Drogredenen
Overhaaste generalisatie: Iedereen over één kam scheren.
Bijvoorbeeld: Roken is niet slecht, mijn oma rookt een pakje per dag en die is gezond.
Cirkelredenering: Standpunt is argument.
Bijvoorbeeld: Ik vind mijn buurman niet zo aardig want ik mag hem niet echt.
Goochelen met oorzaak en gevolg: Het een leidt niet tot het ander.
Bijvoorbeeld: Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeluk gehad dus het
rijden met een e-bike is gevaarlijk.
Het argument van het hellend vlak: Allemaal gevolgen op basis van nadelen, iets steeds
erger maken.
Bijvoorbeeld: Het begint met een biertje, vervolgens nog meer en voor je het weet ben je
alcoholist.
Ontduiken van de bewijslast: Doen alsof het vanzelfsprekend is.
Bijvoorbeeld: Ik hoef toch niet uit te leggen waarom vlees eten echt niet kan.
Verschuiven van de bewijslast: De ander het tegendeel laten uitleggen.
Bijvoorbeeld: We moeten veel meer aan sport doen, geef mij maar eens een goede reden
waarom we dan niet zouden doen.
Verdraaien van de bewijslast: Andermans woorden verdraaien.
Bijvoorbeeld: Jij vindt Duits een zinloos vak dus jij geeft helemaal niks om vreemde talen.
Valse vergelijkingen: Appels met peren vergelijken.
Bijvoorbeeld: Je mag een boek niet dubbelvouwen want dat is niet goed voor het boek. Ik
vouw jou toch ook niet dubbel.
Verkeerde autoriteit: Een ongeldige bron of autoriteit.
Bijvoorbeeld: Natuurlijk is dat waar. Ik las het op internet.
Populisme: Iedereen vindt het dus is het goed.
Bijvoorbeeld: Ik wil die schoenen want iedereen heeft ze.
Persoonlijke aanval: Op de persoon inspelen, in plaats van over de inhoud praten.
Bijvoorbeeld: Wat weet jij nou van gezondheid, je weegt 100 kilo.
Overhaaste generalisatie: Iedereen over één kam scheren.
Bijvoorbeeld: Roken is niet slecht, mijn oma rookt een pakje per dag en die is gezond.
Cirkelredenering: Standpunt is argument.
Bijvoorbeeld: Ik vind mijn buurman niet zo aardig want ik mag hem niet echt.
Goochelen met oorzaak en gevolg: Het een leidt niet tot het ander.
Bijvoorbeeld: Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeluk gehad dus het
rijden met een e-bike is gevaarlijk.
Het argument van het hellend vlak: Allemaal gevolgen op basis van nadelen, iets steeds
erger maken.
Bijvoorbeeld: Het begint met een biertje, vervolgens nog meer en voor je het weet ben je
alcoholist.
Ontduiken van de bewijslast: Doen alsof het vanzelfsprekend is.
Bijvoorbeeld: Ik hoef toch niet uit te leggen waarom vlees eten echt niet kan.
Verschuiven van de bewijslast: De ander het tegendeel laten uitleggen.
Bijvoorbeeld: We moeten veel meer aan sport doen, geef mij maar eens een goede reden
waarom we dan niet zouden doen.
Verdraaien van de bewijslast: Andermans woorden verdraaien.
Bijvoorbeeld: Jij vindt Duits een zinloos vak dus jij geeft helemaal niks om vreemde talen.
Valse vergelijkingen: Appels met peren vergelijken.
Bijvoorbeeld: Je mag een boek niet dubbelvouwen want dat is niet goed voor het boek. Ik
vouw jou toch ook niet dubbel.
Verkeerde autoriteit: Een ongeldige bron of autoriteit.
Bijvoorbeeld: Natuurlijk is dat waar. Ik las het op internet.
Populisme: Iedereen vindt het dus is het goed.
Bijvoorbeeld: Ik wil die schoenen want iedereen heeft ze.
Persoonlijke aanval: Op de persoon inspelen, in plaats van over de inhoud praten.
Bijvoorbeeld: Wat weet jij nou van gezondheid, je weegt 100 kilo.