100% de satisfacción garantizada Inmediatamente disponible después del pago Tanto en línea como en PDF No estas atado a nada 4.2 TrustPilot
logo-home
Resumen

Volledige samenvatting Genetica

Puntuación
5.0
(2)
Vendido
6
Páginas
42
Subido en
01-05-2023
Escrito en
2022/2023

Dit is een volledige samenvatting van het vak genetica (deel van Ontwikkeling & voortplanting) waarbij ik voornamelijk gebruik heb gemaakt van de cursus.

Institución
Grado











Ups! No podemos cargar tu documento ahora. Inténtalo de nuevo o contacta con soporte.

Escuela, estudio y materia

Institución
Estudio
Grado

Información del documento

Subido en
1 de mayo de 2023
Número de páginas
42
Escrito en
2022/2023
Tipo
Resumen

Temas

Vista previa del contenido

H1: CYTOGENETICA (CHROMOSOMEN ONDERZOEK)

1. Cytogenetische technieken
Klassieke karyotypering
Karyotype = chromsomenprofiel van een persoon (aantal + vorm)
Karyotypering = visualiseren van de chromosomen
Delende cellen nodig: chromosomen worden enkel zichtbaar tijdens de mitose (condensatie)
 Daarom: cellen nodig die delen (indien niet spontaan: mitogeen toevoegen  inductie mitose)
 Meest gebruikte cellen
o Witte bloedcellen (T-lymfocyten) via bloedafname in een steriel buisje met heparine
(antistollingsmiddel)
o Fibroblasten uit een kleine huidbiopsie  bij vermoeden van mozaïcisme
o Maligne cellen  type kanker bepalen
o Prenataal: verschillende celtypes

Mitose stilleggen: toevoeging van colchicine  bindt aan vrij tubuline  delingsspoel breekt af 
chromosomen blijven in de metafase  in hypotone oplossing  chromosomen zwellen & barsten
(zusterchromatiden gaan uit elkaar)

Identificatie van de chromosomen (verschillende criteria)
 Grootte: 1 is het grootste  22 is het kleinste (maar na sequentiebepaling bleek dat 22
groter is dan 21 = historische vergissing)
 Positie van het centromeer (verhouding van de grootte van de korte p-arm tov de lange q-
arm)
o Chromosoom 1: mediocentrisch
o Chromosoom 13, 14, 15, 21, 22: acrocentrisch  zeer kleine p-arm: bevat genen
voor ribosomaal RNA (vormen de nuceloli) + is identiek voor deze chromosomen +
betrokken in de Robertsoniaanse translocatie (chromosoomafwijking)
 Banderingspatroon (zichtbaar door kleuring): specifiek voor elk chromosoom & bij elke mens
identiek
o Nummering van elk bandje  exacte beschrijving van de lokalisatie van genen &
chromosomale afwijkingen
o G-banding (meest gebruikt): bleek (veel genen: euchromatine) & donker
(minder/geen genen: heterochromatine)

FISH: fluorescentie in situ hybridisatie
 doel: gericht de positie van een bepaald chromosoomfragment (target DNA) in het licht stellen
 DNA sonde/probe = DNA molecule afkomstig van het chromosoomfragment gemerkt met
een fluorescerende stof
 Target DNA & DNA sonde: enkelstrengig gemaakt  draagglaasje  hybridisatie: DNA sonde
hecht vast op het overeenkomstig chromsoomfragment (in situ)
 Fluorescentiemicroscoop: positie van de sonde in het licht stellen
 DNA sondes van alle chromosomale regio’s van elk gen door het Humaan Genoom Project

FISH op metafase chromosomen  normaal: 2 x 2 signalen (zusterchromatiden)

Interfase FISH: uitvoering op interfase kernen van niet-delende cellen (2 signalen)
 Snel resultaat: bv. bij vermoeden van Down syndroom of ambigue genitalia (onduidelijk
geslacht)  snelle diagnose
 Onderzoek op traag delende cellen: bv. amniocyten
 Onderzoek op cellen die (in vitro) niet delen: bv. blastomeren, kankercellen, …



Astrid Vermeire – Genetica

,Toepassingen van FISH:
 Opsporen van structurele chromsoomafwijkingen (bv. translocaties)
 Opsporen van submicroscopische chromosoom afwijkingen (bv. microdeleties)
o Niet te detecteren met klassieke karyotypering (indien duplicatie/deletie < 5 Mb + is
subjectief: evaluatie ‘op het zicht’)
o Bv. DiGeorge syndroom (neurocristopathie): Microdeletie in chromosoom 22q11 
hartafwijking, onderontwikkeling van thymus en bijschildklier, faciale afwijkingen

Chromosomaal Microarray onderzoek: array comparative genome hybridisation (array-CGH)
Doel: afwijkingen in het aantal kopijen van een chromosoom (anaploidie) of chromosoomfragmenten
(CNV’s) opsporen
Vergelijkende hybridisatie: gefragmenteerde DNA van de patiënt (rood) en controle (groen) w
fluorescerend gemerkt  mengsel van gelijke hoeveelheden op micro-array  hybridisatie
 Micro-array = draagglaasje met kleine hoeveelheden van een groot aantal enkelstrengige
DNA-fragmenten (= synthetische oligonucleotiden)
 Intensiteit van het groen en rode signaal: gelijk (normale samenstelling van het DNA), sterker
groen (deletie: 1/2), sterker rood (duplicatie: 3/2)

Toepassing: screenen naar submicroscopische afwijking
 karyotypering w niet meer uitgevoerd bij kleine chromosomale afwijkingen: te lage resolutie
 FISH: gericht op zoek gaan
 kracht van array-CGH: objectieve analyse + hoge resolutie + screening van het hele genoom
mogelijk
 Wanneer er geen delende cellen beschikbaar zijn (bv. weefsel na miskraam, na overlijden,
bepaalde tumoren, …)
 Slechts beperkt aantal cellen beschikbaar (bv. pre-implantatie genetische diagnose)

Beperkingen
(1) Gebalanceerde structurele afwijkingen worden niet gedetecteerd (translocatie/inversie): geen
verlies of toename  karyotypering/FISH noodzakelijk (bv. bij vruchtbaarheidproblemen of
herhaalde miskramen)
(2) Normale variatie  CNV’s (10% van het genoom/genen) = genen waarbij er heel veel variatie is
in het aantal kopijen in de normale bevolking (frequente of zeldzame/unieke CNV’s)
 Pathogeen: causaal voor het fenotype
 Beninge: geen effect op het fenotype

 Interpretatie van een afwijking op de microarry niet eenvoudig: oorzaak van de aandoening of een
variant zonder betekenis?  goede analyse nodig
 IN SILICO: databanken
o Databanken met gekende causale afwijkingen  gekende pathogene CNV?
o Databanken met gekende varianten in de normale populatie  onvolledig: dagelijks
nieuwe zeldzame varianten zonder gevolgen voor de gezondheid
o Grootte van de afwijking: CNV bevat veel genen  grote kans dat dit leidt tot een
aandoening (niet absoluut)
o Deleties: vaker de oorzaak van een aandoening dan duplicaties
 Ligt er een gekend gen in deze regio en kan dit gen in verband gebracht worden met de
afwijkingen van het kind?
 IN VIVO: familieonderzoeken
o Normale ouders geen drager: de novo CNV-mutaties (uitzonderlijk: 1/50)  kans dat
de variant de oorzaak is van de aandoening↑
o Aandoening in de familie: segregeert de CNV samen met het fenotype?



