NATUURKUNDE
HOOFDSTUK 7
§1 FASEN EN DICHTHEID
Vaste stoffen -> vaste vorm, vaste Moleculen bestaan uit
volume atomen.
Vloeistoffen -> geen vaste vorm,
vaste volume Uitzettingscoëfficiënt ->
Gassen -> geen vaste vorm, vaste hoeveel een stof relatief
volume uitzet per graad
tempratuurstijging.
Stoffen bestaan uit moleculen.
m
ρ= ρ = dichtheid -> kg Hoe groter de atoom massa van een stof,
V
hoe groter de dichtheid van die stof.
m-3
De meeste stoffen zetten uit als je ze
m = massa -> kg
verwarmt.
V = volume -> m3
§2 WARMTE EN TEMPRATUUR
Tempratuur is een maat voor de gemiddelde kinetische energie van de moleculen.
Gemiddelde kinetische energie van de moleculen is recht evenredig met de absolute
tempratuur.
Verband tussen absolute tempratuur in kelvin en tempratuur in graden Celsius: TKelvin =
TCelsius + 273,15
Q=m⋅ c ⋅∆ T Q = benodigde warmte -> J
m = massa -> kg
c = soortelijke warmte -> J kg Hoe hoger de warmte, hoe hoger
-1K-1 de inwendige energie van de stof.
ΔT = tempratuurstijging -> K Bij tempratuurverhoging neemt
vooral de kinetische energie van
de moleculen toe.
Bij faseovergangen neemt alleen
Q=r s ⋅ m Q = benodigde warmte -> J de potentiële energie toe.
Q=r v ⋅ m m = massa -> kg
De benodigde warmte Q is recht
rs = smeltwarmte -> J kg-1
evenredig met de massa m.
rv = verdampingswarmte -> J
De temperatuurstijging ΔT hangt af
kg-1
fan de soort stof.
De warmte die nodig is om een
Een metaal met een grotere atomaire massa heeft
stof te smelten of te verdampen is
een grotere dichtheid en een kleinere soortelijke
recht evenredig met de massa m
warmte.
en hangt van de soort stof af.
1
HOOFDSTUK 7
§1 FASEN EN DICHTHEID
Vaste stoffen -> vaste vorm, vaste Moleculen bestaan uit
volume atomen.
Vloeistoffen -> geen vaste vorm,
vaste volume Uitzettingscoëfficiënt ->
Gassen -> geen vaste vorm, vaste hoeveel een stof relatief
volume uitzet per graad
tempratuurstijging.
Stoffen bestaan uit moleculen.
m
ρ= ρ = dichtheid -> kg Hoe groter de atoom massa van een stof,
V
hoe groter de dichtheid van die stof.
m-3
De meeste stoffen zetten uit als je ze
m = massa -> kg
verwarmt.
V = volume -> m3
§2 WARMTE EN TEMPRATUUR
Tempratuur is een maat voor de gemiddelde kinetische energie van de moleculen.
Gemiddelde kinetische energie van de moleculen is recht evenredig met de absolute
tempratuur.
Verband tussen absolute tempratuur in kelvin en tempratuur in graden Celsius: TKelvin =
TCelsius + 273,15
Q=m⋅ c ⋅∆ T Q = benodigde warmte -> J
m = massa -> kg
c = soortelijke warmte -> J kg Hoe hoger de warmte, hoe hoger
-1K-1 de inwendige energie van de stof.
ΔT = tempratuurstijging -> K Bij tempratuurverhoging neemt
vooral de kinetische energie van
de moleculen toe.
Bij faseovergangen neemt alleen
Q=r s ⋅ m Q = benodigde warmte -> J de potentiële energie toe.
Q=r v ⋅ m m = massa -> kg
De benodigde warmte Q is recht
rs = smeltwarmte -> J kg-1
evenredig met de massa m.
rv = verdampingswarmte -> J
De temperatuurstijging ΔT hangt af
kg-1
fan de soort stof.
De warmte die nodig is om een
Een metaal met een grotere atomaire massa heeft
stof te smelten of te verdampen is
een grotere dichtheid en een kleinere soortelijke
recht evenredig met de massa m
warmte.
en hangt van de soort stof af.
1