100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting - Inleiding in de arbeids en organisatiepsychologie (PB0322)

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
68
Geüpload op
29-11-2025
Geschreven in
2023/2024

Samenvatting Inleiding in de arbeids- en organisatiepsychologie












Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Geüpload op
29 november 2025
Aantal pagina's
68
Geschreven in
2023/2024
Type
Samenvatting

Voorbeeld van de inhoud

Inleiding in de arbeids- en organisatiepsychologie

Thema 1 ~ Selectie


Hoofdstukken
- Hoofdstuk 2, Individuele verschillen
- Hoofdstuk 3, Personeelsselectie - functieanalyse, competenties en selectiemethodes
- Hoofdstuk 4, Selectiemethodes



Hoofdstuk 2, Individuele verschillen

2.1 Intelligentietests

De twee Franse psychologen, Alfred Binet en Theodore Simon, hebben een concept ontwikkeld dat
tegenwoordig de allereerste valide intelligentietest wordt genoemd en vormt de basis voor
hedendaagse intelligentietests.

Een veelgebruikte indeling in intelligentiefactoren is die tussen vloeibare intelligentie en
gekristalliseerde intelligentie. Vloeibare intelligentie betreft het vermogen om na te denken, daarin
ook ‘beweeglijk’ te zijn (denk aan het oplossen van puzzels) en het vermogen tot abstract redeneren.
Piekprestaties hierin zie je in de leeftijd van 30-40 jaar. Dit weerspiegelt meer de genetische
component van intelligentie. Gekristalliseerde intelligentie betreft het vermogen om te leren van
ervaringen. Ook tekstbegrip en woordenschat vallen hieronder. Dit type intelligentie wordt sterker
naarmate we ouder worden.

Praktische intelligentie heeft betrekking op het vermogen problemen uit de praktijk op te lossen aan
de hand van informatie die niet noodzakelijkerwijs in de formulering van het probleem is vervat.
Correleert slechts matig met traditionele IQ-tests.

De term ‘algemene intelligentie’ werd voor het eerst gebruikt door Spearman, hij noemde intelligentie
een general factor; de g-factor of general mental ability (GMA). Dat wil zeggen dat de tests die
algemene intelligentie meten allemaal aan elkaar gerelateerd zijn: mensen behalen in dergelijke tests
over het algemeen vergelijkbare scores. Veel onderzoekers beschouwen de g-factor als de beste en
meest stabiel gevalideerde meting van alle individuele verschillen die de psychologie te bieden heeft,
hij is dus behoorlijk betrouwbaar en kan vrij nauwkeurig worden gemeten.

Samenvatting: Traditionele tests van cognitief vermogen en intelligentie worden gewoonlijk op
gestandaardiseerde wijze afgenomen. Op deze wijze kunnen verschillen tussen individuen worden
bepaald, aangezien wordt aangenomen dat alle individuen evenveel kans hebben gekregen om de
vragen correct te beantwoorden, omdat ze allemaal de test onder dezelfde omstandigheden hebben
ingevuld. Algemene intelligentie (‘g’) wordt in verband gebracht met prestaties bij uiteenlopende
werkgerelateerde taken. Het gaat hierbij niet om aangeboren vermogens van mensen om bepaalde
mentale bewerkingen uit te voeren, maar om persoonlijke en situationele factoren.

Enerzijds bestaat het idee dat het uiteindelijk geen of weinig verschil uitmaakt uit welke cultuur
iemand komt of welke etnische afkomst iemand heeft. De test meet nog steeds dezelfde intelligentie.
Anderzijds blijkt dat een cognitieve vaardigheidstest mogelijk niet voor elke etnische groep een

,eerlijke beoordeling geeft van het potentieel, ondanks het feit dat ze zijn gestandaardiseerd. Kortom
er zijn consistente verschillen in de testscores voor algemene vermogens die door verschillende
subgroepen worden behaald. Deze kunnen zich om verschillende redenen voordoen en zijn mogelijk
niet gerelateerd aan toekomstige arbeidsprestaties.

