Zwaartepunten van het vermogensrecht
Hoofdstuk 1.
Vermogen - het geheel van op geld waardeerbare rechten en verplichtingen die iemand
heeft, dus het geheel van zijn activa en passiva.
Vermogensrecht - alle regels met betrekking tot de subjectieve rechten en plichten die
onderdeel van een vermogen kunnen vormen.
De subjectieve vermogensrechten vallen te onderscheiden in rechten met betrekking tot
goederen en rechten met betrekking tot personen. Ook wel goederenrecht en
verbintenissenrecht.
Het goederenrecht is een absoluut recht, we hebben te maken met rechten die de
rechthebbende tegenover iedereen kan inroepen. Het verbintenissenrecht is een relatief
recht, we hebben te maken met rechten die niet tegenover iedereen inroepbaar zijn, maar
slechts tegenover een bepaalde persoon, degene met wie men in een verbintenisrechtelijke
situatie staat.
Hoofdstuk 13.
Een verbintenis is een vermogensrechtelijke verhouding tussen twee partijen krachtens
welke de één (crediteur/schuldeiser) is gerechtigd tot een gedraging die de ander
(debiteur/schuldenaar) verplicht is ten opzichte van hem te verrichten.
Een verbintenis kent drie elementen:
Actieve kant: Passieve kant:
A. Kern Vorderingsrecht Schuld
B. Veroordelingmogelijkheid Rechtsvordering Aansprakelijkheid
C. Executiemogelijkheid Executierecht Uitwinbaarheid
Volgens de rechtsvordering heeft de schuldeiser de bevoegdheid zijn nalatige schuldenaar
voor de rechter te dagen met als doel hem te laten veroordelen de prestatie alsnog te
verrichten, of als dat niet meer mogelijk is, tot vergoeding van de geleden schade. De
daartegenover staande verplichting van de schuldenaar zich een dergelijke behandeling door
zijn schuldeiser te laten welgevallen, heet aansprakelijkheid. Voor verzekering van deze
nakoming geeft het recht de schuldeiser de bevoegdheid om dit vonnis te executeren (ten
uitvoer te leggen), dat wil zeggen als de schuldenaar niet aan het vonnis voldoet, dat hij
daartoe gedwongen kan worden. Deze ingreep heet uitwinbaarheid. In combinatie daarmee
is de debiteur ook vaak draagplichtig, iemand is draagplichtig indien hij degene is die
rechtens uiteindelijk de gevolgen van de uitwinningen in zijn vermogen behoort te voelen
(de kosten moet dragen).
Hoofdstuk 14.
Art. 6:1 BW, verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien dit uit de wet voortvloeit.
De rechtsgevolgen van overeenkomsten zijn niet beperkt tot verbintenissen. De wet neemt
in art. 6:213 de ‘verbintenisscheppende overeenkomst’ tot uitgangspunt, ook wel obligatoire
overeenkomst. Maar een rechtsgevolg kan bijv. ook de liberatoire overeenkomst,
familierechtelijke overeenkomst of de bewijsovereenkomst zijn.
,De verhouding tussen rechtsregel, rechtsfeit en rechtsgevolg is telkens die van oorzaak en
gevolg.
Een rechtshandeling is een handeling gericht op het tot stand brengen van een rechtsgevolg.
Bij het type rechtshandeling ‘verbintenisscheppende overeenkomst’ bestaat het
rechtsgevolg uit het ontstaan van een verbintenis. We kennen meerzijdige en eenzijdige
rechtshandelingen. Een meerzijdige rechtshandeling vereist de samenwerking van meerdere
personen. Een eenzijdige rechtshandeling wordt door één persoon tot stand gebracht.
Rechtshandeling ‘om baat’ en ‘om niet’. Een rechtshandeling om baat is verricht met het oog
op een daardoor te verkrijgen voordeel.
Bij onrechtmatige daad ontstaat een rechtsgevolg zonder dat dat is beoogd. Een
onrechtmatige daad is daarom wel een rechtsfeit maar geen rechtshandeling.
Bij het rechtsfeit de rechtmatige daad blijft de wil ook buiten beschouwingen, er ontstaat
een verbintenis zonder dat dit rechtsgevolg beoogd is.
Ook blote feiten, feiten die niet uit gedragingen van personen bestaan, kunnen rechtsfeiten
zijn.
Rechtsfeit
Blootrechtsfeit Gedraging van een persoon
(18 worden,
doodgaan
etc.)
