Hoofdstuk 2 van een biologieboek voor 2 havoniveau gaat over "Cellen en Weefsels." Hier is een
samenvatting van dit hoofdstuk:
1. Cellen:
Alle levende organismen zijn opgebouwd uit cellen. Een cel is de kleinste eenheid van het leven.
Er zijn twee hoofdtypen cellen: prokaryotische cellen (geen celkern) en eukaryotische cellen (met een
celkern).
De celmembraan is het buitenste omhulsel van de cel dat de inhoud beschermt en controleert wat er
in en uit gaat.
2. Organellen in eukaryotische cellen:
Eukaryotische cellen bevatten verschillende organellen, zoals de celkern (met DNA), mitochondriën
(energieproductie), endoplasmatisch reticulum (eiwitsynthese), Golgi-apparaat (verpakking van
eiwitten), en lysosomen (afvalverwerking).
3. Weefsels:
Weefsels zijn groepen cellen met vergelijkbare functies. De vier hoofdtypen weefsels zijn
epitheelweefsel, spierweefsel, bindweefsel en zenuwweefsel.
Organen zijn opgebouwd uit verschillende weefsels en vervullen specifieke functies in het lichaam.
4. Celorganisatie:
Cellen kunnen georganiseerd zijn in weefsels, organen, en organensystemen in het lichaam. Dit is
hoe organismen complexe taken uitvoeren.
5. Transport in cellen:
Diffusie is het proces waarbij moleculen zich van een hoge concentratie naar een lage concentratie
verspreiden om een evenwicht te bereiken.
Actief transport vereist energie en beweegt moleculen tegen hun concentratiegradiënt in.
6. Osmose:
Osmose is het proces waarbij water door een semipermeabele membraan stroomt om de
concentratie van opgeloste stoffen aan beide zijden van de membraan gelijk te maken.
7. Homeostase:
samenvatting van dit hoofdstuk:
1. Cellen:
Alle levende organismen zijn opgebouwd uit cellen. Een cel is de kleinste eenheid van het leven.
Er zijn twee hoofdtypen cellen: prokaryotische cellen (geen celkern) en eukaryotische cellen (met een
celkern).
De celmembraan is het buitenste omhulsel van de cel dat de inhoud beschermt en controleert wat er
in en uit gaat.
2. Organellen in eukaryotische cellen:
Eukaryotische cellen bevatten verschillende organellen, zoals de celkern (met DNA), mitochondriën
(energieproductie), endoplasmatisch reticulum (eiwitsynthese), Golgi-apparaat (verpakking van
eiwitten), en lysosomen (afvalverwerking).
3. Weefsels:
Weefsels zijn groepen cellen met vergelijkbare functies. De vier hoofdtypen weefsels zijn
epitheelweefsel, spierweefsel, bindweefsel en zenuwweefsel.
Organen zijn opgebouwd uit verschillende weefsels en vervullen specifieke functies in het lichaam.
4. Celorganisatie:
Cellen kunnen georganiseerd zijn in weefsels, organen, en organensystemen in het lichaam. Dit is
hoe organismen complexe taken uitvoeren.
5. Transport in cellen:
Diffusie is het proces waarbij moleculen zich van een hoge concentratie naar een lage concentratie
verspreiden om een evenwicht te bereiken.
Actief transport vereist energie en beweegt moleculen tegen hun concentratiegradiënt in.
6. Osmose:
Osmose is het proces waarbij water door een semipermeabele membraan stroomt om de
concentratie van opgeloste stoffen aan beide zijden van de membraan gelijk te maken.
7. Homeostase: