Samenvatni Portaal: praktischee taalidiaschtek voor eet baidionierjddi
HOOFDSTUK 1 TAAL EN ONDERWIJS (ALLEEN §1.1)
Hoofdstuk 1.1: Achtergrondkennis: wat is taal? V.a. pag. 17
Er worden twee onderscheidingen gemaakt:
1. Tussen gesproken taal en geschreven taal.
2. Tussen recepteve (betekenis geven aan klanken en tekens) en producteve taal (zelf
klanken en tekens produceren).
Er zijn veel defnites van taal, maar in de meeste van die defnites vind je deze elementen:
1. Taal heef verschillende functes.
Commundschateve efunschte. Bij communicate is er sprake van een zender, een
boodschap en een ontvanger. Een boodschap heef vier soorten aspecten:
a. Een zakelddk aipescht: de letterlijke, zakelijke beschrijving van de situate.
b. Een appellereni aipescht: wat de zender van de ontvanger gedaan wil krijgen.
c. Een relatoneel aipescht: het zegt iets over de relate tussen zender en ontvanger.
d. Een expreiideef aipescht: de indruk die de zender over zichzelf geef via boodschap.
De reacte van de ontvanger noemen we de efeeibaschk op de boodschap. Ook non-
verbale aspecten die hierboven niet genoemd zijn, zijn bepalend voor de
communicate. Zaken als intonate, nadruk of gebaren spelen bij schrifelijke
communicate geen rol, maar ook daar wordt de communicate gestuurd door
extraldniuïitischee mdiielen als accenttekens, onderstrepingen, cursiveringen.
Conscheptualdierenie efunschte: greep krijgen op de werkelijkheid. Zoals je door lezen of
te luisteren beelden kunt krijgen over de werkelijkheid, kun je ook bij anderen
beelden over de werkelijkheid oproepen door praten en schrijven. Je kunt de
werkelijkheid ‘vangen’ in concepten die je weergeef in taal.
Expreiideve efunschte: jezelf uitdrukken. Taal is ook een middel tot zelfexpressie. Ieder
mens heef de behoefe zich uit te drukken, soms voor een ander, soms alleen voor
jezelf. Iedereen is uniek in zijn mondeling en schrifelijk taalgebruik.
2. Taal heef betekenis. Semantek is de leer van betekenis. Je hebt woorden met een
afhankelddke betekendi (woorden als ‘deze’ en ‘hij’) en lexdschale joorien (woorden met
eigen betekenis). Enkele termen die met taal en betekenis te maken hebben:
Polyiemde: hetzelfde woord kan in verschillende contexten leiden tot een verschil in
betekenis. Het verwijst nog wel naar dezelfde algemene betekenis, maar geef er
toch een andere nuance aan.
Homondemen: woorden die dezelfde klank hebben en dezelfde schrifelijke
weergave, maar een geheel andere betekenis.
Synondemen: woorden die hetzelfde betekenen, maar een andere schrifelijke
weergave en klank hebben.
Woorden verwijzen naar de werkelijkheid doordat onze mentale concepten gelabeld zijn
aan klankvormen. Als wij het woord ‘stoel’ zien of horen, kunnen we ons daar een
voorstelling bij maken. Dit wordt lastger naarmate de concepten abstracter worden
1
, zoals bij het woord ‘liefde’. Het woord liefde roept een aantal woorden op met
betekenissen die in de buurt van het begrip zitten. Het geheel van deze ‘bijbetekenissen’
noemen we schonnotatei. Ze geven gezamenlijk inhoud aan het concept ‘liefde’.
3. Taal heef een ssysteem. De kleinste eenheden zijn spraakklanken (efonemen) en letters
(iraefemen). In het ssysteem onderscheiden we van klein naar groot:
Fonoloide: spraakklanken: klinkers, tweeklanken, medeklinkers.
Morefoloide: vormleer van woorden: samenstellingen, afeidingen, uitgangen.
Syntaxdi: zinsbouw: rangschikking en functe van woorden.
Tekiten: opbouw en taalgebruik.
