Trainingsleer theorie lesweek 1 les 1
Analyseren
Individualisatie van een programma
Blessurepreventie
Interdisciplinair => verschillende mensen geven input aan een individuen (atleet)
Informatie van de individuen van de disbetreffende personen
• Biotechnicus
• Sportarts
• Fysiotherapeut
• Mentale trainer
• Hoofdcoach
• Voedingsspecialist
De doelstelling bepaalt de route
Definitie trainingsleer = het regelmatig, systematisch en doelgericht toedienen van prikkels om de
prestatie te verhogen
Regelmatig =
Systematiek = doelen bepalen, doelgericht jouw fasen een plaats geven, ook wel periodiseren
Doelgericht =
Training prikkels = met als output resultaten verbeteren
Motorische grondeigenschappen
• Kracht
• Lenigheid/Mobiliteit
• Uithoudingsvermogen = cardio, hard
• Coördinatie = afstemmen van alle motorische grondeigenschappen)
• Snelheidscomponent = iets moet je snel kunnen creëren →CLUKS
C= coördinatie
L= lenigheid
U= uithoudingsvermogen
K= kracht
S= snelheid
Trainingsleer belicht de achtergrond van training
,Trainingsproces
1. Prikkel: doel evenwicht te verstoren (homeostase)
2. Verstoring van de homeostase: uit het evenwicht halen, visio logisch evenwicht
3. Adaptie: rust en herstel nodig, dan word je sterker. In de rustperiode heeft het lichaam de
neiging en de tijd om zich aan te passen aan de prikkel die je gegeven hebt
4. Anticipatie: vooruit denken wat er gaat komen. Je lichaam past zich aan dat er morgen een
zware training komt. Je lichaam gaat dan extra spieren aanmaken/vezels sterker maken. je
lichaam past zich aan, aan de belasting die je geeft
Facetten die belangrijk zijn vanuit de trainingsleer voor een sporters:
• Motivatie: adaptatie vanuit een goede prikkel/trainingen. Belangrijk voor je prestaties.
• Herstel: ener beste training prikkel, inplannen in periodisering
• Genetica: je lijf en genen, genetisch heb je een voorsprong. Maximaal belichten door alle
facetten
• Voeding:
• Training:
Trainingswetten/trainingswetmatigheden = geven sturing aan het trainingsproces
1. Wet van de specificiteit: wat je doet dat train je. Wat is voor jou van belang voor de sport.
Train wat je moet trainen. Wat heeft het individu voor trainingsprikkel nodig. Rotatiesport is
rotatie in trainingen nodig.
2. Individualiteit:
3. Reversibiliteit: stilstand is achteruitgang. Als je iets lang doet en je sport er mee dan ga je in
achteruitgang in wat je gewonnen hebt.
4. Overload: de prikkel van nu is morgen geen prikkel meer. Wet van de overcompensatie!
Progressieve belasting. Zorgen in een systematische manier om te kijken naar overload.
Trainingsregel 1: stijgend belasten – overload
Trainingsregel 2: Continue belasten – reversibiliteit
Trainingsregel 3: algemeen/ specifiek belasten – specificiteit
De drie regel = periodiseren nodig
Wet van de verminderde meeropbrengst? Nog uitleggen?
,Trainingsleer theorie lesweek 1 les 2
Trainingsleer les 1 Martin Breedijk
Wat is sporttraining:
Sport is altijd planmatig, het is systematisch, het moet regelmatig zijn, er moeten prikkel worden
toegediend. Met als doel de sportprestatie te verbeteren.
The muscular system (spieren)
Fysiologische basis
Training is niks ander dan het verstoren van de homeostasis, daarmee bedoelen ze het biologisch
evenwicht. Het lichaam wil altijd in evenwicht zijn.
Supercompensatie (wanneer trainingseffecten)
Van training wordt je dus niet beter maar slechter van. Maar door rust en herstel kom je hoger uit
(supercompensatie). Je moet regelmatig training ander ga je weer omlaag in prestatievermogen.
Spier: is een bundel van wel 1000 spiervezels
Een spier bestaat uit allerlei spierbundel en de spierbundels bestaan dan weer uit spiervezels.
Een spiervezel bestaat uit verschillende sarcomere (is een bouwsteen)
, Structuur en eigenschappen van een spier
Ontspannen de actinefilementen van elkaar af en is er een brede H zone.
Aanspannen zijn de actinefilementen naar elkaar toe geschoven en de H zone wordt kleiner.
Hierdoor verkort de hele spier zich.
Dit wordt de Sliding filament theorie genoemd (hier nog filmpje over kijken staan op brightspace).
De actinefilementen gaan over de myocinefilementen heen schuiven.
Motorische eenheid
Alles wordt hierdoor aangestuurd. Er komt een signaaltje naar de spieren toe om te verkorten en te
ontspannen.
Motor neuron is het eindpunt van een motorische zenuw die van wel 5 tot wel 100 spiervezels kan
aansturen.
