Samenvatting Maatschappijleer Pluriforme samenleving H4

4.1 Maatschappij samenvatting; zijn we verschillend of zijn we gelijk?

NL is pluriforme samenleving= samenleving waarin verschillende opvattingen, gedragingen,
levensbeschouwingen, religies en culturen, gewoonten en gebruiken mogelijk zijn  Iedereen is
anders.

Nature/ nurture-debat= zijn eigenschappen aangeboren of aangeleerd?  beide spelen rol. Je wordt
geboren met eigenschap  omgeving heeft rol op hoe mensen zich ontwikkelen.

Om te kunnen overleven  word je opgenomen in groep (ouders, school, vrienden, sportclub) 
groepen waar je deel van maakt  om erbij te horen  taal & leren hoe je je gedraagt. Ook
waarden en normen leer je door de mensen om je heen (waarde = netheid, norm=kleren in
wasmand).

Socialisatie= het hele proces waarin de mens de cultuur van een groep, waarden en normen en de
gewoonten, krijgen aangeleerd en zich eigen maken.



Impliciete socialisatie= onbewust. Imitatie : kinderen kijken hoe mensen zich gedragen en doen dit
na/ media : reclame voor antirimpel crème draagt boodschap over dat jonge huid norm is 
groepsdruk… alcohol drinken, wil je dit niet ben je ongezellig en hoor je er misschien niet meer bij.

Expliciete socialisatie= openlijk. Norm gesteld dat je moet naleven: op tijd naar school/ niet naar
feestjes in weekend.

Ook overheid: geen alcohol onder 18. Wordt jongeren betrapt  taakstraf/boete = formele sanctie:
maatregel gebaseerd op geschreven regel.

Informele sanctie: ongeschreven regel  buurvrouw waarschuwt ouders

Sociale controle  mensen opletten of iedereen zich gedraagt zoals het hoort en aderen door
middel van sancties dwingen zich aan gelende norm te houden.

Vaker positieve sancties: compliment dan negatieve sancties: straf.

Socialiserende instituties: overheid, ouders, vrienden, media hebben rol in socialisatieproces. Je gaat
naarmate tijd vanzelf aan de rechterkant van de weg fietsen bv.  geïnternaliseerd: je weet dat iets
gewoon zo hoort.

Acculturatie: mensen die op latere leeftijd cultuur moeten aanleren & normen en waarden 
socialiseren kan lastig zijn omdat je anders gewend bent  komen tot ontdekking dat hun warden en
normen niet normaal zijn voor iedereen.

Onwennig  je kan je alleen voelen, maar als je eenmaal erbij hoort vergroot dit je wereld.

Enculturatie: vanaf je geboorte krijg je in bepaalde groep cultuurkenmerken van die groep =
vanzelfsprekend (opvoeding).



Opvoedingsstijlen:
Autoritaire opvoeding: strenge regels, ouders baas, straffen. Kind niet zelfstandig en is liever weg.

, Verwaarlozende opvoeding: weinig regels en grenzen, weinig betrokkenheid ouders. Kinderen wel
zelfstandig , maar leren niet om samen te werken  problemen.

Permissieve opvoeding: betrokken kind, weinig eisen en kind krijgt zin. Zorgt voor dat kinderen voor
zichzelf op komen, maar kan lieden tot niet met tegenslag om kunnen gaan.

Autoriatieve opvoeding: opvoeder stelt kaders, maar wordt rekening gehouden met wensen,
behoefte, ontwikkeling van kind. Regels uitgelegd en onderbouwd met argumenten. Kind leert eigen
weg kiezen, met conflicten omgaan en rekening houden met anderen.



Door socialisatie  persoonlijke identiteit gevormd: bestaat uit aangeboren kenmeren: uiterlijk en
karaktereigenschappen.

Je persoonlijke identiteit (beeld dat je van jezelf hebt en naar buiten draagt) wordt bepaald door
aangeleerde kenmerken die bij jou gaan horen: muziek, gelovig, sociaal, vegetarisch.

Een sociale identiteit: ontleen je aan roepen waar je deel van maakt. Bv moslim, Nederlanders,
Beyonce fan  je hebt meerdere sociale identiteit.

Socialisatie aangeleerde eigenschappen in combinatie met aangeboren eigenschappen  vormt
ieder mens tot unieke persoonlijkheid.