soorten en populaties
2.1 Definitie van een soort
Individuen met een meer of min gelijk uiterlijk behoren tot dezelfde soort als ze vruchtbare
nakomelingen kunnen krijgen. De wetenschappelijke naam bestaat uit 2 delen: de geslachtsnaam
en de soortaanduiding (binominale naamgeving).
Linnaeus classificeerde duizenden dieren en planten op basis van:
● Overeenkomstige kenmerken
rijk 🡪 klasse 🡪 orde 🡪 familie 🡪 geslacht 🡪 soort 🡪 organisme
Taxonomisch indelen met DNA
Door DNA-onderzoek kunnen we vaststellen hoe groot de verwantschap tussen soorten is. Soms
levert het onderzoek verrassende familierelaties op. Biologen gebruiken DNA-onderzoek om tot
een betrouwbare indeling van soorten te komen.
Begrippen
Soort = Individuen met min of meer
dezelfde uiterlijk die op natuurlijke
manier vruchtbare nakomelingen kunnen
krijgen.
Soortnaam = Een wetenschappelijke
naam die bestaat uit 2 delen:
geslachtsnaam en dan een naam die
een kenmerk van die specifieke soort
aangeeft.
Taxonomie = Wetenschappelijke
indeling van soorten (Linnaeus
1707-1778).
Taxon = Een eenheid die gebruikt
wordt om organismen in te delen.
Heterotroof = Organismen die zich
voeden met andere organismen (dieren,
bacterien, schimmels).
Autotroof = Als een organisme geen
andere organismen als voedsel nodig
heeft (planten).
Hybride dieren = Kruisingen tussen 2
verschillende soorten.
, soorten en populaties
2.2 Populaties
Binnen een populatie paren de dieren vaker onderling dan met soortgenoten uit andere
populaties (zeker als ze ver van elkaar leven) 🡪 individuen zijn vaak familie van elkaar 🡪
lagere genetische diversiteit 🡪 kwetsbaar (voor bijv. ziekten) 🡪 populatie kan verdwijnen.
● Zijn de omstandigheden gunstig en is er veel uitwisseling van erfelijk materiaal, dan
kan een populatie snel groeien.
● Dichtbij elkaar levende populaties: veel uitwisseling, ver uit elkaar: minder uitwisseling.
Een populatie is een groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied, maar niet alle
organismen van die soort leven in dezelfde populatie. Zo zijn er verschillende populaties konijnen
verspreid over de wereld.
Biotische factoren: Abiotische factoren:
- soortgenoot - nestgelegenheid - licht - temperatuur
- voedsel - ziekteverwekkers - regen - bodem
- roofdieren - wind - water
Beperkende factoren:
voorbeelden: weinig voedsel, zuurstof tekort, weinig soortgenoten (niet voortplanten)
Maatregelen versnippering: Voordelen genetische variatie:
● Ecoducten en tunnels - meer kans op overleven van ziekten
● Stuwen in rivieren - overleven bij veranderde omgeving
● Vistrap - ongunstige mutaties hebben minder groot effect
● Beplanting in woonwijken
Begrippen
Populatie = Organismen van dezelfde soort
in een bepaald gebied.
Populatie grootte = Hoeveelheid individuen.
Populatiedichtheid = Hoeveelheid individuen
in een bepaald gebied.
Biotische factoren = De invloeden die
afkomstig zijn van de levende natuur, ze
zijn afkomstig van andere organismen.
Abiotische factoren = De invloeden die
afkomstig zijn van de levenloze natuur.
2.1 Definitie van een soort
Individuen met een meer of min gelijk uiterlijk behoren tot dezelfde soort als ze vruchtbare
nakomelingen kunnen krijgen. De wetenschappelijke naam bestaat uit 2 delen: de geslachtsnaam
en de soortaanduiding (binominale naamgeving).
Linnaeus classificeerde duizenden dieren en planten op basis van:
● Overeenkomstige kenmerken
rijk 🡪 klasse 🡪 orde 🡪 familie 🡪 geslacht 🡪 soort 🡪 organisme
Taxonomisch indelen met DNA
Door DNA-onderzoek kunnen we vaststellen hoe groot de verwantschap tussen soorten is. Soms
levert het onderzoek verrassende familierelaties op. Biologen gebruiken DNA-onderzoek om tot
een betrouwbare indeling van soorten te komen.
Begrippen
Soort = Individuen met min of meer
dezelfde uiterlijk die op natuurlijke
manier vruchtbare nakomelingen kunnen
krijgen.
Soortnaam = Een wetenschappelijke
naam die bestaat uit 2 delen:
geslachtsnaam en dan een naam die
een kenmerk van die specifieke soort
aangeeft.
Taxonomie = Wetenschappelijke
indeling van soorten (Linnaeus
1707-1778).
Taxon = Een eenheid die gebruikt
wordt om organismen in te delen.
Heterotroof = Organismen die zich
voeden met andere organismen (dieren,
bacterien, schimmels).
Autotroof = Als een organisme geen
andere organismen als voedsel nodig
heeft (planten).
Hybride dieren = Kruisingen tussen 2
verschillende soorten.
, soorten en populaties
2.2 Populaties
Binnen een populatie paren de dieren vaker onderling dan met soortgenoten uit andere
populaties (zeker als ze ver van elkaar leven) 🡪 individuen zijn vaak familie van elkaar 🡪
lagere genetische diversiteit 🡪 kwetsbaar (voor bijv. ziekten) 🡪 populatie kan verdwijnen.
● Zijn de omstandigheden gunstig en is er veel uitwisseling van erfelijk materiaal, dan
kan een populatie snel groeien.
● Dichtbij elkaar levende populaties: veel uitwisseling, ver uit elkaar: minder uitwisseling.
Een populatie is een groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied, maar niet alle
organismen van die soort leven in dezelfde populatie. Zo zijn er verschillende populaties konijnen
verspreid over de wereld.
Biotische factoren: Abiotische factoren:
- soortgenoot - nestgelegenheid - licht - temperatuur
- voedsel - ziekteverwekkers - regen - bodem
- roofdieren - wind - water
Beperkende factoren:
voorbeelden: weinig voedsel, zuurstof tekort, weinig soortgenoten (niet voortplanten)
Maatregelen versnippering: Voordelen genetische variatie:
● Ecoducten en tunnels - meer kans op overleven van ziekten
● Stuwen in rivieren - overleven bij veranderde omgeving
● Vistrap - ongunstige mutaties hebben minder groot effect
● Beplanting in woonwijken
Begrippen
Populatie = Organismen van dezelfde soort
in een bepaald gebied.
Populatie grootte = Hoeveelheid individuen.
Populatiedichtheid = Hoeveelheid individuen
in een bepaald gebied.
Biotische factoren = De invloeden die
afkomstig zijn van de levende natuur, ze
zijn afkomstig van andere organismen.
Abiotische factoren = De invloeden die
afkomstig zijn van de levenloze natuur.