Neurocognition
Week 1: Te brain and cognition over the life span
Brain structure and anatomy
Cellen zijn de bouwblokken.
Je ziet hier:
Cellichaam
Axon: sturen informatie naar de volgende cel.
Axon hillock: waar de axon het cellichaam verlaat.
Dendrieten: ontvangen informatie van andere cellen.
Synapsen en synaptische spleet.
o Presynaptische en postsynaptische kant.
o Vesicles waar de neurotransmitters in zitten.
o Receptoren waar de neurotransmitters aan binden.
Myelineschede: vettig laagje over het axon zodat communicatie
sneller verloopt.
o Insnoeringen van Ranvier
Er zijn verschillende soorten neuronen. Ze worden gecategoriseerd op
basis van vorm en functie. De vorm van een neuron hangt ook af van de
functie de ze hebben:
Sensorisch neuron: afferent. Brengen informatie naar het centrale
zenuwstelsel vanuit de zintuigen. Bijvoorbeeld pijnreceptoren.
Interneuronen: ook wel schakelneuronen. Neuronen die andere
neuronen met elkaar verbinden. Ze ontvangen informatie van
, sensorische neuronen en sturen signalen door naar motorische
neuronen of andere interneuronen. Ze bevinden zich alleen in het
centrale zenuwstelsel. Dus in de hersenen en het ruggenmerg.
Motorische neuronen: Efferent. Sturen signalen van het centrale
zenuwstelsel naar spieren of klieren.
Sensorisch neuron detecteert een prikkel interneuron verwerkt de
prikkel en schakelt door motorisch neuron voert reactie uit.
EZELSBRUGGETJE: Afferent = Arrive, Efferent = Exit
Actiepotentialen volgen een alles-of-niets principe. Wanneer het een
bepaalde grens bereikt, gaat de actiepotentiaal vuren. Het kan niet een
beetje vuren. Het behoudt ook dezelfde intensiteit over tijd. De summatie
van excitatoire potentialen kunnen een actiepotentiaal triggeren. Een
actiepotentiaal zorgt voor de vrijlating van neurotransmitters in de
synaptische spleet. In het postsynaptisch neuron zijn er receptoren die de
neurotransmitters opnemen. Receptoren kunnen zich aanpassen als er te
veel of te weinig van is. Je kan ook medicijnen gebruiken om receptoren te
blokkeren.
Gliacellen zorgen voor een soort huishouding. Ze hebben verschillende
vormen, afhankelijk van de functie:
Astrocyten: bloed-brein barrière, structurele support.
Oligodendrocyten: zorgen voor myeline in het centrale
zenuwstelsel.
Microglia: soort schoonmaakploeg die vecht tegen infecties.
Ependymal cells: maken cerebrospinaal vloeistof.
Schwann cellen: zorgen voor myeline voor perifere neuronen.
Cortex is de buitenste laag van de hemisferen. De zenuwcellen in de
cortex zijn georganiseerd in 6 lagen. Deze lagen zijn georganiseerd via hun
type. De lagen zijn dus verschillend in de verschillende corticale gebieden,
afhankelijk van de functie van dat gebied. Dus bijvoorbeeld een sensorisch
gebied zal meer sensorische (input) lagen hebben. Dus waar je bent in
het brein beïnvloedt hoe dik verschillende lagen van de cortex zijn. De
lagen hebben verschillende functies. De input lagen zijn vaak van de
thalamus, cortex en hersenstam. De output lagen zijn vaak van de
thalamus, cortex, hersenstam en ruggenmerg.
Er zijn neuronen in het hele centrale en perifere zenuwstelsel die
verbindingen maken.
Association fibers: verbinden gebieden binnen een hemisfeer.
Commissural fibers: kruisen naar de andere hemisfeer, naar
hetzelfde (homotopic) of een andere plek (heterotopic).
, Projection fibers: verbinden naar buiten, dus met het ruggenmerg.
