Onderwijs en Ontwikkelings Psychologie 2.
Siegler: H5, H9 t/m H16
Siegler H5 – Seeing, Thinking and Doing in Infancy.
Als kinderen dagelijkse dingen observeren krijgen ze een enorme hoeveelheid
aan informatie binnen die verwerkt moet worden.
De informatie wordt verkregen d.m.v. kijken, luisteren, voelen, proeven en ruiken.
Als een kind zichzelf kan verplaatsen wordt de wereld om hem heen steeds
groter. De eerste 2 jaar leert een kind het meeste.
4 redenen waarom er gekeken wordt naar zuigelingen:
1. Omdat zuigelingen veel ontwikkelingen doormaken op deze gebieden.
2. In deze periode vindt er een soort minirevolutie plaats.
3. Er is veel interessant onderzoek gedaan naar zuigelingen.
4. De methoden bij zuigelingen zijn heel anders dan bij oudere kinderen, dus
het is niet te vergelijken.
Perception.
Veel onderzoekers zijn van mening dat kinderen geboren worden met alle
werkende zintuigen.
Sensation: Het proces van basisinformatie van buitenaf in de sensorische
organen en de hersenen.
Perception: Het organiseren en interpreteren van de sensorische informatie.
Gezichtsvermogen.
Een aantal minuten na de geboorte kan een kind al gebruik maken van het
gezichtsvermogen. Ze zien alleen nog niet zo scherp als volwassenen.
Dit is onderzocht d.m.v. verschillende methoden:
Preferential-looking technique door Robert Fantz (1961): Hij laat twee schermen
zien met stimuli, als de baby langer naar een scherm kijkt kan de onderzoeker
hieruit opmaken dat de baby onderscheidt kan maken tussen de stimuli en
voorkeur geeft aan een bepaalde stimuli.
Ook zegt Fantz dat baby’s liever naar ‘iets’ dan naar ‘niets’ kijken.
Habituation: Herhaaldelijk een stimuli laten zien totdat de aandacht verslapt.
Daarna een andere stimuli laten zien om te kijken of de aandacht weer versterkt.
Als dit gebeurt kan de onderzoeker hieruit opmaken dat de baby onderscheidt
ziet tussen de oude en de nieuwe stimuli.
Gezichtsscherpte.
Jonge kinderen hebben een slechte contrast sensitivity (het verschil zien tussen
licht en donker). Dit komt o.a. door de onrijpheid van de cones (de deeltjes in de
ogen die bedoeld zijn voor het zien van fijne details en kleur). De kegeltjes staan
bij zuigelingen verder uitelkaar dan bij volwassenen.
Na 8 maanden komt de gezichtsscherpte in de buurt van het zicht van
volwassenen, na 6 jaar is het volledig ontwikkeld.
Na 2 of 3 maanden kunnen baby’s evenveel kleuren zien als volwassenen.
Visueel scannen.
Baby’s beginnen meteen met scannen, aan het begin vooral bewegende stimuli.
Vaak kunnen die stimuli niet gevolgd worden doordat de ogen van baby’s niet
snel genoeg zijn. Na 2 of 3 maanden kunnen baby’s langzame objecten volgen.
Patroon waarneming.
Visuele waarneming vereist ook analyse en integratie van losse elementen in een
samenhangend patroon.
Pagina 1 van 35
,Onderwijs en Ontwikkelings Psychologie 2.
Siegler: H5, H9 t/m H16
Object waarneming.
Deze waarneming is heel stabiel.
Perceptual contstancy: Als een object verder weg wordt gezet en dus kleiner lijkt,
denken wij nog steeds dat het object even groot is als wanneer het dichtbij staat.
Empiristen zijn van mening dat perceptuele constantheid ontstaat d.m.v.
ervaringen terwijl het nativisme van mening is dat het aangeboren is.
Object segregation: de waarneming van verschillende objecten in een visueel
gebied. Hoe weet je waar het ene object ophoudt en het andere start?
