Introductie
Temperatuur op aarde wordt bepaald door:
- Breedteligging
Invalshoek zonnestralen
Afstand door de dampkring
- Hoogteligging
- Verschil tussen land en water
- Aanvoer warme/koude lucht
Windrichting
Zeestromen
- Op hoge breedte moeten de zonnestralen een groter oppervlak verwarmen
- Op hoge breedte moeten de zonnestralen een langere weg door de
dampkring afleggen.
De aarde warmt vanaf onder op
Dus hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt
Land warmt sneller op dan water
Land koelt sneller af dan water
Als de wind in de zomer van zee komt, neemt deze koele lucht mee
Als de wind in de winter van zee komt, neemt deze warmte lucht mee
De zeestromen beïnvloeden de temperatuur van de lucht die door de aanlandige
wind wordt aangevoerd.
Vormen neerslag:
- Stuwingsneerslag gebieden met veel reliëf
lucht botst tegen berg stijgt op koelt af lucht zet uit kan minder
vocht bevatten stuwingsneerslag
- Stijgingsneerslag gebieden met veel warmte
Lucht wordt opgewarmd stijgt op koelt af lucht zet uit kan minder
vocht bevatten stijgingsneerslag
- Frontale neerslag warme lucht komt koude lucht tegen warme lucht is
lichter stijgt op koelt af lucht zet uit kan minder vocht bevatten
frontale neerslag
Algemene regels
- Aarde zet zonnestralen om in warmtestralen. Hoe hoger je komt, hoe kouder
het wordt. Temperatuur daalt met 6°C per kilometer stijging.
- Land reageert snel op temperatuurswisselingen van de lucht, water reageert
hier langzaam op.
- Warme lucht is lichter dan koude lucht. Warme lucht stijgt op.
- Als lucht afkoelt gaat lucht uitzetten. Uitgezette lucht kan minder vocht
bevatten dus ontstaat er neerslag.
3.1
, Algemene regels:
Wind waait altijd van een hoger drukgebied naar een lager drukgebied
Noordelijk halfrond, windafwijking naar rechts
Zuidelijk halfrond windafwijking naar links
- Wind noem je altijd naar waar die vandaag komt
- Hoog = droog
Wet van Buys Ballot =
Op NH met wind in de rug een afbuiging naar rechts
Op ZH met wind in de rug een afbuiging naar links
Begrippen van deze paragraaf goed leren!
3.2
Temperatuur op aarde wordt bepaald door:
- Breedteligging
Invalshoek zonnestralen
Afstand door de dampkring
- Hoogteligging
- Verschil tussen land en water
- Aanvoer warme/koude lucht
Windrichting
Zeestromen
- Op hoge breedte moeten de zonnestralen een groter oppervlak verwarmen
- Op hoge breedte moeten de zonnestralen een langere weg door de
dampkring afleggen.
De aarde warmt vanaf onder op
Dus hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt
Land warmt sneller op dan water
Land koelt sneller af dan water
Als de wind in de zomer van zee komt, neemt deze koele lucht mee
Als de wind in de winter van zee komt, neemt deze warmte lucht mee
De zeestromen beïnvloeden de temperatuur van de lucht die door de aanlandige
wind wordt aangevoerd.
Vormen neerslag:
- Stuwingsneerslag gebieden met veel reliëf
lucht botst tegen berg stijgt op koelt af lucht zet uit kan minder
vocht bevatten stuwingsneerslag
- Stijgingsneerslag gebieden met veel warmte
Lucht wordt opgewarmd stijgt op koelt af lucht zet uit kan minder
vocht bevatten stijgingsneerslag
- Frontale neerslag warme lucht komt koude lucht tegen warme lucht is
lichter stijgt op koelt af lucht zet uit kan minder vocht bevatten
frontale neerslag
Algemene regels
- Aarde zet zonnestralen om in warmtestralen. Hoe hoger je komt, hoe kouder
het wordt. Temperatuur daalt met 6°C per kilometer stijging.
- Land reageert snel op temperatuurswisselingen van de lucht, water reageert
hier langzaam op.
- Warme lucht is lichter dan koude lucht. Warme lucht stijgt op.
- Als lucht afkoelt gaat lucht uitzetten. Uitgezette lucht kan minder vocht
bevatten dus ontstaat er neerslag.
3.1
, Algemene regels:
Wind waait altijd van een hoger drukgebied naar een lager drukgebied
Noordelijk halfrond, windafwijking naar rechts
Zuidelijk halfrond windafwijking naar links
- Wind noem je altijd naar waar die vandaag komt
- Hoog = droog
Wet van Buys Ballot =
Op NH met wind in de rug een afbuiging naar rechts
Op ZH met wind in de rug een afbuiging naar links
Begrippen van deze paragraaf goed leren!
3.2