Analyseren
Individualisatie van een programma
Blessurepreventie
Interdisciplinair => verschillende mensen geven input aan een individuen (atleet)
Informatie van de individuen van de disbetreffende personen
• Biotechnicus
• Sportarts
• Fysiotherapeut
• Mentale trainer
• Hoofdcoach
• Voedingsspecialist
De doelstelling bepaalt de route
Definitie trainingsleer = het regelmatig, systematisch en doelgericht toedienen van prikkels om de
prestatie te verhogen
Regelmatig =
Systematiek = doelen bepalen, doelgericht jouw fasen een plaats geven, ook wel periodiseren
Doelgericht =
Training prikkels = met als output resultaten verbeteren
Motorische grondeigenschappen
• Kracht
• Lenigheid/Mobiliteit
• Uithoudingsvermogen = cardio, hard
• Coördinatie = afstemmen van alle motorische grondeigenschappen)
• Snelheidscomponent = iets moet je snel kunnen creëren →CLUKS
C= coördinatie
L= lenigheid
U= uithoudingsvermogen
K= kracht
S= snelheid
Trainingsleer belicht de achtergrond van training
,Trainingsproces
1. Prikkel: doel evenwicht te verstoren (homeostase)
2. Verstoring van de homeostase: uit het evenwicht halen, visio logisch evenwicht
3. Adaptie: rust en herstel nodig, dan word je sterker. In de rustperiode heeft het lichaam de
neiging en de tijd om zich aan te passen aan de prikkel die je gegeven hebt
4. Anticipatie: vooruit denken wat er gaat komen. Je lichaam past zich aan dat er morgen een
zware training komt. Je lichaam gaat dan extra spieren aanmaken/vezels sterker maken. je
lichaam past zich aan, aan de belasting die je geeft
Facetten die belangrijk zijn vanuit de trainingsleer voor een sporters:
• Motivatie: adaptatie vanuit een goede prikkel/trainingen. Belangrijk voor je prestaties.
• Herstel: ener beste training prikkel, inplannen in periodisering
• Genetica: je lijf en genen, genetisch heb je een voorsprong. Maximaal belichten door alle
facetten
• Voeding:
• Training:
Trainingswetten/trainingswetmatigheden = geven sturing aan het trainingsproces
1. Wet van de specificiteit: wat je doet dat train je. Wat is voor jou van belang voor de sport.
Train wat je moet trainen. Wat heeft het individu voor trainingsprikkel nodig. Rotatiesport is
rotatie in trainingen nodig.
2. Individualiteit:
3. Reversibiliteit: stilstand is achteruitgang. Als je iets lang doet en je sport er mee dan ga je in
achteruitgang in wat je gewonnen hebt.
4. Overload: de prikkel van nu is morgen geen prikkel meer. Wet van de overcompensatie!
Progressieve belasting. Zorgen in een systematische manier om te kijken naar overload.
Trainingsregel 1: stijgend belasten – overload
Trainingsregel 2: Continue belasten – reversibiliteit
Trainingsregel 3: algemeen/ specifiek belasten – specificiteit
De drie regel = periodiseren nodig
Wet van de verminderde meeropbrengst? Nog uitleggen?
,Trainingsleer theorie lesweek 1 les 2
Trainingsleer les 1 Martin Breedijk
Wat is sporttraining:
Sport is altijd planmatig, het is systematisch, het moet regelmatig zijn, er moeten prikkel worden
toegediend. Met als doel de sportprestatie te verbeteren.
The muscular system (spieren)
Fysiologische basis
Training is niks ander dan het verstoren van de homeostasis, daarmee bedoelen ze het biologisch
evenwicht. Het lichaam wil altijd in evenwicht zijn.
Supercompensatie (wanneer trainingseffecten)
Van training wordt je dus niet beter maar slechter van. Maar door rust en herstel kom je hoger uit
(supercompensatie). Je moet regelmatig training ander ga je weer omlaag in prestatievermogen.
Spier: is een bundel van wel 1000 spiervezels
Een spier bestaat uit allerlei spierbundel en de spierbundels bestaan dan weer uit spiervezels.
Een spiervezel bestaat uit verschillende sarcomere (is een bouwsteen)
, Structuur en eigenschappen van een spier
Ontspannen de actinefilementen van elkaar af en is er een brede H zone.
Aanspannen zijn de actinefilementen naar elkaar toe geschoven en de H zone wordt kleiner.
Hierdoor verkort de hele spier zich.
Dit wordt de Sliding filament theorie genoemd (hier nog filmpje over kijken staan op brightspace).
De actinefilementen gaan over de myocinefilementen heen schuiven.
Motorische eenheid
Alles wordt hierdoor aangestuurd. Er komt een signaaltje naar de spieren toe om te verkorten en te
ontspannen.
Motor neuron is het eindpunt van een motorische zenuw die van wel 5 tot wel 100 spiervezels kan
aansturen.