Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie
Samenvatting voor het vak Criminologisch onderzoek voor Sociale Wetenschappers. De samenvatting bevat:
- Hoorcolleges
- Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie (Decorte en Zaitch): H2, H3, H4, H7, H8, H12
- Methoden en technieken voor onderzoek in de criminologie (Bijleveld): H2, H5...
criminologisch onderzoek voor sociale wetenschappers
kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie
methoden en technieken voor onderzoek in de criminologie
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Algemene Sociale Wetenschappen
Criminologisch onderzoek
All documents for this subject (1)
4
reviews
By: liekevwesting • 4 year ago
By: joosjedullaert • 4 year ago
By: utrecht2019 • 4 year ago
By: lucashobma1 • 4 year ago
Seller
Follow
FabienneHs
Reviews received
Content preview
Criminologisch onderzoek
Hoorcollege 1: introductie criminologisch onderzoek
Kwantitatief onderzoek = meten van de omvang en aard van een verschijnsel, toetsen van een
theorie, generalisatie. Verschillende soorten kwantitatief onderzoek: survey onderzoek,
secundaire analyse, experiment, meta-analyse. Het onderzoeksproces van kwantitatief
onderzoek wordt weergegeven door de empirische cyclus:
1. Observatie = er ontstaat een idee vanuit observatie, onderwerp afbakenen,
literatuurstudie
2. Inductie = formuleren van een algemene veronderstelling op basis van observaties Bv. de
eerste zwaan in het park is wit, de tweede zwaan in het park is wit, de laatste zwaan in het
park is wit. Er kan geconcludeerd worden dat alle zwanen wit zijn. In deze fase wordt op
basis van een algemeen idee een abstracte onderzoeksvraag geformuleerd en worden
proposities en concepten ontwikkeld.
3. Deductie = vanuit een algemene theorie gevolgtrekkingen maken naar een bijzonder
geval. Bv. Alle mensen zijn sterfelijk, Socrates is een mens, dus Socrates is sterfelijk. In deze
fasen wordt een algemene theorie gespecificeerd, hypothesen ontwikkeld en
geoperationaliseerd. In deze fase wordt dus duidelijk hoe de constructen gemeten gaan
worden.
4. Toetsen = uitvoering onderzoek; gegevens worden verzameld en geanalyseerd en
hypothese getoetst
5. Evaluatie = resultaten van het onderzoek waarnemen en evalueren, de theorie wordt
bevestigd of verwerpt.
Kwalitatief onderzoek = achterhalen van
diepgaande informatie over motivaties,
gedachten en ervaringen van mensen.
Kwalitatief onderzoek is vaak inductief.
Kwalitatief onderzoek vindt plaats volgens een
cyclisch-iteratief proces, waarbij delen van het
proces worden herhaald.
Verschillende mogelijke kwalitatieve onderzoeksdesigns:
1. Longitudinaal = onderzoek waarin bij dezelfde participanten twee meetmomenten
plaatsvinden die elk een verschillend moment in tijd representeren. Vaak laat dit soort
onderzoek een ontwikkeling zien. Bv. recidive bij ex-gedetineerden op meerdere
momenten meten.
a. Prospectief longitudinaal = gedurende een langere periode meelopen met
onderzoeksubjecten bv. vragenlijst afnemen bij kinderen op hun 6e, 8e … 24e over life
events.
b. Retrospectief onderzoek = onderzoekssubjecten achteraf vragen naar bepaalde
gegevens (biografie, percepties na interventie) bv. vragenlijst afnemen bij iemand van
24 over alle belangrijke life event
Retrospectief onderzoek wordt als minder krachtig gezien: respondenten kunnen zich
niet alles herinneren, respondenten hebben de neiging gebeurtenissen uit hun leven in
een logisch systeem te ordenen – men kan negatief terugkijken op een positieve
gebeurtenis die negatief eindigde.
