LEH 5: RECHTSBESCHERMING EN AANSPRAKELIJKHEID (BRIGHTSPACE)
Inleiding
Voor private partijen zijn er weinig mogelijkheden om een rechtstreeks beroep bij het HvJ EU te
starten om hun rechten onder het EU-recht te effectueren. In veruit de meeste gevallen zijn zij
daarvoor aangewezen op de nationale rechters. Deze rol voor de nationale rechters vloeit voort uit
de leerstukken van ‘’rechtstreekse werking’’ en ‘’voorrang van het EU-recht’’, die ervoor zorgen dat
EU-rechtelijke normen inroepbaar zijn voor de nationale rechter, en die de rechter verplichten
strijdig nationaal recht buiten toepassing te laten. Nationale rechters hebben hiermee dus ook een
belangrijke rol als EU-rechters.
Vanwege die rol als EU-rechter wordt het nationale procesrecht via een aantal EU-beginselen
ingekaderd, die in deze leereenheid nader zullen worden bestudeerd.
Enerzijds gaat het hier om ‘’het beginsel van nationale procedurele autonomie’’, dat relatief
veel verantwoordelijkheid aan de lidstaten laat.
Anderzijds heeft daarnaast ‘’het beginsel van effectieve rechtsbescherming’’ in de laatste
jaren een grote ontwikkeling doorgemaakt, op basis waarvan strengere eisen gesteld
kunnen worden aan het nationale procesrecht.
Daarnaast zal in deze leereenheid worden ingegaan op de toetsing door de nationale rechter in de
context van EU-normen. De verhouding tussen de nationale rechters en het HvJ EU krijgt daarbij
bijzondere aandacht in het kader van de prejudiciële procedure.
Tot slot behandelt deze leereenheid het leerstuk van staatsaansprakelijkheid. Op basis van dit
leerstuk zijn de nationale rechters namelijk ook verantwoordelijk voor de beoordeling van
schadevergoedingsacties wegens schending van het EU-recht door nationale overheidsorganen.
Studeeraanwijzing(en)
H9 en 10 van het studieboek
Bonelli 2019: ‘Effective Judicial Protection in EU Law: an Evolving Principle of a Constitutional
Nature’, REALaw 2019 (12), afl. 2, p. 35-62: alleen par. 3 (p. 42-51) is verplicht
voorgeschreven, de rest is aanbevolen.
Langer & Krommendijk 2019: ‘De verwijzingsplicht van de hoogste rechters in Nederland en
de Cilfit-controverse: prejudicieel verwijzen of niet?’, Ars Aequi 2019/68, afl. 6, p. 469-475.
PP: ‘’Rechtsbescherming in de EU’’
L5 – MC-vragen
L5 - Casusvragen
Jurisprudentie:
o HvJ EU 20 mei 2021, C-120/19, ECLI:EU:C:2021:398 (Tamoil Nederland).
o HvJ EU 27 februari 2018, C-64/16, ECLI:EU:C:2018:117 (Associação Sindical dos Juízes
Portugueses (Portugese rechters)).
o HvJ EU 6 oktober 2021, C-561/19, ECLI:EU:C:2021:799 (Consorzio Italian Management).
Pag. 1 van 1
Inleiding
Voor private partijen zijn er weinig mogelijkheden om een rechtstreeks beroep bij het HvJ EU te
starten om hun rechten onder het EU-recht te effectueren. In veruit de meeste gevallen zijn zij
daarvoor aangewezen op de nationale rechters. Deze rol voor de nationale rechters vloeit voort uit
de leerstukken van ‘’rechtstreekse werking’’ en ‘’voorrang van het EU-recht’’, die ervoor zorgen dat
EU-rechtelijke normen inroepbaar zijn voor de nationale rechter, en die de rechter verplichten
strijdig nationaal recht buiten toepassing te laten. Nationale rechters hebben hiermee dus ook een
belangrijke rol als EU-rechters.
Vanwege die rol als EU-rechter wordt het nationale procesrecht via een aantal EU-beginselen
ingekaderd, die in deze leereenheid nader zullen worden bestudeerd.
Enerzijds gaat het hier om ‘’het beginsel van nationale procedurele autonomie’’, dat relatief
veel verantwoordelijkheid aan de lidstaten laat.
Anderzijds heeft daarnaast ‘’het beginsel van effectieve rechtsbescherming’’ in de laatste
jaren een grote ontwikkeling doorgemaakt, op basis waarvan strengere eisen gesteld
kunnen worden aan het nationale procesrecht.
Daarnaast zal in deze leereenheid worden ingegaan op de toetsing door de nationale rechter in de
context van EU-normen. De verhouding tussen de nationale rechters en het HvJ EU krijgt daarbij
bijzondere aandacht in het kader van de prejudiciële procedure.
Tot slot behandelt deze leereenheid het leerstuk van staatsaansprakelijkheid. Op basis van dit
leerstuk zijn de nationale rechters namelijk ook verantwoordelijk voor de beoordeling van
schadevergoedingsacties wegens schending van het EU-recht door nationale overheidsorganen.
Studeeraanwijzing(en)
H9 en 10 van het studieboek
Bonelli 2019: ‘Effective Judicial Protection in EU Law: an Evolving Principle of a Constitutional
Nature’, REALaw 2019 (12), afl. 2, p. 35-62: alleen par. 3 (p. 42-51) is verplicht
voorgeschreven, de rest is aanbevolen.
Langer & Krommendijk 2019: ‘De verwijzingsplicht van de hoogste rechters in Nederland en
de Cilfit-controverse: prejudicieel verwijzen of niet?’, Ars Aequi 2019/68, afl. 6, p. 469-475.
PP: ‘’Rechtsbescherming in de EU’’
L5 – MC-vragen
L5 - Casusvragen
Jurisprudentie:
o HvJ EU 20 mei 2021, C-120/19, ECLI:EU:C:2021:398 (Tamoil Nederland).
o HvJ EU 27 februari 2018, C-64/16, ECLI:EU:C:2018:117 (Associação Sindical dos Juízes
Portugueses (Portugese rechters)).
o HvJ EU 6 oktober 2021, C-561/19, ECLI:EU:C:2021:799 (Consorzio Italian Management).
Pag. 1 van 1