Richting subcorticale gebieden, cerebellum of ruggenmerg. Het
stuurt eigenlijk signalen naar de rest van het lichaam.
Belangrijke gebieden in het centrale zenuwstelsel:
Hindbrain
o Medulla oblongata: draagt bij aan vitale reflexen. Schade
kan fataal zijn. Bijvoorbeeld bij het breken van je nek.
o Pons: veel fibers in motorische en sensorische paden voor
contralaterale motorische controle.
o Cerebellum: geautomatiseerde bewegingen, balans, timing,
tijdperceptie, aandacht shiften en andere belangrijke
cognitieve functies.
Midbrain
o Colliculi: dragen bij aan sensorische verwerking.
o Substantia nigra: draagt bij aan het initiëren van
bewegingen.
Diencephalon: zit op de hersenstam.
o Thalamus: schakelstation en projecteert naar heel veel
gebieden in het brein. Alle sensorische informatie gaat eerst
naar de thalamus, maar ook alle motorische informatie. Dus
alles wat binnen komt en alles wat eruit gaat.
o Hypothalamus
o Hypofyse
Forebrain/telencephalon: bij mensen best groot. Je kan het
onderverdelen in subcorticale gebieden en de cortex. De
subcorticale gebieden hebben veel grijze stof, want daar zijn veel
cellichamen. De subcorticale gebieden zijn:
o Basale ganglia: erg betrokken bij beweging. Is dus erg
betrokken bij het motor circuit. Maar het is ook betrokken bij
circuits die te maken hebben met sequence learning. Ook bij
het beloningscircuit. De verschillende delen van de basale
ganglia zijn verbonden met verschillende corticale gebieden
voor de verschillende circuits.
Caudate nucleus
Putamen
Globus pallidus
Subthalamic nucleus
Substantia nigra
o Limbisch systeem
Cingulate (is eigenlijk niet subcorticaal, maar deel van
de cortex).
Hippocampus
, Hypothalamus
Amygdala
De corticale gebieden kun je onderverdelen in 4 kwabben:
o Frontaalkwab: emotie regulatie, executieve functies,
beslissingen maken, plannen, inhiberen, beweging, aandacht,
beloning, kortetermijngeheugen.
o Pariëtaalkwab: ruimtelijk functioneren, sensorische
integratie (samenbrengen van verschillende plekken),
taalfuncties, aanraking en een aantal visuele processen.
o Occipitaalkwab: voor primaire visuele gebieden.
o Temporaalkwab: geheugen (de hippocampus zit in de
temporaalkwab), Emotie associatie, primaire auditieve
gebieden en een aantal visuele processen.
De cerebellum is geen cortex.
Veel functies zijn hetzelfde bij beide hemisferen. Sommige functies zijn wel
asymmetrisch zoals taal. Dat is iets dominanter in de linker hemisfeer. De
opvatting dat je left brained of right brained kan zijn klopt niet, want voor
eigenlijk alles heb je beide hemisferen nodig.
De cortex heeft allemaal uitstulpingen (gyri) en groeven (sulcus/fissuur).
Door middel van de fissuren, sulci en gyri kunnen we ons oriënteren in het
brein.
Het brein heeft ook open gebieden. Dat zijn de ventrikels. Hierin zit
cerebrospinaalvloeistof. De functie van het cerebrospinaalvloeistof is
beschermen, als een soort kussen door klappen op te vangen. Het wordt
gemaakt in de ependymal cellen.
Er zijn meerdere membranen die het brein bedekken. Dat zijn de
meninges. Je hebt:
Dura mater: buitenste laag.
Arachnoid en subarachnoid space (daarin zit ook
cerebrospinaalvloeistof).
Pia mater: binnenste laag.
Brain development & plasticity
Gedurende het hele leven blijven de hersenen zich ontwikkelen. Dat
gebeurt via dendritic spine formation. Dendrieten kunnen komen en
gaan op basis van stimulation levels. Neurogenesis: nieuwe neuronen
Week 1: Te brain and cognition over the life span
Brain structure and anatomy
Cellen zijn de bouwblokken.
Je ziet hier:
Cellichaam
Axon: sturen informatie naar de volgende cel.
Axon hillock: waar de axon het cellichaam verlaat.
Dendrieten: ontvangen informatie van andere cellen.
Synapsen en synaptische spleet.
o Presynaptische en postsynaptische kant.
o Vesicles waar de neurotransmitters in zitten.
o Receptoren waar de neurotransmitters aan binden.
Myelineschede: vettig laagje over het axon zodat communicatie
sneller verloopt.
o Insnoeringen van Ranvier
Er zijn verschillende soorten neuronen. Ze worden gecategoriseerd op
basis van vorm en functie. De vorm van een neuron hangt ook af van de
functie de ze hebben:
Sensorisch neuron: afferent. Brengen informatie naar het centrale
zenuwstelsel vanuit de zintuigen. Bijvoorbeeld pijnreceptoren.
Interneuronen: ook wel schakelneuronen. Neuronen die andere
neuronen met elkaar verbinden. Ze ontvangen informatie van
, sensorische neuronen en sturen signalen door naar motorische
neuronen of andere interneuronen. Ze bevinden zich alleen in het
centrale zenuwstelsel. Dus in de hersenen en het ruggenmerg.
Motorische neuronen: Efferent. Sturen signalen van het centrale
zenuwstelsel naar spieren of klieren.
Sensorisch neuron detecteert een prikkel interneuron verwerkt de
prikkel en schakelt door motorisch neuron voert reactie uit.
EZELSBRUGGETJE: Afferent = Arrive, Efferent = Exit
Actiepotentialen volgen een alles-of-niets principe. Wanneer het een
bepaalde grens bereikt, gaat de actiepotentiaal vuren. Het kan niet een
beetje vuren. Het behoudt ook dezelfde intensiteit over tijd. De summatie
van excitatoire potentialen kunnen een actiepotentiaal triggeren. Een
actiepotentiaal zorgt voor de vrijlating van neurotransmitters in de
synaptische spleet. In het postsynaptisch neuron zijn er receptoren die de
neurotransmitters opnemen. Receptoren kunnen zich aanpassen als er te
veel of te weinig van is. Je kan ook medicijnen gebruiken om receptoren te
blokkeren.
Gliacellen zorgen voor een soort huishouding. Ze hebben verschillende
vormen, afhankelijk van de functie:
Astrocyten: bloed-brein barrière, structurele support.
Oligodendrocyten: zorgen voor myeline in het centrale
zenuwstelsel.
Microglia: soort schoonmaakploeg die vecht tegen infecties.
Ependymal cells: maken cerebrospinaal vloeistof.
Schwann cellen: zorgen voor myeline voor perifere neuronen.
Cortex is de buitenste laag van de hemisferen. De zenuwcellen in de
cortex zijn georganiseerd in 6 lagen. Deze lagen zijn georganiseerd via hun
type. De lagen zijn dus verschillend in de verschillende corticale gebieden,
afhankelijk van de functie van dat gebied. Dus bijvoorbeeld een sensorisch
gebied zal meer sensorische (input) lagen hebben. Dus waar je bent in
het brein beïnvloedt hoe dik verschillende lagen van de cortex zijn. De
lagen hebben verschillende functies. De input lagen zijn vaak van de
thalamus, cortex en hersenstam. De output lagen zijn vaak van de
thalamus, cortex, hersenstam en ruggenmerg.
Er zijn neuronen in het hele centrale en perifere zenuwstelsel die
verbindingen maken.
Association fibers: verbinden gebieden binnen een hemisfeer.
Commissural fibers: kruisen naar de andere hemisfeer, naar
hetzelfde (homotopic) of een andere plek (heterotopic).
, Projection fibers: verbinden naar buiten, dus met het ruggenmerg.
Richting subcorticale gebieden, cerebellum of ruggenmerg. Het
stuurt eigenlijk signalen naar de rest van het lichaam.
Belangrijke gebieden in het centrale zenuwstelsel:
Hindbrain
o Medulla oblongata: draagt bij aan vitale reflexen. Schade
kan fataal zijn. Bijvoorbeeld bij het breken van je nek.
o Pons: veel fibers in motorische en sensorische paden voor
contralaterale motorische controle.
o Cerebellum: geautomatiseerde bewegingen, balans, timing,
tijdperceptie, aandacht shiften en andere belangrijke
cognitieve functies.
Midbrain
o Colliculi: dragen bij aan sensorische verwerking.
o Substantia nigra: draagt bij aan het initiëren van
bewegingen.
Diencephalon: zit op de hersenstam.
o Thalamus: schakelstation en projecteert naar heel veel
gebieden in het brein. Alle sensorische informatie gaat eerst
naar de thalamus, maar ook alle motorische informatie. Dus
alles wat binnen komt en alles wat eruit gaat.
o Hypothalamus
o Hypofyse
Forebrain/telencephalon: bij mensen best groot. Je kan het
onderverdelen in subcorticale gebieden en de cortex. De
subcorticale gebieden hebben veel grijze stof, want daar zijn veel
cellichamen. De subcorticale gebieden zijn:
o Basale ganglia: erg betrokken bij beweging. Is dus erg
betrokken bij het motor circuit. Maar het is ook betrokken bij
circuits die te maken hebben met sequence learning. Ook bij
het beloningscircuit. De verschillende delen van de basale
ganglia zijn verbonden met verschillende corticale gebieden
voor de verschillende circuits.
Caudate nucleus
Putamen
Globus pallidus
Subthalamic nucleus
Substantia nigra
o Limbisch systeem
Cingulate (is eigenlijk niet subcorticaal, maar deel van
de cortex).
Hippocampus
, Hypothalamus
Amygdala
De corticale gebieden kun je onderverdelen in 4 kwabben:
o Frontaalkwab: emotie regulatie, executieve functies,
beslissingen maken, plannen, inhiberen, beweging, aandacht,
beloning, kortetermijngeheugen.
o Pariëtaalkwab: ruimtelijk functioneren, sensorische
integratie (samenbrengen van verschillende plekken),
taalfuncties, aanraking en een aantal visuele processen.
o Occipitaalkwab: voor primaire visuele gebieden.
o Temporaalkwab: geheugen (de hippocampus zit in de
temporaalkwab), Emotie associatie, primaire auditieve
gebieden en een aantal visuele processen.
De cerebellum is geen cortex.
Veel functies zijn hetzelfde bij beide hemisferen. Sommige functies zijn wel
asymmetrisch zoals taal. Dat is iets dominanter in de linker hemisfeer. De
opvatting dat je left brained of right brained kan zijn klopt niet, want voor
eigenlijk alles heb je beide hemisferen nodig.
De cortex heeft allemaal uitstulpingen (gyri) en groeven (sulcus/fissuur).
Door middel van de fissuren, sulci en gyri kunnen we ons oriënteren in het
brein.
Het brein heeft ook open gebieden. Dat zijn de ventrikels. Hierin zit
cerebrospinaalvloeistof. De functie van het cerebrospinaalvloeistof is
beschermen, als een soort kussen door klappen op te vangen. Het wordt
gemaakt in de ependymal cellen.
Er zijn meerdere membranen die het brein bedekken. Dat zijn de
meninges. Je hebt:
Dura mater: buitenste laag.
Arachnoid en subarachnoid space (daarin zit ook
cerebrospinaalvloeistof).
Pia mater: binnenste laag.
Brain development & plasticity
Gedurende het hele leven blijven de hersenen zich ontwikkelen. Dat
gebeurt via dendritic spine formation. Dendrieten kunnen komen en
gaan op basis van stimulation levels. Neurogenesis: nieuwe neuronen