Vraag 1:
De trias politica berust op het idee:
A. dat politici corrupt zijn en dus gecontroleerd moeten worden.
B. dat burgers en overheid gelijk zijn aan elkaar.
C. dat de verschillende machten gezamenlijk conflicten oplossen.
D. dat burgers beschermd willen worden tegen machtsmisbruik van de overheid.
Vraag 2:
I. De ‘checks’ en ‘balances’ zorgen voor een strikte scheiding van de drie machten.
II. Wijzigingen in de grondwet worden in Nederland voor toestemming aan de rechterlijke
macht voorgelegd.
A. I is juist, II is onjuist.
B. I is onjuist, II is juist.
C. I en II zijn beide juist.
D. I en II zijn beide onjuist.
Vraag 3:
In welk voorbeeld is er sprake van discretionaire bevoegdheid?
A. Een ambtenaar beoordeelt zelf of iemand een bijstandsuitkering krijgt.
B. Een politieagent betrapt een jongen op wildplassen en geeft een boete.
C. Een minister overlegt met de Tweede Kamer over een aanpassing van de
inburgeringswet.
D. Een journalist schrijft met een ambtenaar aan een beleidsnotitie.
Vraag 4:
Welke situatie valt onder het privaatrecht?
A. De gemeente koopt nieuw meubilair voor het pas gebouwde gemeentehuis.
B. De familie De Vries krijgt geen bouwvergunning, omdat de buren bezwaar hebben
aangetekend tegen hun plannen.
C. Meneer Jansen krijgt een bekeuring.
D. Jij en een paar vrienden willen een jeugdhonk en vragen hiervoor toestemming aan de
burgemeester en wethouders.
Vraag 5:
I. Binnen het privaatrecht staat altijd een eiser tegenover een gedaagde.
II. In het privaatrecht kunnen burgers en overheid in een horizontale juridische verhouding
tegenover elkaar staan.
A. I is juist, II is onjuist.
B. I is onjuist, II is juist.
C. I en II zijn beide juist.
D. I en II zijn beide onjuist.