2. Cross-sectioneel onderzoek = iedere individu of groep wordt eenmaal op hetzelfde
moment onderzocht of geobserveerd
3. Comparatief onderzoek = onderzoek waarin verschillende cases met elkaar worden
vergeleken bv. twee steden vergelijken
4. Gevalstudie = onderzoek doen naar één specifiek geval (n=1).
,H2: Het kwalitatief onderzoeksdesign
2.1 De kwalitatieve probleemstelling
Onderzoeksdoel
Het onderzoeksdoel formuleert de relevantie van het te voeren onderzoek. Het onderzoeksdoel
wordt geformuleerd aan de hand van twee vragen:
1. Waarom doe ik dit onderzoek?
a. Intellectuele redenen = redenen die vanuit de wetenschap worden aangedragen
waarbij het doel o.a. het begrijpen van een fenomeen kan zijn.
b. Praktische redenen = doel wat de onderzoeker voor ogen heeft, waarbij men vooral
iets wil bereiken bv. evaluatieonderzoek of actieonderzoek.
- Evaluatieonderzoek = onderzoek waarbij het gaat om het evalueren van de
effectiviteit van een interventie
- Actieonderzoek = onderzoek waarbij er een nauwe samenwerking bestaat met
de onderzochte zelf. De onderzochte zelf wordt dus betrokken bij het onderzoek.
c. Persoonlijke redenen = redenen vanuit interesse onderzoeker.
2. Waarom is dit onderzoek belangrijk? Dit hangt vaak samen met het uitleggen van het
doel van de studie:
a. Exploratief onderzoek = verkrijgen van kennis over een domein waar tot op heden
nog weinig over bekend is. Er wordt vaak gebruik gemaakt van kwalitatieve
methoden omdat de onderzoeksmethoden flexibel zijn.
b. Verklarend onderzoek = ontdekken van oorzaken in de betekenisgeving van
personen. Verklarend onderzoek is zeldzaam binnen kwalitatieve methoden.
c. Beschrijvend onderzoek = beschrijven van een bepaalde case die bestudeerd wordt.
d. Emanciperend onderzoek = kennis opdoen over een fenomeen en een sociaal
probleem aanpakken. Dit soort onderzoek heeft sociale verandering als doel.
Onderzoeksvraag
Twee belangrijke principes waar rekening mee gehouden moet worden omtrent formulering
hoofdvraag:
1. Onderzoekbaarheid = de mogelijkheid om de onderzoeksvraag te beantwoorden met een
empirisch onderzoek waarbij ook aan de ethische dimensies kan worden voldaan
2. Haalbaarheid = tijd, geld en de bereikbaarheid en bereidbaarheid van populatie.
Verschillende visies omtrent literatuuronderzoek binnen kwalitatief onderzoek:
Grounded Theory: theorie moet opborrelen uit de data, theorieën uit
literatuuronderzoek moeten niet als uitgangspunt genomen worden om data te
analyseren.
Literatuuronderzoek is van belang om de verborgen assumpties die aan de basis van de
onderzoeksvraag liggen duidelijk te maken en dit kan de aansluiting met ander
onderzoek verduidelijken.
Er wordt nog steeds gezocht naar manieren om de bestaande literatuur geen grote invloed te
laten uitoefenen op de dataverzameling en de analyse sensitizing concepts = geven richting
aan een kwalitatief onderzoek en maken de onderzoeker gevoelig voor bepaalde belangrijke
concepten die bij het beantwoorden van de onderzoeksvraag een rol kunnen spelen. Ze geven
aan waar iemand met het onderzoek kan starten en maken hem bij het bestuderen van de data
theoretisch gevoeliger, zonder daarmee alles op voorhand vast te leggen.
