Stap 1: Beschrijf de situatie: - Een pedagoog is integer: hij neemt zijn
verantwoordelijkheid
- Te goeder trouw (Sartre): - Verantwoordelijk zijn voor je vrijheid
- Kiezen om integer te zijn
- Bewust zijn dat je altijd een keuze hebt en dat
de gevolgen niet op iemand anders geschoven kunnen
worden
Voorbeelden:
- Zelfstandig beslissingen maken
- Je verplichtingen serieus nemen
- Verschillende normen tegen elkaar afwegen
- Oog hebben voor de gevolgen van je handelen
- Aanspreekbaar zijn op je keuzes
- Te kwader trouw (sartre): - Mensen zijn vrij
- Mensen zijn bang voor hun vrijheid en daarbij
behorende verantwoordelijkheid.
- Daarom doen mensen alsof ze niet vrij zijn.
- VB: ik kan je de paarse krokodil niet geven, want zo
zijn de regels.
Voorbeelden:
- Ik kan niet anders, want zo doe ik het altijd. (gewoonte)
- Ik kan niet anders, want er wordt verwacht dat ik het zo doe. (verwachtingen)
- Ik kan niet anders, want zo staat het in de beroepscode. (regels)
- Ik kan niet mee gaan drinken, want dat heb ik beloofd aan mijn vriendin.
(voornemen/belofte)
- Dat kan ik niet doen, want het is veel te eng. (emoties)
Stap 2: Wat is het ethische dilemma: - Er zijn twee alternatieven van waaruit gekozen
moet worden
- Beide alternatieven hebben te maken met
waarden en normen
- Het dilemma voor de professional – bij
beroepsethiek
- Het is duidelijk tussen welke mogelijkheden
gekozen moet worden – zo concreet mogelijk.
- Strategisch handelen: - Realiseren van bepaalde (objectieve doeleinden)
- De ander is slechts een factor
- Herkenbaar in veel management-stijlen: beheers- en
maakbaarheid
- Gericht op het succesvol realiseren van bepaalde
(objectieve) doeleinden/
- Mensen gaan uit van zichzelf als subject dat iets (een
object) wil; de ander komt wel voor, maar slechts als
‘factor’ waar men rekening mee houdt terwijl men gericht
is op het realiseren van privédoelen.