Fonoloide: we onderscheiden:
1) Kldnkeri/voschalen:
a, aa
e, ee (peet), ee (beer)
i, ie
o, oo
u, uu
eu
oe
(de sjwa van ‘de’)
2) Tjeeklanken/idftonien: bestaan uit twee klinkers die op één adem worden
uitgesproken waarbij de ene klinker hoorbaar overgaat in de andere:
ei (klein, fjn)
ui
aai
ooi
oei
ou (goud, fauw)
eeu (meeuw)
ieu (nieuw)
3) Meiekldnkeri/schonionanten: kunnen stemhebbend of stemloos zijn. Bij de /z/ trillen de
stembanden bijvoorbeeld, maar bij de /s/ niet. Andere stemloze medeklinkers zijn de
/p/, /t/, /k/ en /f/. De medeklinkers onderscheiden we op grond van de plaats in het
stemorgaan waar ze worden gevormd:
Bdlabdalen: worden met beide lippen gevormd (p, m, w, b).
Labdoientalen: worden met onderlip en boventanden gevormd (f, v).
Dentalen: met tongpunt en achterzijde boventanden gevormd (t, d, s, z, l, r, n).
Palatalen: met tongblad en het harde gehemelte gevormd (tj, kj, sj, zj, j, nj).
Velaren: met tongblad en grens van harde/zachte gehemelte gevormd (k, ch, g, ng).
Verder onderscheiden we:
- Exploideve meiekldnkeri: klank kun je niet lang aanhoudens (t, d, p, b, k).
- Neuiklanken: deze kun je lang aanhouden (m, n, ng).
- Glddieri: kun je ook langer aanhouden (w, f, v, s, ,z, l, ch, g).
Aiidmdlate: het verschijnsel dat spraakklanken invloed op elkaar uitoefenen.
2
, Morefoloide:
Een bekend onderdeel is benoeming van woorden in woordsoorten. We onderscheiden:
1. Zelfstandig naamwoord (auto, land, liefde).
2. Bijvoeglijk naamwoord (groot, rood, houten).
3. Telwoord (een, tweede, enkele, meeste).
4. Werkwoord (worden, lopen, zijn) en de vervoeging ervan (VDW, VT, stam)!
5. Voornaamwoord (hij, jullie, deze, dergelijke).
6. Bijwoord (gisteren, misschien, erg (groot)).
7. Voegwoord (en, maar, omdat, wanneer).
8. Voorzetsel (op, door, tegen, tot van).
9. Lidwoord (de, het, een).
10. Tussenwerpsel (ja, bravo, helaas).
Een morefeem is het kleinste betekenisdragende deel van taal. Je hebt vrdde morefemen, die
kunnen gecombineerd worden met andere morfemen, maar kunnen ook op zichzelf
bestaan. Je hebt ook iebonien morefemen: woorddelen die niet als zelfstandig woord voor
kunnen komen, zoals –tje.
Samenstelling: een woord dat bestaat uit delen die zelf ook als woord kunnen voorkomen.
Afeiding: een woord dat bestaat uit een woord met een affix (‘aanplaksel’). Het afx kan
voor het woord staan (voorvoegsel/prefix) of achter het woord (achtervoegsel/iuffix).
Syntaxdi:
Een zin vormt een conceptueel en formeel op zichzelf staand geheel dat uit één of meerdere
woorden bestaat. De redekundige ontleding is het ontleden van zinnen in zinsdelen. Ze
worden benoemd naar hun grammatcale functe. We onderscheiden:
1. Onderwerp.
2. Gezegde (naamwoordelijk en werkwoordelijk).
3. Lijdend voorwerp.
4. Meewerkend voorwerp.
5. Voorzetselvoorwerp.
6. Oorzakelijk voorwerp.
7. Bijwoordelijke bepaling.
8. Bepaling van gesteldheid.
Tekiten:
Elke samenhangende verzameling van zinnen noemen we een tekst. Voor de opbouw van
een tekst gelden bepaalde regels en de structuur en het taalgebruik zijn afankelijk van:
- De bedoeling van de tekst.
- Het niveau en de leefijd van het publiek.
Orteoirafie/ipelldni: de schrifelijke weergave van taal.
Meertaligheid is geen uitzondering, maar eerder regel. De taal/het dialect die/dat je gebruikt
verschilt per situate en zonder dat je er erg in hebt.
Vreemietalenonierjddi: het leren van een taal met Nederlands als instructetaal.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anouklankheet. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.03. You're not tied to anything after your purchase.