2.1
Een bundel lichtstralen die op een lens vallen zorgen voor een brandpunt. Zonlicht straalt
altijd evenwijdige lichtstralen uit.
Bolle lens (+) = buigt lichtstralen naar elkaar toe (convergent)
Hoe boller de lens hoe kleiner de brandpuntsafstand.
Holle lens (-) = buigt lichtstralen uit elkaar (divergent), virtuele
brandpunt.
Hoe meer lichtstralen, hoe hoger de temperatuur. Het
brandpuntsafstand hangt af van de sterkte van de lens. Dit is de
afstand tussen lens en brandpunt (F).
Beeldpunt = de plek waar een scherp beeld ontstaat
Viritueel brandpunt =
Lenssterkte berekenen: S=1:F
S = sterkte, eenheid is dpt (dioptrie)
F = brandpuntsafstand in meters F=1:S
Platte lens → Fresnellens, werkt hetzelfde als een bolle lens.
2.2
Met een bolle lens kun je voorwerpen op een scherm afbeelden.
Hoofdas = een hulplijn die precies door het midden van de lens gaat.
Een beeld is opgebouwd uit beeldpunten. Een beeldpunt ontstaat doordat de lens de
lichtbundel uit één punt van het voorwerp naar één punt op het scherm convergeert.
2 bijzondere lijnen
- Een lichtstraal die door het midden van een
lens gaat in diezelfde richting.
- Een lichtstraal die loodrecht op de lens valt
en daarna door het brandpunt heen gaat.
, Virtueel beeld met de 2 bijzondere
lichtstralen→
Lenzenformule →
v=
voorwerpsafstand
b= beeldafstand
f= brandpuntsafstand
De lenzenformule kan je op 2 manieren berekenen:
- met breuken gelijknamig maken
- met decimalen (bijvoorbeeld ½ = 0,5)
2.3
Elke bolle lens kan voor elke willekeurige
vergrotingsfactor zorgen. Bij een kleine
voorwerpsafstand hoort een grote beeldafstand. Het
beeld vergroot.
Vergrotingsfactor = hoeveel keer zo groot een bijvoorbeeld afbeelding is. Als iets 2x vergroot
is de vergrotingsfactor 2. Als je iets tweemaal verkleind dan is de vergrotingsfactor 0,5.
Formules om de vergrotingsfactor te berekenen
Formule 1 → afmeting beeld = N x afmeting voorwerp
Formule 2 → N = b/v
N = vergrotingsfactor
b = beeldafstand
v = voorwerpsafstand
2.4
In je oog wordt het beeld opgevangen in het netvlies. Het
licht komt je oog binnen via de pupil. Bij licht wordt de
pupil kleiner, in het donker groter. De hoornvlies en
ooglens zorgen voor een scherp beeld.
De ooglens is flexibel, door de kringspier die er omheen
zit. Door deze aan te spannen kun je de ooglens bol
maken.
Bij het kijken in de verte, is de kringspier ontspannen.
Accommoderen = het scherpstellen van de ooglens
Nabijheidspunt = het dichtstbijzijnde punt waarvan je nog net een scherp beeld van kunt
zien.
Vertepunt = voor de mensen met bril, die zonder bril nog het verste punt scherp zien.
Oogafwijkingen: