Aardrijkskunde H3: GEBIEDEN Zuid-Amerika
Draagkracht: het aantal mensen dat in een gebied kan leven zonder schade te berokkenen aan
de omgeving.
Handelsgewassen: gewassen die speciaal voor de handel geteeld worden.
Cash craps: gewassen die speciaal voor de handel geteeld worden
Latifundia: zeer grote landbouwbedrijven (> 10 ha)
Minifundia: kleine landbouwbedrijven (< 5 ha)
Informal city: spontaan gebouwde, illegale stadswijken waar de bewoners geen
eigendomsrechten hebben op de huizen en/of de grond die ze bewonen.
Landgrabbing: buitenlandse (en binnenlandse) bedrijven kopen in een land enorme stukken land
op om er grootschalige landbouwbedrijven te beginnen.
Landroof: buitenlandse (en binnenlandse) bedrijven kopen in een land enorme stukken land op
om er grootschalige landbouwbedrijven te beginnen.
Ruimtelijke segregatie: ruimtelijke scheiding van woonwijken op basis van etniciteit of welvaart.
Subductie: het wegduiken van een oceanische plaat in de aardmantel.
Verstedelijkingsgraad: het percentage van de bevolking van een land dat in de stad woont.
3.1 Natuurlijke gevaren in Zuid-Amerika
Aardverschuiving: het in beweging komen van los verweringsmateriaal op hellingen.
Lahar: een modderstroom die bestaat uit een mengsel van water, verweringsmateriaal, as en
modder. Vaak in gang gezet door een vulkaanuitbarsting.
3.2 Hazard management
Risicoperceptie: een subjectieve inschatting van de natuurlijke risico's in een gebied, dat tevens
van invloed is op hoe goed mensen voorbereid zijn op een natuurramp.
Hazard management: een planmatige vorm van gevarenbeheersing door risico's in kaart te
brengen, voorzorgsmaatregelen te treffen en rampenplannen op te stellen en aan de hand
daarvan te oefenen.
3.3 De stad
Netwerksamenleving: een samenleving waarbij verbindingen tussen gebieden en landen op
economisch, politiek en sociaal-cultureel terrein bestaan.
Megasteden: een stad met meer dan 10 miljoen inwoners.
Middelgrote steden: stad met minder dan 500.000 inwoners (geldt voor Z-A)
Ontwikkelingscorridors: door de overheid aangelegde transportroutes die gebieden ontsluiten.
Informele stad: spontaan gebouwde, illegale stadswijken waar de bewoners geen
eigendomsrechten hebben op de huizen en/of de grond die ze bewonen. Voorzieningen en
infrastructuur ontbreken of zijn van laag niveau.
Urban sprawl: ongebreidelde ruimtelijke expansie (groei) van grote steden.
3.4 Platteland
Zelfvoorzienende boeren: kleinschalige landbouw met als belangrijkste doel de eigen familie van
voedsel te voorzien.
Draagkracht: het aantal mensen dat in een gebied kan leven zonder schade te berokkenen aan
de omgeving.
Handelsgewassen: gewassen die speciaal voor de handel geteeld worden.
Cash craps: gewassen die speciaal voor de handel geteeld worden
Latifundia: zeer grote landbouwbedrijven (> 10 ha)
Minifundia: kleine landbouwbedrijven (< 5 ha)
Informal city: spontaan gebouwde, illegale stadswijken waar de bewoners geen
eigendomsrechten hebben op de huizen en/of de grond die ze bewonen.
Landgrabbing: buitenlandse (en binnenlandse) bedrijven kopen in een land enorme stukken land
op om er grootschalige landbouwbedrijven te beginnen.
Landroof: buitenlandse (en binnenlandse) bedrijven kopen in een land enorme stukken land op
om er grootschalige landbouwbedrijven te beginnen.
Ruimtelijke segregatie: ruimtelijke scheiding van woonwijken op basis van etniciteit of welvaart.
Subductie: het wegduiken van een oceanische plaat in de aardmantel.
Verstedelijkingsgraad: het percentage van de bevolking van een land dat in de stad woont.
3.1 Natuurlijke gevaren in Zuid-Amerika
Aardverschuiving: het in beweging komen van los verweringsmateriaal op hellingen.
Lahar: een modderstroom die bestaat uit een mengsel van water, verweringsmateriaal, as en
modder. Vaak in gang gezet door een vulkaanuitbarsting.
3.2 Hazard management
Risicoperceptie: een subjectieve inschatting van de natuurlijke risico's in een gebied, dat tevens
van invloed is op hoe goed mensen voorbereid zijn op een natuurramp.
Hazard management: een planmatige vorm van gevarenbeheersing door risico's in kaart te
brengen, voorzorgsmaatregelen te treffen en rampenplannen op te stellen en aan de hand
daarvan te oefenen.
3.3 De stad
Netwerksamenleving: een samenleving waarbij verbindingen tussen gebieden en landen op
economisch, politiek en sociaal-cultureel terrein bestaan.
Megasteden: een stad met meer dan 10 miljoen inwoners.
Middelgrote steden: stad met minder dan 500.000 inwoners (geldt voor Z-A)
Ontwikkelingscorridors: door de overheid aangelegde transportroutes die gebieden ontsluiten.
Informele stad: spontaan gebouwde, illegale stadswijken waar de bewoners geen
eigendomsrechten hebben op de huizen en/of de grond die ze bewonen. Voorzieningen en
infrastructuur ontbreken of zijn van laag niveau.
Urban sprawl: ongebreidelde ruimtelijke expansie (groei) van grote steden.
3.4 Platteland
Zelfvoorzienende boeren: kleinschalige landbouw met als belangrijkste doel de eigen familie van
voedsel te voorzien.