Voorbeeld 3 van de 10 Oefenvragen
Er zijn veel factoren die meespelen bij het beïnvloeden van jouw koopgedrag. Noem 3 factoren die jouw koopgedrag kunnen beïnvloeden en leg dit uit aan de hand van een voorbeeld.
Er zijn veel factoren die meespelen bij het beïnvloeden van jouw koopgedrag. Noem 3 factoren die jo...
voorbeelden van goede antwoorden zijn:
- je inkomen (als je inkomen stijgt kun je duurdere producten kopen)

- je leeftijd (naar mate je leeftijd veranderd krijg je behoefte naar een anders soort producten)

- de tijd waarin je leeft 

- je kennis van producten

- commerciële beïnvloeding, (door reclames)

- sociale beïnvloeding, (door vrienden/familie)

- technologische ontwikkelingen (denk aan telefoons, computers enzovoort)
Gabriella houdt van shoppen, en gebruikt een groot deel van haar inkomen hiervoor. Hieronder staat een tabel die zij heeft bijgehouden om te zien wat de prijzen doen over een aantal jaren, daarbij heeft ze ook haar inkomen opgeschreven.

Jaar: 2012 2013 2014 2015 
Inkomen: € 1.550,- € 1.720,- € 1.605,€1.942,-
Prijzen: €3,- € 3,20 € 4,05 € 5,10

Neem 2012 als basisjaar, in welk jaar is haar koopkracht ten opzichte van dit jaar het ‘’meeste’’ gestegen of het ‘’minst’’ gedaald?
Gabriella houdt van shoppen, en gebruikt een groot deel van haar inkomen hiervoor. Hieronder staat e...
je moet hiervoor de volgende formule gebruiken:

Reële verandering in % = nominale verandering in % - inflatie in %

stap 1. bereken de nominale verandering in %
we doen nieuw-oud:oudx100 

TIP: het oude getal is altijd het basis jaar

2013 = 1720 - 1550 : 1550 x 100 = 10,97 %
2014 = 1605 - 1550 : 1550 x 100 = 3,55%
2015 = 1942 - 1550 : 1550 x 100 = 1,84%

stap 2 : bereken de inflatie in %
we gebruiken weer nieuw - oud : oud x 100

2013: 3,20 - 3 : 3 x 100 = 6,67%
2014: 4,05 - 3 : 3 x 100 = 35%
2015: 5,10 - 3 : 3 x 100 = 70%

stap 3: Reële verandering in % = nominale verandering in % - inflatie in %
2013: 10,97% - 6,67% = 4,3%
2014: 3,55% - 35% = -31,45%
2015: 1,84% - 70% = -68,16%

haar koopkracht is dus in 2015 het minst gedaald
Nina en Rowan hebben beide een bijbaantje bij de lokale supermarkt. Ze werken allebei 12 uur per week en zijn allebei 22 jaar. Ze zijn allebei team-leider en hebben dus dezelfde functie. Toch verschillen hun inkomens. 
Leg uit hoe het kan dat hun inkomens verschillend zijn.
Nina en Rowan hebben beide een bijbaantje bij de lokale supermarkt. Ze werken allebei 12 uur per wee...
Een voorbeeld van een goed antwoord is:

Dit kan komen door:
-	Scholing (de een kan een hoger opleidingsniveau hebben dan de ander)
-	Ervaring 
-	Je prestaties
Omdraaien
Opnieuw proberen