2.2 Kiezen voor kwalitatieve grondvorm
Onderzoeksvormen binnen kwalitatief onderzoek:
1. Kwalitatieve survey
a. Diepte-interviews
b. Groepsinterviews/focusgroepen
2. Participerende observatie / etnografische studie
, 3. Casestudy = onderzoek dat een bepaalde case (individu, groep, gebeurtenis, proces) als
studieobject neemt waarbij gebruik gemaakt wordt van verschillende
dataverzamelingstechnieken
4. Inhoudsanalyse = onderzoekstechniek voor de objectieve, systematische en
kwantitatieve beschrijving van de inhoud van communicatie
a. Retorische analyse = analyseert de manier waarop een boodschap gepresenteerd
wordt: compositie, vorm, gebruik van metaforen en de structuur van argumentatie.
b. Narratieve analyse = analyseert de manier waarop een verhaal gepresenteerd wordt
c. Discours analyse = analyseert geschreven tekst op o.a. verwoording en
argumentatiepatronen waarbij verschillende technieken naast elkaar worden
gebruikt om tot één analyse te komen: linguïstische technieken, retorische analyse,
thematische analyse.
d. Structuralistische-semiologische analyse = analyseren van de diepere betekenis van
boodschappen. Deze vorm van analyse richt zich vooral op het ontstaan en het
gebruik van culturele betekenissystemen.
e. Interpretatieve analyse = descriptieve onderzoeksvragen stellen met het doel theorie
te ontwikkelen. Er worden hypothesen opgesteld en steekproeven getrokken.
2.3 Steekproeven
Steekproefmethode
De populatie is het grotere geheel dat in het onderzoek bestudeerd wordt. Een populatie hoeft
niet perse een persoon/groep te zijn, het kan ook gaan om culturen, gebeurtenissen,
handelingen en plaatsen (bv. alle inwoners van NL, diefstal, alle strafzaken waarin art. 140 Sr is
gebruikt). Als de onderzoekspopulatie is bepaald, wordt er gezocht naar een steekproefkader.
Steekproefkader = bron waaruit je de onderzoekseenheden van je populatie selecteert
bv. administratieve data, openbare lijsten, eerder onderzoek.
In sommige gevallen is er sprake van een hidden population, waarbij de populatie dus niet
bekend is. In dat geval is er ook geen steekproefkader beschikbaar. Bij kwalitatief onderzoek is
geen volledig steekproefkader vereist, omdat er geen random selectie plaatsvindt.
Tot slot wordt er een steekproefmethode gekozen. Er zijn verschillende manieren om een
steekproef te kiezen. In sommige gevallen vindt er echter geen selectie plaats, omdat de
onderzoeker de onderzoekseenheden niet kan selecteren omdat deze bij aanvang van het
onderzoek zijn vastgelegd (bv. in praktijkonderzoek) of door comprehensive sampling.
Comprehensive sampling = alle mogelijke onderzoekseenheden uit de populatie
onderzoeken.
In andere gevallen vindt er wel selectie plaats. Er zijn verschillende steekproefmethoden:
1. Probability sampling = ieder lid van de populatie heeft een gelijke kans om in de
steekproef terecht te komen (representatief)
a. Random steekproef = willekeurige steekproef waarbij alle leden een nummer krijgen
en op grond van toeval nummers worden gekozen
- Nadeel: sampling error = statistische fout veroorzaakt doordat de steekproef
niet overeenkomt met de populatie bv. toevallig heel veel mannen selecteren
b. Systematische steekproef = steekproef waarbij de N-de respondent of analyse-
eenheid wordt geselecteerd. Een systematische steekproef is slechts een probability
sample wanneer er sprake is van een random start en de steekproefelementen niet
eenzelfde ‘periodiciteit’ als het trekkingsinterval hebben (bv. elk 8e huis moet niet per
toeval een hoekhuis zijn)
c. Gestratificeerde steekproef = de populatie wordt opgedeeld in deelpopulaties en
binnen elke deelpopulatie wordt een random steekproef getrokken. Op deze manier
kan gegarandeerd worden dat minder grote deelpopulaties ook vertegenwoordigd
worden. Het trekken binnen de diverse strata kan op twee manieren gebeuren:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller FabienneHs. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.03. You're not tied to anything after your purchase.