Gaten tussen 2 objecten zorgen ervoor dat zuigelingen weten dat het
verschillende objecten zijn. Common movement: het feit dat de twee segmenten
altijd tegelijk en in dezelfde richting bewegen op dezelfde snelheid.
Als kinderen ouder worden gaan ze ook hun kennis van de wereld toepassen om
te kijken of objecten onderscheiden kunnen worden.
Diepte waarneming.
Optical expansion: als een object steeds meer van de achtergrond afsluit komt
het object dichterbij. We zien diepte doordat we twee ogen hebben. Door de
afstand tussen de ogen zien we met beide ogen een ander beeld = binocular
disparity. In je hersenen komen deze beelden samen en wordt er een geheel van
gemaakt, dit zorgt ervoor dat we diepte zien = stereopsis. Hoe dichterbij het
object is, hoe groter het verschil in beide ogen.
Monucular depth/pictorial cues: Diepte die je ook kan zien met maar 1 oog (bijv.
in plaatjes).
Auditieve waarneming.
Ook de auditieve waarneming is aanwezig vanaf de geboorte.
Auditory localization: Als een baby een geluid hoort draait hij zijn hoofd die kant
op.
Muziek waarneming.
Zuigelingen zijn gevoelig voor muziek. Ook hebben zuigelingen al gevoel voor
ritme en voor melodieën.
Smaak en geur.
Smaak en geur ontwikkelen zich al voor de geboorte. Pasgeborenen hebben een
sterke voorkeur voor zoete smaken.
Gevoel.
Door te voelen leren zuigelingen de omgeving kennen. Ze voelen d.m.v. hun
handen, vingers, mond en tong, ook wel orale ontdekking.
Intermodale perceptie.
De combinatie van informatie uit twee of meer zintuigen.
Piaget – De informatie van de verschillende zintuigen komt gescheiden binnen en
pas na enkele maanden kan een zuigeling de informatie aan elkaar koppelen.
Zuigelingen zijn voornamelijk gevoelig voor relaties tussen het gezicht van een
persoon en de stem.
Motorische ontwikkeling.
Pagina 2 van 35
, Onderwijs en Ontwikkelings Psychologie 2.
Siegler: H5, H9 t/m H16
Voor de geboorte kan een baby zich al bewegen. Na de geboorte gaat het
bewegen minder soepel door psychische en neurologische onrijpheden. Ook
maakt een baby na de geboorte pas kennis met de effecten van zwaartekracht.
Reflexen.
Aangeboren, vaste patronen die optreden bij bepaalde stimuli.
Als de reflexen van een baby bij de geboorte goed werken, is dat een teken dat
het centrale zenuwstelsel goed werkt. Als reflexen slecht werken kan dat een
teken zijn van hersenbeschadiging.
Motorische mijlpalen.
Schema van de ontwikkeling van de ‘motorische mijlpalen’:
Culturele verschillen kunnen van grote invloed zijn op de motorische ontwikkeling
van kinderen.
Huidige opvattingen over motorische ontwikkeling.
Vroeger waren onderzoekers van mening dat de motorische ontwikkeling afhing
van de rijping van de hersenen. Tegenwoordig denken onderzoekers hier anders
over, motorische ontwikkeling komt door een samenvloeiing van talrijke factoren
die ervoor zorgen dat de ontwikkeling van neurale mechanismen toeneemt.
De groeiende wereld van het kind.
Elke keer als een kind een nieuwe motorische mijlpaal bereikt wordt de wereld
groter.
Bereiken.
Als kinderen zelf objecten kunnen pakken hoeven ze niet langer te wachten
totdat de wereld naar hen toe komt.
Prereaching movements: onhandige vegende bewegingen richting de algemene
omgevingen van objecten die ze zien.
Zelf-locomotie.
De mogelijkheid om zichzelf te verplaatsen in de omgeving.
Pagina 3 van 35
Siegler: H5, H9 t/m H16
Siegler H5 – Seeing, Thinking and Doing in Infancy.
Als kinderen dagelijkse dingen observeren krijgen ze een enorme hoeveelheid
aan informatie binnen die verwerkt moet worden.
De informatie wordt verkregen d.m.v. kijken, luisteren, voelen, proeven en ruiken.
Als een kind zichzelf kan verplaatsen wordt de wereld om hem heen steeds
groter. De eerste 2 jaar leert een kind het meeste.
4 redenen waarom er gekeken wordt naar zuigelingen:
1. Omdat zuigelingen veel ontwikkelingen doormaken op deze gebieden.
2. In deze periode vindt er een soort minirevolutie plaats.
3. Er is veel interessant onderzoek gedaan naar zuigelingen.
4. De methoden bij zuigelingen zijn heel anders dan bij oudere kinderen, dus
het is niet te vergelijken.
Perception.
Veel onderzoekers zijn van mening dat kinderen geboren worden met alle
werkende zintuigen.
Sensation: Het proces van basisinformatie van buitenaf in de sensorische
organen en de hersenen.
Perception: Het organiseren en interpreteren van de sensorische informatie.
Gezichtsvermogen.
Een aantal minuten na de geboorte kan een kind al gebruik maken van het
gezichtsvermogen. Ze zien alleen nog niet zo scherp als volwassenen.
Dit is onderzocht d.m.v. verschillende methoden:
Preferential-looking technique door Robert Fantz (1961): Hij laat twee schermen
zien met stimuli, als de baby langer naar een scherm kijkt kan de onderzoeker
hieruit opmaken dat de baby onderscheidt kan maken tussen de stimuli en
voorkeur geeft aan een bepaalde stimuli.
Ook zegt Fantz dat baby’s liever naar ‘iets’ dan naar ‘niets’ kijken.
Habituation: Herhaaldelijk een stimuli laten zien totdat de aandacht verslapt.
Daarna een andere stimuli laten zien om te kijken of de aandacht weer versterkt.
Als dit gebeurt kan de onderzoeker hieruit opmaken dat de baby onderscheidt
ziet tussen de oude en de nieuwe stimuli.
Gezichtsscherpte.
Jonge kinderen hebben een slechte contrast sensitivity (het verschil zien tussen
licht en donker). Dit komt o.a. door de onrijpheid van de cones (de deeltjes in de
ogen die bedoeld zijn voor het zien van fijne details en kleur). De kegeltjes staan
bij zuigelingen verder uitelkaar dan bij volwassenen.
Na 8 maanden komt de gezichtsscherpte in de buurt van het zicht van
volwassenen, na 6 jaar is het volledig ontwikkeld.
Na 2 of 3 maanden kunnen baby’s evenveel kleuren zien als volwassenen.
Visueel scannen.
Baby’s beginnen meteen met scannen, aan het begin vooral bewegende stimuli.
Vaak kunnen die stimuli niet gevolgd worden doordat de ogen van baby’s niet
snel genoeg zijn. Na 2 of 3 maanden kunnen baby’s langzame objecten volgen.
Patroon waarneming.
Visuele waarneming vereist ook analyse en integratie van losse elementen in een
samenhangend patroon.
Pagina 1 van 35
,Onderwijs en Ontwikkelings Psychologie 2.
Siegler: H5, H9 t/m H16
Object waarneming.
Deze waarneming is heel stabiel.
Perceptual contstancy: Als een object verder weg wordt gezet en dus kleiner lijkt,
denken wij nog steeds dat het object even groot is als wanneer het dichtbij staat.
Empiristen zijn van mening dat perceptuele constantheid ontstaat d.m.v.
ervaringen terwijl het nativisme van mening is dat het aangeboren is.
Object segregation: de waarneming van verschillende objecten in een visueel
gebied. Hoe weet je waar het ene object ophoudt en het andere start?
Gaten tussen 2 objecten zorgen ervoor dat zuigelingen weten dat het
verschillende objecten zijn. Common movement: het feit dat de twee segmenten
altijd tegelijk en in dezelfde richting bewegen op dezelfde snelheid.
Als kinderen ouder worden gaan ze ook hun kennis van de wereld toepassen om
te kijken of objecten onderscheiden kunnen worden.
Diepte waarneming.
Optical expansion: als een object steeds meer van de achtergrond afsluit komt
het object dichterbij. We zien diepte doordat we twee ogen hebben. Door de
afstand tussen de ogen zien we met beide ogen een ander beeld = binocular
disparity. In je hersenen komen deze beelden samen en wordt er een geheel van
gemaakt, dit zorgt ervoor dat we diepte zien = stereopsis. Hoe dichterbij het
object is, hoe groter het verschil in beide ogen.
Monucular depth/pictorial cues: Diepte die je ook kan zien met maar 1 oog (bijv.
in plaatjes).
Auditieve waarneming.
Ook de auditieve waarneming is aanwezig vanaf de geboorte.
Auditory localization: Als een baby een geluid hoort draait hij zijn hoofd die kant
op.
Muziek waarneming.
Zuigelingen zijn gevoelig voor muziek. Ook hebben zuigelingen al gevoel voor
ritme en voor melodieën.
Smaak en geur.
Smaak en geur ontwikkelen zich al voor de geboorte. Pasgeborenen hebben een
sterke voorkeur voor zoete smaken.
Gevoel.
Door te voelen leren zuigelingen de omgeving kennen. Ze voelen d.m.v. hun
handen, vingers, mond en tong, ook wel orale ontdekking.
Intermodale perceptie.
De combinatie van informatie uit twee of meer zintuigen.
Piaget – De informatie van de verschillende zintuigen komt gescheiden binnen en
pas na enkele maanden kan een zuigeling de informatie aan elkaar koppelen.
Zuigelingen zijn voornamelijk gevoelig voor relaties tussen het gezicht van een
persoon en de stem.
Motorische ontwikkeling.
Pagina 2 van 35
, Onderwijs en Ontwikkelings Psychologie 2.
Siegler: H5, H9 t/m H16
Voor de geboorte kan een baby zich al bewegen. Na de geboorte gaat het
bewegen minder soepel door psychische en neurologische onrijpheden. Ook
maakt een baby na de geboorte pas kennis met de effecten van zwaartekracht.
Reflexen.
Aangeboren, vaste patronen die optreden bij bepaalde stimuli.
Als de reflexen van een baby bij de geboorte goed werken, is dat een teken dat
het centrale zenuwstelsel goed werkt. Als reflexen slecht werken kan dat een
teken zijn van hersenbeschadiging.
Motorische mijlpalen.
Schema van de ontwikkeling van de ‘motorische mijlpalen’:
Culturele verschillen kunnen van grote invloed zijn op de motorische ontwikkeling
van kinderen.
Huidige opvattingen over motorische ontwikkeling.
Vroeger waren onderzoekers van mening dat de motorische ontwikkeling afhing
van de rijping van de hersenen. Tegenwoordig denken onderzoekers hier anders
over, motorische ontwikkeling komt door een samenvloeiing van talrijke factoren
die ervoor zorgen dat de ontwikkeling van neurale mechanismen toeneemt.
De groeiende wereld van het kind.
Elke keer als een kind een nieuwe motorische mijlpaal bereikt wordt de wereld
groter.
Bereiken.
Als kinderen zelf objecten kunnen pakken hoeven ze niet langer te wachten
totdat de wereld naar hen toe komt.
Prereaching movements: onhandige vegende bewegingen richting de algemene
omgevingen van objecten die ze zien.
Zelf-locomotie.
De mogelijkheid om zichzelf te verplaatsen in de omgeving.
Pagina 3 van 35
