Syllabus Hoofdstuk 1; Meten
1.1 Inleiding
Verhoudingen tussen getallen veranderen niet als alle getallen met een
constante worden vermenigvuldigd.
Kwantitatieve variabelen = wanneer bij een meting voor iedere persoon als
score een getal op levert.
Kwalitatieve variabelen = het resultaat van de meetprocedure is in eerste
instantie een label verwijzend naar een categorie van de variabele.
Bv. variabele ‘haarkleur’ met categorieën ‘blond’, ‘bruin’ en ‘zwart’.
Veelal worden deze labels vervangen door getallen. Blond wordt 1, bruin
wordt 2 en zwart wordt 3.
1.2 Meetniveaus
Kijken naar IQ-scores wordt de orderelatie tussen de getallen 140 en 70
(dus 140 > 70) wel serieus genomen, maar de verhoudingsrelatie
(140/70 = 2) niet.
Metingen in de sociale wetenschappen zijn meestal metingen van abstracte
begrippen (zoals IQ). Afhankelijk van de vraag welke getalsinformatie we
serieus nemen, worden er 4 meetniveaus onderscheden:
Nominaal niveau = wanneer de scores bij een meting opgevat worden als
label en de getalsinformatie in de labels op geen enkele manier gebruiken.
Bv. 1,2 en 3 voor blond, bruin en zwart.
Ordinaal niveau = wanneer de scores bij een meting opgevat worden als
geordende labels, en de getalsinformatie in de label niet anders gebruik wordt
dan voor die ordening. Ook wanneer je niet bereid bent de scores met elkaar
te vergelijken (rekenkundig bewerken).
Bv. een driepuntsschaal voor ‘zinvolheid van colleges’.
Wanneer men wel bereid is om op scores rekenkundige bewerkingen uit te
voeren, vat men de scores kwantitatief op.
Het interval niveau en ratio niveau zijn daarvan twee representanten; men
is (onder meer) bereid aan te nemen dat gelijke verschillen tussen scores ook
inhoudelijke gelijke verschillen impliceren. Bv. reactietijd
, De meting zelf heeft geen meterniveau, maar de onderzoeker kiest ervoor
een score op een bepaald meetniveau te behandelen.
2
1.1 Inleiding
Verhoudingen tussen getallen veranderen niet als alle getallen met een
constante worden vermenigvuldigd.
Kwantitatieve variabelen = wanneer bij een meting voor iedere persoon als
score een getal op levert.
Kwalitatieve variabelen = het resultaat van de meetprocedure is in eerste
instantie een label verwijzend naar een categorie van de variabele.
Bv. variabele ‘haarkleur’ met categorieën ‘blond’, ‘bruin’ en ‘zwart’.
Veelal worden deze labels vervangen door getallen. Blond wordt 1, bruin
wordt 2 en zwart wordt 3.
1.2 Meetniveaus
Kijken naar IQ-scores wordt de orderelatie tussen de getallen 140 en 70
(dus 140 > 70) wel serieus genomen, maar de verhoudingsrelatie
(140/70 = 2) niet.
Metingen in de sociale wetenschappen zijn meestal metingen van abstracte
begrippen (zoals IQ). Afhankelijk van de vraag welke getalsinformatie we
serieus nemen, worden er 4 meetniveaus onderscheden:
Nominaal niveau = wanneer de scores bij een meting opgevat worden als
label en de getalsinformatie in de labels op geen enkele manier gebruiken.
Bv. 1,2 en 3 voor blond, bruin en zwart.
Ordinaal niveau = wanneer de scores bij een meting opgevat worden als
geordende labels, en de getalsinformatie in de label niet anders gebruik wordt
dan voor die ordening. Ook wanneer je niet bereid bent de scores met elkaar
te vergelijken (rekenkundig bewerken).
Bv. een driepuntsschaal voor ‘zinvolheid van colleges’.
Wanneer men wel bereid is om op scores rekenkundige bewerkingen uit te
voeren, vat men de scores kwantitatief op.
Het interval niveau en ratio niveau zijn daarvan twee representanten; men
is (onder meer) bereid aan te nemen dat gelijke verschillen tussen scores ook
inhoudelijke gelijke verschillen impliceren. Bv. reactietijd
, De meting zelf heeft geen meterniveau, maar de onderzoeker kiest ervoor
een score op een bepaald meetniveau te behandelen.
2