Ontwikkelingspedagogiek
Hoofdstuk 1: Wat is opvoeding?
Opvoeding: een proces waarin een onvolwassen mens wordt geholpen en begeleid tot aan het punt
waarop hij of zij de regie voor zijn eigen leven verder kan overnemen en dit ook doet. (alleen mens)
Doel: onafhankelijk worden ten opzichte van de opvoeders. (hersenen groeien tot 20e)
Eerst is er een asymmetrische relatie tussen opvoeder en opvoeding, na ongeveer 20 jaar gaat dit
over in een symmetrische relatie. (opvoeders zijn ook grootouders, leerkrachten, sportbegeleiders)
5 typen opvoeders:
1. Conservatieve materialisten (Behulpzaamheid en goede inkomsten)
2. De doeners (Hoffelijkheid en goede manieren)
3. De sociale idealisten (Sociale vaardigheden zijn heel belangrijk)
4. De onopvallende conservisten (Eerlijkheid en gezondheid)
5. De gematigde hedonisten (Levensvreugde en geluk)
Geschiedenis
Vroeger waren kinderen bedoelt voor de economie, nu, meer jagen ect. Er waren toen vele
duidelijkere voorschriften. (Nu zegt je nichtje tegen je: “je bent mijn moeder niet!”)
De veranderingen kwamen in de industriële revolutie (voor 1800), de gezinnen werden kleiner en
mensen moesten naar de stad, de persoon zelf werd steeds belangrijker en er ontstond een
autoritaire opvoedingsstijl: ouders bepalen hoe op te voeden, niemand anders! (20e eeuw)
Effective parenting: Africhten, trucs & tips.
STEPS (Systematic training for effective parenting): Ik-boodschap en grenzen aangeven.
SESK (Starke elern-starke kinder): Opvoeden zonder geweld, rechten kind centraal.
TRIPLE P: (positieve pedagogiek) ouders en anderen laten zien hoe zij het kind op positieve wijze
kunnen begeleiden. Dit kan leiden tot hyperparenting onzeker worden.
Drie basisprincipes voor positieve pedagogiek (triple p)
1. Het zorgen voor een veilige en stimulerende omgeving
2. Het creëren van een positieve leeromgeving
3. Het leren te reageren op ongewenst gedrag (schreeuwen of fysiek geweld geen effect)
Visies op pedagogiek:
- Brezinka (1979) (zelfstandigheid en mondigheid, voor jezelf opkomen)
- Montessori (1973) (gevoelige periode, verstandelijk beperkten opvoeden (observatie))
- Juul (introspectie: Wie ben ik als ouder? Wat zijn mijn grenzen?)
- Deway (1990) (Zelfstandigheid en alertheid, nieuwsgierigheid voor kinderen)
Tussenweg Piagets constructieve model DOEL aanpassen
Assimilatie: Ordening op de goede manier
Accommodatie: Aanpassen aan de omgeving
Range of reaction: Uitkomst van de genotype & Fenotype
3 verschillende opvoedingsmilieus
1. Primaire opvoedingsmilieu (Ouders, familie, verzorgers)
2. Secundaire opvoedingsmilieu (Crèche, school, alles door professionals)
3. Tertiaire opvoedingsmilieu (Straat, buurt, invloed van leeftijdsgenoten)
Peers zijn ontwikkelingsgelijken, mensen met wie je iets deelt.