Astrid Vermeire – Genetica

, DECIPHER: verzameling van alle genetische en fenotypische informatie over CNV’s, MAAR nog steeds
unclassified variants (VOUS) = CNV’s waarvan de betekenis nog onduidelijk is

(3) Genoom-wijde screening: detectie van toevallige genetische afwijkingen mogelijk (= incidental
findings/ secondary variants)

MLPA = Multiplex Ligation-dependent Probe Amplification (= kwantitatieve DNA analyse dmv PCR)
Doel: bepalen van het aantal kopijen van bepaalde DNA-sequenties (detectie duplicaties/deleties)
Voordelen: (1) goedkoper dan FISH en array-CGH, (2) hoge resolutie (exon-niveau), (3) snel
Nadeel: aantal onderzochte genen is beperkt (maximaal een tiental verschillende loci)

Sequenering: next generation sequenering
= massief parallel sequeneringen van alle exonen (exoom, WES) of het volledige genoom (WGS)
 Toegepast in (1) niet-invasieve prenatale testing en (2) preimplantatie genetische diagnose

 Welke techniek is geschikt?  2 parameters: resolutie (kleinste afwijking die kan opgespoord
worden?) & screening (hoeveel loci kunnen in één enkele test onderzocht worden)




2. Chromosomale afwijkingen
Classificatie: op verschillende manieren mogelijk
(1) Ontstaansmechanisme
 Meiotische fout: foutieve chromosomensegregatie tijdens meiose (bv. vrije trisomie 21)
 Postzygotische fout: fout tijdens een gewone celdeling (mitose)  mozaïcisme (bv.
mozaïcisme voor trisomie 21)
 Fout tijdens bevruchting (bv. triploïdie: bevruchting van één eicel door 2 zaadcellen)

(2) Type afwijking: structureel versus numeriek.
Numerieke afwijkingen: foutief aantal chromosomen
POLYPLOIDIE: bv. triploïdie  69 chromosomen.
ANEUPLOIDIE: een verlies of extra kopij van één of meerdere chromosomen
 Monosomie: één chromosoom van een homoloog paar (niet leefbaar, behalve bij Turner
syndroom  1 X chromosoom)
 Trisomie: drie exemplaren van een chromosoom
o Autosomale trisomies die niet meteen in een miskraam eindigen: 21 (meest
voorkomend & als enige leefbaar), 18 en 13  ernstige afwijkingen & opgespoord
via NIPT
o Trisomies van de geslachtschromosomen (47,XXX, 47,XYY, 47,XXY): leefbaar &
minder uitgesproken manifestaties.



Astrid Vermeire – Genetica

, Structurele afwijkingen  meest voorkomende:
 deletie (partiële monosomie): stuk van een chromosoom tekort
 duplicatie (partiële trisomie): stuk van een chromosoom teveel
 translocatie: (stuk van) een chromosoom verplaatst
 inversie: stuk van een chromosoom is geïnverteerd of omgekeerd.

Miskramen: grootste deel van de bevruchte eicellen ontwikkelt niet verder (voor de zwangerschap
opgemerkt w of in het eerste trimester)
Oorzaak: meestal door chromosomale afwijkingen (belangrijkste doodsoorzaak bij de mens vanaf
bevruchting)

Pre-implantatie periode: verlies van 1/3 van de embryo’s
 na de bevruchting: aantal cruciale stappen waar er veel kan mislopen
 Ontwikkeling 1ste dagen afhankelijk van mRNA en eiwitten in de eicel
 Activering van het embryonale genoom (vanaf het +/- 4-8 cellen stadium)
 Chromosomale afwijkingen vanaf de activering: nadelige effecten  afsterven van de
vrucht voor de implantatie

Post-implantatie: verlies van 1/3 van de embryo’s/foetussen (voor 6 weken PML: 25%, erna: 10%)
Tgv een aantal frequente chromosomale afwijkingen
 Triploïdie & trisomie 16  miskraam
 Trisomie & monosomie X (Turner)  groot gedeelte: miskraam, MAAR door onvolledige
prenatale selectie: geboorte mogelijk
**late implantatie kan een eerste teken zijn van een chromosomale afwijking (leidt tot miskraam)

Na de geboorte: > 3% heeft een aangeboren aandoening
 1/200: grote (cytogenetisch zichtbare) chromosomale afwijking & 1/600: relevant CNV

