1.2
Combinaties van 2 of meer atomen kunnen samen de moleculen vormen.
Er bestaan tientallen miljoenen soorten moleculen, dus ook tientallen
miljoenen verschillende stoffen. Een zuivere stof → bestaat uit één soort
bouwsteen ( alleen maar dezelfde moleculen dus)
Een element → bestaat uit één atoomsoort (geen andere soorten atomen
of moleculen)
Verbindingen → zijn stoffen waarvan de bouwstenen bestaan uit 2 of meer
verschillende atoomsoorten. (een zuivere stof kan dus ook een verbinding
zijn)
Een mengsel → bestaat uit 2 of meer stoffen, dus ook uit twee of meer
soorten bouwstenen.
Een zuivere stof heeft een kookpunt en een smeltpunt(de temperatuur
blijft tijdens het koken en smelten hetzelfde), maar een mengsel heeft een
kooktraject en smelttraject(de temperatuur loopt tijdens het koken en
smelten langzaam op)
Soorten mengsels:
Oplossing: een mengsel van vloeistoffen en vaste stoffen waarvan de
bouwstenen volledig zijn gemengd. Altijd helder, doorzichtig, kan wit zijn
of gekleurd.
Suspensie: bestaat uit korreltjes van een vaste stof die zweven in een
vloeistof, de vaste stof is niet opgelost. Altijd troebel, ondoorzichtig, kan
wit zijn of gekleurd.
Emulsie: bestaat uit kleine druppels van een vloeistof die zweven in een
andere vloeistof. Door het verschil in dichtheid → tweelagensysteem.
Hydrofiele stoffen mengen meestal goed met water en hydrofobe stoffen
niet.
Een emulgatormolecuul heeft een lange staart met C- en H-atomen en een
kleine kop waarin O-atomen voorkomen → de staart hydrofoob, kop
hydrofiel. Je gebruikt een emulgator om ervoor te zorgen dat een emulsie
niet ontmengt.
1.3
De stoffen waaruit een mengsel bestaat, verschillen in een aantal
stofeigenschappen. Je maakt gebruik van deze verschillen om een
mengsel te scheiden.
Verschil in deeltjesgrootte
Filtreren: de vloeistof die door de filter heen gaat noem je filtraat en de
vaste stof die in de filter overblijft noem je residu.
Verschil in dichtheid
Als de dichtheid van de vaste stof groter is dan de vloeistof kun je bij
suspensie de vaste stof laten bezinken.
Verschil in kookpunt