examens/tentamen-2015-vragen-en-antwoorden/1993466/view
Op deze foto zie je enkele individueen van Trypanosoma sp. Waar leven deze organismen?
a. Tussen rode bloedcellen
b. In de dunne darm van zoogdieren
c. In de grond
d. In zoetwater
Hoe noemen we bij de proglottis van een lintworm de structuur waarvan het sperma, afkomstig van
een andere proglottis of lintworm, tijdens en na de copulatie wordt opgeslagen?
a. Vas deferens
Dit is de zaadleider.
b. Receptaculum seminis
c. Vesicula seminalis
Hier wordt het eigen sperma opgeslagen, niet dat afkomstig van een andere proglottis of
lintworm.
d. Ductus ejaculatorius
Paramecium is onder meer opgebouwd uit?
a. Ectoderm
b. Entoderm
c. Neoplasma
d. Ectoplasma
Wat betekent de term morfologie?
a. studie van de vorm van onderdelen van een organisme
b. studie van de functie van onderdelen van een organisme
Fysiologie
c. studie van de interactie tussen organismen en hun omgeving
Ecologie
d. geen van deze omschrijvingen is correct
Tijdens de meiose gebeurt er een herschikking van het genetisch materiaal. Dit komt door:
a. een toevallige verdeling van homologe chromosomen door de dochtercellen
b. een uitwisseling van stukken genoom tussen homologe chromosomen
c. een combinatie van beide bovenstaande processen
d. geen van bovenstaande processen
Verschillende celorganellen zijn ontstaan als een vorm van endosymbiose, waarbij een eencellige
prokaryoot binnenin andere cellen werd opgenomen. Welke van de volgende uitspraken is correct?
a. mitochondriën zijn ontstaan uit een endosymbionte vorm van spirocheten
Waarschijnlijk gaven deze aanleiding tot bewegingsorganellen
b. mitochondriën zijn ontstaan uit een endosymbionte vorm van cyanobacteriën
Waarschijnlijk gaven deze aanleiding tot chloroplasten
c. mitochondriën zijn ontstaan uit een endosymbionte vorm van purperbacteriën
d. mitochondriën zijn ontstaan uit een endosymbionte vorm van archaebacteriën
, Welke types van eicel, klieving en diergroep gaan samen?
a. oligolecitale eicel – superficiële klieving – zoogdieren
Oligolecitale eicellen hebben een egale klieving.
b. mesolecitale eicel – egale klieving – reptielen
Mesolecitale eicellen hebben een inegale klieving, plus reptielen hebben telolecitale eicellen.
Mesolecitale eicellen zijn vooral wormen, vissen en ambifibieen.
c. telolecitale eicel – discoidale klieving – vogels
d. centrolecitale eicel – inegale klieving – amfibieën
Centrolecitale eicellen hebben een superficiele klieving, plus amfibieen hebben mesolecitale
eicellen. Centrolecitale eicellen zijn vooral Arthropoda.
Wat betekent de term “hermafroditisme”?
a. individuele dieren vormen zowel vrouwelijke als mannelijke voortplantingscellen
b. zelfbevruchting d.w.z. individuen bevruchten hun eicellen met de eigen zaadcellen
Er zijn hermafrodieten die aan kruisbevruchting doen.
c. eicellen kunnen uitgroeien tot volwassen individuen zonder dat bevruchting nodig is
d. voortplanting gebeurt door het afsnoeren van een hoopje cellen dat uitgroeit tot een nieuw
individu
Ciliaten hebben vaak een macronucleus en één of meerdere micronuclei. Wat is het verschil tussen
beiden?
a. de macronucleus staat in voor het functioneren van de cel, de micronucleus voor het
doorgeven en uitwisselen van genetische informatie
b. de macronucleus is de eigenlijke celkern, de micronucleus is een niet-functioneel overblijfsel
van de vorige celdeling en gaat teloor
c. beiden hebben gelijkaardige functies, maar de macronucleus is ouder; wanneer die afsterft
groeit één micronucleus verder uit en er ontstaat een nieuwe kleine micronucleus
d. er is geen verschil tussen de nuclei, het grootteverschil lijkt er enkel te zijn omdat je bij
microscopische waarneming niet op beide nuclei tegelijk kan scherpstellen
Dit korte krantenartikel rapporteert over de snelle verspreiding bij bacteriën van resistentie tegen
antibiotica. Wat is het evolutieve
proces achter deze resistentie?