Economie hoofdstuk 3
Afschrijving -> de jaarlijkse waardevermindering
Afschrijving per jaar = (aanschafprijs – restwaarde) : aantal gebruiksjaren
Investeren -> Bedrijven besteden geld aan productiemiddelen, zoals kapitaalgoederen
Kostprijs per product -> alle kosten die je voor het maken van één product
Kostprijs per product = (vaste kosten + variabele kosten) : aantal producten
Maatschappelijke verantwoord ondernemen (mvo) -> Bedrijven houden zo veel mogelijk rekening
met de gevolgen van hun productie voor mens en milieu
Productiefactoren -> alle middelen die je nodig hebt om te kunnen produceren: natuur, arbeid,
kapitaal en ondernemerschap
Productiefactoren:
Kapitaal: alle kapitaalgoederen die je langere tijd bij de productie gebruikt, zoals machines
Arbeid: de inspanning die mensen bij de productie leveren
Natuur: bijv. de grond, grondstoffen, aardolie en aardgas
Ondernemerschap: de activiteiten van de ondernemer, die het productieproces organiseert
en leidt
Toegevoegde waarde -> de extra waarde die ontstaat doordat een bedrijf een product bewerkt
Variabele kosten -> Kosten die veranderen als je meer of minder gaat produceren (bijv. de kosten van
grondstoffen)
Vaste kosten -> Kosten die niet meteen veranderen als je meer of minder gaat produceren (bijv de
huur van het gebouw)
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstmarge
Consumentenprijs = verkoopprijs + btw
Prijs exclusief btw = prijs inclusief 21% btw + 1,21
Prijs exclusief btw = prijs inclusie 6% btw + 1,06
3.2
Arbeidsproductiviteit -> de productie per werknemer in een bepaalde tijd
Arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
Technologische ontwikkelingen zoals automatisering
Arbeidsverdeling, het werk wordt zo verdeeld dat iedereen doet waar hij/zij/hen goed in is.
Iedereen heeft een eigen specialisatie
Scholing, mensen worden opgeleid of bijgeschoold
Presentatiebeloning, wie beter werkt, krijgt meer betaald
Arbeidsproductiviteit = totale productie in een periode: aantal werkende
Afschrijving -> de jaarlijkse waardevermindering
Afschrijving per jaar = (aanschafprijs – restwaarde) : aantal gebruiksjaren
Investeren -> Bedrijven besteden geld aan productiemiddelen, zoals kapitaalgoederen
Kostprijs per product -> alle kosten die je voor het maken van één product
Kostprijs per product = (vaste kosten + variabele kosten) : aantal producten
Maatschappelijke verantwoord ondernemen (mvo) -> Bedrijven houden zo veel mogelijk rekening
met de gevolgen van hun productie voor mens en milieu
Productiefactoren -> alle middelen die je nodig hebt om te kunnen produceren: natuur, arbeid,
kapitaal en ondernemerschap
Productiefactoren:
Kapitaal: alle kapitaalgoederen die je langere tijd bij de productie gebruikt, zoals machines
Arbeid: de inspanning die mensen bij de productie leveren
Natuur: bijv. de grond, grondstoffen, aardolie en aardgas
Ondernemerschap: de activiteiten van de ondernemer, die het productieproces organiseert
en leidt
Toegevoegde waarde -> de extra waarde die ontstaat doordat een bedrijf een product bewerkt
Variabele kosten -> Kosten die veranderen als je meer of minder gaat produceren (bijv. de kosten van
grondstoffen)
Vaste kosten -> Kosten die niet meteen veranderen als je meer of minder gaat produceren (bijv de
huur van het gebouw)
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstmarge
Consumentenprijs = verkoopprijs + btw
Prijs exclusief btw = prijs inclusief 21% btw + 1,21
Prijs exclusief btw = prijs inclusie 6% btw + 1,06
3.2
Arbeidsproductiviteit -> de productie per werknemer in een bepaalde tijd
Arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
Technologische ontwikkelingen zoals automatisering
Arbeidsverdeling, het werk wordt zo verdeeld dat iedereen doet waar hij/zij/hen goed in is.
Iedereen heeft een eigen specialisatie
Scholing, mensen worden opgeleid of bijgeschoold
Presentatiebeloning, wie beter werkt, krijgt meer betaald
Arbeidsproductiviteit = totale productie in een periode: aantal werkende