Toetstof Psychologie OLP 1
6 psychologische perspectieven
1. Biologisch perspectief erfelijke aanleg/ DNA
2. Cognitief perspectief hoe praat je tegen jezelf
3. Behavioristisch perspectief omgeving stuurt gedrag
4. Whole-person perspectief naar het geheel kijken
5. Ontwikkelingspsychologie 8 ontwikkelingsfasen
6. Sociocultureel perspectief de dagelijkse sociale omgeving
de eigen cultuur en andere (sub)culturen
functioneren in groepsverband/ individu
8 ontwikkelingsfasen
1. Baby (0-1,5) ontwikkelen basisvertrouwen in zichzelf en anderen
2. Peuter (1,5-3) ontwikkelen zelfstandigheid/ autonomie
3. Kleuter (3-6) ontwikkelen initiatie name
4. Schoolkind (6-12) ontwikkelen tot samenwerkend en goed presterend persoon
5. Adolescent (12-18) ontwikkelen identiteit
6. Jongvolwassene (18-35) ontwikkelen intimiteit
7. Volwassene (35-55) ontwikkelen generativiteit en openstaan voor veranderingen
8. Oudere (55+) ontwikkelen ego-integriteit
ID, superego en ego
ID primaire biologische driften (eros levensdrift, thanatos doodsdrift)
Superego geweten (moraal, ethische waarden)
Ego realiteitsprincipe, bepaalt de balans tussen ID en superego
3 bekrachtigers
1. Positieve bekrachtiging beloning geven om gedrag te bevorderen
2. Negatieve bekrachtiging onprettigs verwijderen om gedrag te bevorderen
3. Geen bekrachtiging/ negeren geen beloning/ straf
4 consequenties
1. Prettig positief effect (positieve bekrachtiging) iets aangenaams geven
2. Prettig negatief effect (negatieve bekrachtiging) iets vervelends wegnemen
3. Vervelend positief effect (positieve straf) iets vervelends geven
4. Vervelend negatief effect (negatieve straf) iets fijns wegnemen
In bovenstaande betekend dus positief iets geven en negatief iets wegnemen
Operante vs. Klassieke conditionering
Klassiek
Voor verwerving na
UCS UCR NS UCS UCR CS CR
NS niks
6 psychologische perspectieven
1. Biologisch perspectief erfelijke aanleg/ DNA
2. Cognitief perspectief hoe praat je tegen jezelf
3. Behavioristisch perspectief omgeving stuurt gedrag
4. Whole-person perspectief naar het geheel kijken
5. Ontwikkelingspsychologie 8 ontwikkelingsfasen
6. Sociocultureel perspectief de dagelijkse sociale omgeving
de eigen cultuur en andere (sub)culturen
functioneren in groepsverband/ individu
8 ontwikkelingsfasen
1. Baby (0-1,5) ontwikkelen basisvertrouwen in zichzelf en anderen
2. Peuter (1,5-3) ontwikkelen zelfstandigheid/ autonomie
3. Kleuter (3-6) ontwikkelen initiatie name
4. Schoolkind (6-12) ontwikkelen tot samenwerkend en goed presterend persoon
5. Adolescent (12-18) ontwikkelen identiteit
6. Jongvolwassene (18-35) ontwikkelen intimiteit
7. Volwassene (35-55) ontwikkelen generativiteit en openstaan voor veranderingen
8. Oudere (55+) ontwikkelen ego-integriteit
ID, superego en ego
ID primaire biologische driften (eros levensdrift, thanatos doodsdrift)
Superego geweten (moraal, ethische waarden)
Ego realiteitsprincipe, bepaalt de balans tussen ID en superego
3 bekrachtigers
1. Positieve bekrachtiging beloning geven om gedrag te bevorderen
2. Negatieve bekrachtiging onprettigs verwijderen om gedrag te bevorderen
3. Geen bekrachtiging/ negeren geen beloning/ straf
4 consequenties
1. Prettig positief effect (positieve bekrachtiging) iets aangenaams geven
2. Prettig negatief effect (negatieve bekrachtiging) iets vervelends wegnemen
3. Vervelend positief effect (positieve straf) iets vervelends geven
4. Vervelend negatief effect (negatieve straf) iets fijns wegnemen
In bovenstaande betekend dus positief iets geven en negatief iets wegnemen
Operante vs. Klassieke conditionering
Klassiek
Voor verwerving na
UCS UCR NS UCS UCR CS CR
NS niks