Rechtshandeling Andere gedraging
Eenzijdig Meerzijdig Rechtmatig Onrechtmatig
Gericht/Ongericht Overeenkomst/Andere
meerzijdige
rechtshandeling
Bronnen van verbintenissen:
- De wet wijst rechtstreeks feiten aan als bronnen van verbintenissen.
- De wet wijst via het ongeschreven recht bepaalde feiten aan als bronnen van
verbintenissen.
- Het past in het stelsel van de wet en sluit aan bij de wet in geregelde gevallen.
Hoofdstuk 24.
Art. 6:3 lid 1 BW, een natuurlijke verbintenis is rechtens niet afdwingbaar. Art 6:3 lid 2 BW,
een natuurlijke verbintenis bestaat in de volgende twee gevallen:
- A. wanneer wet of rechtshandeling aan een verbintenis de afdwingbaarheid
onthoudt (bijv. bij verjaring).
- B. wanneer iemand jegens een ander een dringende morele verplichting heeft van
zodanige aard dat naleving daarvan, ofschoon rechtens niet afdwingbaar, naar
maatschappelijke opvatting als voldoening van een aan die ander toekomende
prestatie moet kunnen worden aangemerkt.
, Art. 6:4 BW bepaalt dat op natuurlijke verbintenissen de wetsbepalingen betreffende
gewone, civiele verbintenissen van overeenkomstige toepassing zijn, tenzij de wet of haar
strekking meebrengt dat de bepaling geen toepassing mag vinden op een niet afdwingbare
verbintenis. Rechtsgevolgen van natuurlijke verbintenissen:
- Nakoming is geen onverschuldigde betaling.
- Nakoming is geen gift.
- Nakoming is een onverplichte rechtshandeling in de zin van Pauliana.
- De natuurlijke schuldeiser kan niet verrekenen.
- Versterking is mogelijk.
- Omzetting in een civiele verbintenis is mogelijk, art. 6:5 BW.
Hoofdstuk 15.
Totstandkoming van overeenkomsten:
- Aanbod
Van een aanbod is sprake wanneer de verklaring de voornaamste elementen van de
inhoud van de eventueel te sluiten overeenkomst bevat, zodat een eenvoudige ja van
de wederpartij voldoende is om de overeenkomst tot stand te doen komen.
Een aanbod is herroepelijk tenzij uit het aanbod zijn onherroepelijkheid volgt, art.
6:219 lid 1. Art. 6:219 lid 2 stelt dat herroeping slechts mogelijk is zolang het aanbod
niet is aanvaard en evenmin een tot aanvaarding strekkende mededeling is
verzonden. Een herroepingsverklaring blijft in dit geval dus zonder gevolg; bij
aanvaarding van het aanbod komt de overeenkomst tot stand.
Een vrijblijvend aanbod kan nog na aanvaarding op zijn aanbod terugkomen, door het
onverwijld te herroepen. Ondanks de aanvaarding komt dan geen overeenkomst tot
stand, art. 6:219 lid 2.
Een aanbod vervalt op de volgende manieren:
Opnemen van een tijdsbepaling, ook wel een termijn. Uit art. 6:219 lid 1 blijkt
dat als er een termijn opgenomen staat in het aanbod, het aanbod vervolgens
onherroepelijk is.
Een schriftelijk aanbod vervalt als het niet binnen een redelijke tijd wordt
aanvaard.
Een mondeling aanbod vervalt als het niet onmiddellijk wordt aanvaard.
Het aanbod wordt verworpen.
Door herroeping.
Als het aanbod bepaalde voorwaarde heeft, bijv. de dood van één van de
partijen.
- Aanvaarding
De aanvaarding bestaat uit de verklaring van de wederpartij dat zij het aan haar
gedane aanbod aanvaardt. Een verklaring kan in beginsel in iedere vorm geschieden.
Een verklaring verkrijgt krachtens art. 3:37 lid 3 pas haar werking indien de verklaring
de persoon heeft bereikt tot wie zij is gericht. Wanneer een aanvaarding de
aanbieder niet of niet tijdig bereikt, brengt zij geen overeenkomst tot stand.
- Wilsverklaring
Een rechtshandeling – de overeenkomst – vereist een op een rechtsgevolg gerichte
wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard, art. 3:33. Voor een overeenkomst
zijn dan twee overeenstemmende wilsverklaringen nodig.
