GEDRAGSPATRONEN IN GROEPEN
11.1 Hoe kan cultuur vanuit de psychologie worden verklaard?
Groepen vertonen vaak gedragspatronen en praktijken die (door situaties heen)
heel stabiel en moeilijk te veranderen zijn. Het gaat om ingesleten praktijken, die
worden weerspiegeld in de waarden en normen van een gemeenschap. Dit geheel kan
cultuur genoemd worden. Dit is geen externe maar een interne factor, die tot uiting
komt in de habitus (lichaamshouding) van mensen. Hun lichaam gaat staan naar hun
ervaringen als lid van de groep waartoe zij behoren.
Mensen ontwikkelen instrumenten en systemen in antwoord op de problemen
waarvoor zij zich gesteld zien. In het gedrag vormen zich vaste patronen of praktijken
die identificerend zijn voor de leden van de intrinsiek sociale groep. Dit is een
groep die als groep echt bestaat, dus waarvan mensen zich lid voelen, omdat zij met
elkaar te maken hebben. Het tegenovergestelde hiervan is een aggregraatgroep.
Deze groep wordt ‘geconstrueerd’ oftewel ‘geaggregeerd’ (samengevoegd). Hiervan
kan bv worden gesproken als het gaat over de inwoners van Amsterdam.
De processen van cultuurvorming kunnen gepaard gaan met de volgende problemen:
- Probleemoplossingen en gedragspatronen ‘uit de tijd’ raken doordat men bv
onvoldoende moderniseert of zich onvoldoende aanpast aan andere groepen die
zich wel tijdig aanpassen. Dit noemen we culturele arresten.
- Gedragspatronen die op individueel niveau functioneel zijn, kunnen op collectief
niveau nieuwe problemen veroorzaken (sociale dilemma’s).
- Gedragspatronen van groepen kunnen botsen, omdat elke groep zijn eigen
praktijken heeft ontwikkeld (conflicten).
Om de problemen te beperken, zijn 2 belangrijke processen nodig:
- Leren, mensen moeten het gewenste gedrag aanleren. Hierbij gaat het om
gewenste kennis, vaardigheden en professionele houding. Dit gedrag wordt
vaak terloops ontwikkeld, zonder veel bewuste aandacht. Door dit automatische
leren ontstaat er automatisch gedrag. Dit gedrag is door priming makkelijk
te activeren.
- Communicatie, in de interactie tussen mensen komen praktijken tot stand. 3
belangrijke identificatiemiddelen zorgen ervoor dat mensen vorm kunnen geven
aan hun lidmaatschap van een intrinsiek sociale groep, namelijk afspraken,
conventies (bv kledingvoorschriften) en arrangementen (materieel vastliggende
gedragssturingen, bv taalgebruik). Daarnaast is er ook sprake van een
discours, een verhaal dat doorverteld wordt over wat men in de gemeenschap
belangrijk vindt en hoe men tegen zaken aankijkt. Zo ontstaan de
referentiekaders voor alledaagse gedragingen.
Cultuur heeft betrekking op het gedrag dat is aangeleerd of zelf gecreëerd
en dat kenmerkend is voor de leden van een sociale groep.
11.2 Wat zijn sociale dilemma’s?
Het blijkt dus dat mensen wel de invloed van groepen ondergaan, maar niet
automatisch samenwerken in groepen (sociale dilemma’s). Bij sociale dilemma’s
kiezen individuen voor hun eigenbelang, en denken ze niet aan de groep (algemene