IVF: toedienen van hormonen  meerdere rijpe eicellen  opgepikt & bevrucht met zaadcellen
(ICSI)  D3: blastomeer  D5: blastocyst  2/8: overleeft  in de baarmoeder
Slaagpercentage: 20-25% (beperkt door chromosomale afwijkingen)  testen om dit te verbeteren:

(1) PRE-IMPLANTATIE GENETISCHE TESTING VOOR ANAPLOIDIE (PGT-A)
= alle chromosomale aneuploïdies opsporen adhv interfase FISH, microarray en NGS op een 8-cellen
blastomeer (3 dagen)
MAAR: uit studies blijkt dat het niet leidt tot betere resultaten  verklaring: genetisch mozaïcisme
(90%: min. 1 cel met een chromosomale afwijking door fouten tijdens mitose in de 1 ste celdelingen)
 Nog geen activering van het embryonaal genoom  nog geen selectie tegen deze
afwijkingen: gebeurt pas na de activering  w gevolgd door de differentiatie van het embryo
 Vele van die embryo’s: normale ontwikkeling (25%)  mogelijke verklaringen: (1) uitselectie
van de mutaties (embryo ontwikkelt uit de normale cellen) en (2) foutieve cellen komen
terecht in weefsels waar ze minder nadelige gevolgen hebben (bv. placenta)
 Genetisch onderzoek van 1 blastomeer: vaak niet representatief voor de genetische kwaliteit van het
hele embryo = PGT-A werkt niet op dag 3

(2) PRE-IMPLANTATIE MORFOLOGISCHE SCREENING
Vrucht langer in vitro kweken (tot D5: bastocyst)  selectie van vruchtjes: adhv morfologische
criteria de embryo’s met betere overlevingskansen onderscheiden
 Bijkomende PGT-A: verbetert de selectie (trofoblast biopsie van 5- tal trofoblastcellen)
 MAAR: langere artificiële kweek kan nadelige epigenetische effecten hebben op het embryo
 Onderzoek hiernaar is nog lopende & trofoblast is niet steeds representatief voor embryoblast


Astrid Vermeire – Genetica
$13.30
Accede al documento completo:

100% de satisfacción garantizada
Inmediatamente disponible después del pago
Tanto en línea como en PDF
No estas atado a nada

Reseñas de compradores verificados

Se muestran los 2 comentarios
1 año hace

1 año hace

Only had a day and a half for genetics, and this recap helped me a lot

5.0

2 reseñas

5
2
4
0
3
0
2
0
1
0
Reseñas confiables sobre Stuvia

Todas las reseñas las realizan usuarios reales de Stuvia después de compras verificadas.

Conoce al vendedor

Seller avatar
Los indicadores de reputación están sujetos a la cantidad de artículos vendidos por una tarifa y las reseñas que ha recibido por esos documentos. Hay tres niveles: Bronce, Plata y Oro. Cuanto mayor reputación, más podrás confiar en la calidad del trabajo del vendedor.
astridvrm Katholieke Universiteit Leuven
Seguir Necesitas iniciar sesión para seguir a otros usuarios o asignaturas
Vendido
8
Miembro desde
2 año
Número de seguidores
6
Documentos
10
Última venta
4 días hace

5.0

3 reseñas

5
3
4
0
3
0
2
0
1
0

Recientemente visto por ti

Por qué los estudiantes eligen Stuvia

Creado por compañeros estudiantes, verificado por reseñas

Calidad en la que puedes confiar: escrito por estudiantes que aprobaron y evaluado por otros que han usado estos resúmenes.

¿No estás satisfecho? Elige otro documento

¡No te preocupes! Puedes elegir directamente otro documento que se ajuste mejor a lo que buscas.

Paga como quieras, empieza a estudiar al instante

Sin suscripción, sin compromisos. Paga como estés acostumbrado con tarjeta de crédito y descarga tu documento PDF inmediatamente.

Student with book image

“Comprado, descargado y aprobado. Así de fácil puede ser.”

Alisha Student

Preguntas frecuentes