Hoofdstuk 1.
Vermogen - het geheel van op geld waardeerbare rechten en verplichtingen die iemand
heeft, dus het geheel van zijn activa en passiva.
Vermogensrecht - alle regels met betrekking tot de subjectieve rechten en plichten die
onderdeel van een vermogen kunnen vormen.
De subjectieve vermogensrechten vallen te onderscheiden in rechten met betrekking tot
goederen en rechten met betrekking tot personen. Ook wel goederenrecht en
verbintenissenrecht.
Het goederenrecht is een absoluut recht, we hebben te maken met rechten die de
rechthebbende tegenover iedereen kan inroepen. Het verbintenissenrecht is een relatief
recht, we hebben te maken met rechten die niet tegenover iedereen inroepbaar zijn, maar
slechts tegenover een bepaalde persoon, degene met wie men in een verbintenisrechtelijke
situatie staat.
Hoofdstuk 13.
Een verbintenis is een vermogensrechtelijke verhouding tussen twee partijen krachtens
welke de één (crediteur/schuldeiser) is gerechtigd tot een gedraging die de ander
(debiteur/schuldenaar) verplicht is ten opzichte van hem te verrichten.
Een verbintenis kent drie elementen:
Actieve kant: Passieve kant:
A. Kern Vorderingsrecht Schuld
B. Veroordelingmogelijkheid Rechtsvordering Aansprakelijkheid
C. Executiemogelijkheid Executierecht Uitwinbaarheid
Volgens de rechtsvordering heeft de schuldeiser de bevoegdheid zijn nalatige schuldenaar
voor de rechter te dagen met als doel hem te laten veroordelen de prestatie alsnog te
verrichten, of als dat niet meer mogelijk is, tot vergoeding van de geleden schade. De
daartegenover staande verplichting van de schuldenaar zich een dergelijke behandeling door
zijn schuldeiser te laten welgevallen, heet aansprakelijkheid. Voor verzekering van deze
nakoming geeft het recht de schuldeiser de bevoegdheid om dit vonnis te executeren (ten
uitvoer te leggen), dat wil zeggen als de schuldenaar niet aan het vonnis voldoet, dat hij
daartoe gedwongen kan worden. Deze ingreep heet uitwinbaarheid. In combinatie daarmee
is de debiteur ook vaak draagplichtig, iemand is draagplichtig indien hij degene is die
rechtens uiteindelijk de gevolgen van de uitwinningen in zijn vermogen behoort te voelen
(de kosten moet dragen).
Hoofdstuk 14.
Art. 6:1 BW, verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien dit uit de wet voortvloeit.
De rechtsgevolgen van overeenkomsten zijn niet beperkt tot verbintenissen. De wet neemt
in art. 6:213 de ‘verbintenisscheppende overeenkomst’ tot uitgangspunt, ook wel obligatoire
overeenkomst. Maar een rechtsgevolg kan bijv. ook de liberatoire overeenkomst,
familierechtelijke overeenkomst of de bewijsovereenkomst zijn.
,De verhouding tussen rechtsregel, rechtsfeit en rechtsgevolg is telkens die van oorzaak en
gevolg.
Een rechtshandeling is een handeling gericht op het tot stand brengen van een rechtsgevolg.
Bij het type rechtshandeling ‘verbintenisscheppende overeenkomst’ bestaat het
rechtsgevolg uit het ontstaan van een verbintenis. We kennen meerzijdige en eenzijdige
rechtshandelingen. Een meerzijdige rechtshandeling vereist de samenwerking van meerdere
personen. Een eenzijdige rechtshandeling wordt door één persoon tot stand gebracht.
Rechtshandeling ‘om baat’ en ‘om niet’. Een rechtshandeling om baat is verricht met het oog
op een daardoor te verkrijgen voordeel.
Bij onrechtmatige daad ontstaat een rechtsgevolg zonder dat dat is beoogd. Een
onrechtmatige daad is daarom wel een rechtsfeit maar geen rechtshandeling.
Bij het rechtsfeit de rechtmatige daad blijft de wil ook buiten beschouwingen, er ontstaat
een verbintenis zonder dat dit rechtsgevolg beoogd is.
Ook blote feiten, feiten die niet uit gedragingen van personen bestaan, kunnen rechtsfeiten
zijn.
Rechtsfeit
Blootrechtsfeit Gedraging van een persoon
(18 worden,
doodgaan
etc.)
