle groep.
11. Beschrijf in eigen woorden de resultaten van de learning scores.
- Het demonstreerde vertraging in het leren van ADL vergeleken met hun
leeftijdsgenoten. 5 van de 25 kinderen (20%) met DCD hadden een vertraging in
het leren van alle ADL uit de test, de meerderheid van de DCD kinderen (64%)
hadden een vertraging in meer dan de helft van alle ADL uit de test terwijl de
totale maximum leerscore 4 (<17%) bedroeg voor de controlegroep. De
, meerderheid in de controlegroep (76%) had geen vertraging in het leren van de
ADL vergeleken met een kind uit de DCD-groep.
12. Beschrijf in eigen woorden de resultaten van de participation scores.
- Kinderen met DCD deden minder vaak mee vergeleken met de controlegroep. Dit
geldt voor de zelfhulp en -onderhoud en de fijne motoriek, maar niet voor de
grove motorische speelactiviteiten.
- Kinderen met DCD deden minder vaak mee met: boterham snijden, drinken
inschenken, een pakketje openen, drogen na een douche, bouwkundige spelletjes,
verplaatsen van stukken op een bordspel en het schieten van een voetbal.
13. Wat kun je zeggen over de relatie tussen performance, learning en participation in
de DCD-groep volgens de resultaten van het onderzoek?
- Percentage scores bij prestatie, leren en deelname waren onder de 40 e percentiel
voor de controlegroep wat wijst op goede prestatie in de meeste ADL, geen
vertraging in leren in de meeste ADL en veel voorkomende deelname in de meeste
ADL. Voor de meerderheid in de DCD-groep waren de percentiel scores boven de
40e percentiel voor prestatie en leren van ADL.
- In de DCD-groep toonden de totaalscores van de DCDDaily-Q achteruitgang. Dit
demonstreert dat achteruitgang in het leren leidt tot mindere prestatie en dat
mindere prestatie leidt tot minder vaak deelname aan ADL, maar minder vaak
deelname niet leidt tot mindere prestatie.
- In de controlegroep toonden de achteruitgang van totaalscores van de DCDDaily-
Q niet aan dat vertraging in het leren zorgt voor slechte prestatie, maar het toont
wel aan dat prestatie leidt tot deelname en deelname aan prestatie.
14. Wat zijn de minder sterke punten van deze studie?
- De vragenlijst, het is een subjectieve vorm van toetsing.
- Het is een kleine steekproef met weinig deelnemers. Bovendien waren er maar
vier meiden betrokken, maar dit representeert de man-vrouw ratio in de DCD
populatie
15. Wat is de uiteindelijke conclusie?
- Activiteiten die kunnen worden overgenomen door de ouders zoals het snijden
van een boterham, inschenken van drinken of aankleden toont minder vaak
deelname omdat er in het dagelijkse leven ouders ingrijpen bij
gevaarlijke/onaangename situaties. Ook doen kinderen niet vaak mee met de
ADL als hun slechte prestatie anderen kinderen verstoren. Voor alle andere ADL in
