Hoofdstuk 1
Taalbeschouwing het analyseren van de taal en het reflecteren op het taalgebruik
2 belangrijke kenmerken van taal:
- Taal is gebonden aan bepaalde regels
- Taal heeft een communicatieve functie
Taal is opgebouwd uit een systeem met allerlei elementen: klanken, woorden zinnen,
teksten. Voor het samenvoegen van die elementen zijn regels. Je kunt dus fouten maken op
heel veel manieren.
Taalniveaus:
Niveau Regels voor
Fonologisch niveau Uitspraak
Morfologisch niveau Opbouw van woorden
Syntactisch niveau Volgorde van woorden
Semantisch niveau Betekenis
Pragmatisch niveau Gebruik
Orthografisch niveau Spelling
Fonologisch niveau
- Klankaspecten uitspraak, regels voor de volgorde van spraakklanken, de intonatie
of het woordaccent
- Kleinste elementen van een taal zijn de spraakklanken
- Het klanksysteem van je eigen taal is bepalend voor de manier waarop je andere
talen waarneemt
- Articuleren van spraakklanken verloopt bij vrijwel iedereen automatisch
3 typen spraakklanken:
- klinkers (vocalen)
Stroomt de lucht onbelemmerd door de mond naar buiten en trillen de stembanden
- medeklinkers (consonanten)
kan de lucht niet onbelemmerd naar buiten stromen , bij sommige medeklinkers
trillen de stembanden
- tweeklanken (diftongen)
twee klinkers die in elkaar overvloeien
Er zijn regels voor de volgorde van de spraakklanken
In het Nederlands komt het zelden voor dat er meer dan 3 medeklinkers na elkaar
uitgesproken worden, alleen in samengestelde woorden (angstschreeuw)
Assimilatie als spraakklanken na elkaar uitgesproken worden, kunnen ze elkaar
beïnvloeden
Spellingsuitspraak bv. Kistje spreek je uit als kisju. Als je de t wel uitspreekt laat je je te
veel leiden door de spelling van het woord
Tongval de articulatie van spraakklanken verschilt van persoon tot persoon. We spreken
van een tongval als iemand een bepaalde regionaal gekleurde uitspraak heeft
Foneem 2 verschillende fonemen als 2 spraakklanken ook verschil in betekenis brengen
(in been en beer hoor je 2 verschillende ee-klanken, maar het is 1 foneem)