Rechtshandeling Andere gedraging
Eenzijdig Meerzijdig Rechtmatig Onrechtmatig
Gericht/Ongericht Overeenkomst/Andere
meerzijdige
rechtshandeling
Bronnen van verbintenissen:
- De wet wijst rechtstreeks feiten aan als bronnen van verbintenissen.
- De wet wijst via het ongeschreven recht bepaalde feiten aan als bronnen van
verbintenissen.
- Het past in het stelsel van de wet en sluit aan bij de wet in geregelde gevallen.
Hoofdstuk 24.
Art. 6:3 lid 1 BW, een natuurlijke verbintenis is rechtens niet afdwingbaar. Art 6:3 lid 2 BW,
een natuurlijke verbintenis bestaat in de volgende twee gevallen:
- A. wanneer wet of rechtshandeling aan een verbintenis de afdwingbaarheid
onthoudt (bijv. bij verjaring).
- B. wanneer iemand jegens een ander een dringende morele verplichting heeft van
zodanige aard dat naleving daarvan, ofschoon rechtens niet afdwingbaar, naar
maatschappelijke opvatting als voldoening van een aan die ander toekomende
prestatie moet kunnen worden aangemerkt.
, Art. 6:4 BW bepaalt dat op natuurlijke verbintenissen de wetsbepalingen betreffende
gewone, civiele verbintenissen van overeenkomstige toepassing zijn, tenzij de wet of haar
strekking meebrengt dat de bepaling geen toepassing mag vinden op een niet afdwingbare
verbintenis. Rechtsgevolgen van natuurlijke verbintenissen:
- Nakoming is geen onverschuldigde betaling.
- Nakoming is geen gift.
- Nakoming is een onverplichte rechtshandeling in de zin van Pauliana.
- De natuurlijke schuldeiser kan niet verrekenen.
- Versterking is mogelijk.
- Omzetting in een civiele verbintenis is mogelijk, art. 6:5 BW.
Hoofdstuk 15.
Totstandkoming van overeenkomsten:
- Aanbod
Van een aanbod is sprake wanneer de verklaring de voornaamste elementen van de
inhoud van de eventueel te sluiten overeenkomst bevat, zodat een eenvoudige ja van
de wederpartij voldoende is om de overeenkomst tot stand te doen komen.
Een aanbod is herroepelijk tenzij uit het aanbod zijn onherroepelijkheid volgt, art.
6:219 lid 1. Art. 6:219 lid 2 stelt dat herroeping slechts mogelijk is zolang het aanbod
niet is aanvaard en evenmin een tot aanvaarding strekkende mededeling is
verzonden. Een herroepingsverklaring blijft in dit geval dus zonder gevolg; bij
aanvaarding van het aanbod komt de overeenkomst tot stand.
Een vrijblijvend aanbod kan nog na aanvaarding op zijn aanbod terugkomen, door het
onverwijld te herroepen. Ondanks de aanvaarding komt dan geen overeenkomst tot
stand, art. 6:219 lid 2.
Een aanbod vervalt op de volgende manieren:
Opnemen van een tijdsbepaling, ook wel een termijn. Uit art. 6:219 lid 1 blijkt
dat als er een termijn opgenomen staat in het aanbod, het aanbod vervolgens
onherroepelijk is.
Een schriftelijk aanbod vervalt als het niet binnen een redelijke tijd wordt
aanvaard.
Een mondeling aanbod vervalt als het niet onmiddellijk wordt aanvaard.
Het aanbod wordt verworpen.
Door herroeping.
Als het aanbod bepaalde voorwaarde heeft, bijv. de dood van één van de
partijen.
- Aanvaarding
De aanvaarding bestaat uit de verklaring van de wederpartij dat zij het aan haar
gedane aanbod aanvaardt. Een verklaring kan in beginsel in iedere vorm geschieden.
Een verklaring verkrijgt krachtens art. 3:37 lid 3 pas haar werking indien de verklaring
de persoon heeft bereikt tot wie zij is gericht. Wanneer een aanvaarding de
aanbieder niet of niet tijdig bereikt, brengt zij geen overeenkomst tot stand.
- Wilsverklaring
Een rechtshandeling – de overeenkomst – vereist een op een rechtsgevolg gerichte
wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard, art. 3:33. Voor een overeenkomst
zijn dan twee overeenstemmende wilsverklaringen nodig.