2.2 Hedendaagse benadering van intelligentie

Howard Gardner ontwikkelde zijn theorie van meervoudige intelligentie op basis van onderzoek naar
begaafdheid en hersenschade. Hij stelde dat er meer dan een enkele algemene intelligentiefactor is
en deed meer beroep op menselijke intuïtief. Gardner beschreef 9 typen intelligentie op basis van
menselijke vermogens:
- Linguïstisch: het vermogen om jezelf effectief te uiten met taal
- Ruimtelijk: het vermogen om mentale beelden te creëren en te manipuleren om bepaalde
problemen op te lossen en je te oriënteren in de ruimte
- Muzikaal: het vermogen om toonhoogtes en ritmes te herkennen en toe te passen en zo een
instrument te bespelen, te zingen of te componeren
- Logisch-mathematisch: het vermogen om patronen waar te nemen, conclusies te trekken uit
gegevens en logisch te redeneren
- Kinesthetisch: het vermogen om mentale vermogens te gebruiken om de eigen
lichaamsbewegingen te coördineren, zoals bij sport, dans of chirurgie
- Interpersoonlijk: het vermogen om de gevoelens en bedoelingen van anderen op te vangen
en te begrijpen
- Intrapersoonlijk: het vermogen om te reflecteren en eigen gevoelens en motieven te begrijpen
- Natuurgerichtheid: het vermogen om objecten in de natuurlijke wereld te herkennen en te
categoriseren
- Existentieel: het vermogen om je eigen positie in het menselijk bestaan te bepalen, zoals je
houding ten opzichte van leven en dood

De bovenstaande intelligenties opereren tegelijkertijd en vullen elkaar aan wanneer iemand
vaardigheden ontwikkelt of problemen oplost.

De triarchische intelligentietheorie van Robert Sternberg bevat 3 aan elkaar gerelateerde
subtheorie die elk iets zeggen over een vorm van intelligentie:

- De analytische deeltheorie: analytische intelligentie omvat abstracte probleemoplossing
(puzzels) en de denkstrategieën die iemand daarbij gebruikt, zoals het controleren en
coderen van informatie. Het verwijst ook naar de processen die je gebruikt voor het
verzamelen en opslaan van nieuwe kennis: ons lerend vermogen. Deze vaardigheid wordt
door de meeste intelligentietests gemeten.
- De creatieve deeltheorie: creatieve intelligentie (experimentele intelligentie) omvat het
vermogen om creatief te denken en jezelf aan nieuwe situaties aan te passen.
- De praktische deeltheorie: praktische intelligentie is het vermogen om alledaagse taken te
begrijpen en uit te voeren.

De drielagentheorie van cognitieve vermogens (John Carroll) is gebaseerd op een heranalyse van
meer dan 450 datasets van testresultaten van cognitieve vermogens. Stratum III lijkt het meest op ‘g’.
Stratum II verdeelt het in brede vermogens zoals vloeiende intelligentie. Stratum I specificeert die
vermogens nog verder in specifieke vermogens zoals beeldherkenning en taalbeheersing.

,Goleman definieerde emotionele intelligentie als: ‘het vermogen om jezelf te motiveren en vol te
houden in het geval van tegenslag; om impulsen te beheersen en niet direct toe te geven aan
bevrediging; om je stemmingen te beheersen en te voorkomen dat je vermogen tot denken door
hevige emoties wordt verstoord; om je in te leven in anderen en hoopvol te blijven’.

De kern van Golmans model is gebaseerd op competentieanalyse in verschillende organisaties en
heeft direct betrekking op de werkvloer. Goleman noemt 4 domeinen waarin de competenties
waargenomen kunnen worden:
- Zelfbewustzijn
- Zelfmanagement
- Sociaal bewustzijn
- Relatiemanagement

Joseph en Newman stellen dat er sprake is van emotie perceptie, emotie-inzicht en emotieregulatie
enerzijds en arbeidsprestaties anderzijds. Het is uiteindelijk de emotieregulatie (het beïnvloeden
welke emoties iemand heeft, wanneer deze emoties voorkomen en hoe deze emoties worden ervaren
en geuit) die van invloed zijn op de arbeidsprestaties. In theorie is dit gerelateerd via het genereren
van een affectieve toestand (stemming) die gunstig is voor de arbeidsprestaties (zoals plezier en
enthousiasme).

Samenvatting: Het bestaan van emotionele intelligentie als nieuw construct afzonderlijk van andere
vastgestelde constructies is een onderwerp van felle discussie geweest. Hoewel wordt geaccepteerd
dat EI veel facetten heeft, is er nog controverse over wat deze facetten zijn. Vooralsnog is EI geen
valide concept. Daarom kan het eigenlijk niet wetenschappelijk (als persoonskenmerk of selectie-
instrument) worden gebruikt. Emotionele intelligentie wordt door velen gezien als een spannend
concept, omdat het, meer dan andere intelligentie modellen, betrekking heeft op gedachten, emoties
en sociaal bewustzijn. Dat EI voorspellingen lijkt te kunnen doen over de mate van toekomstig succes
in het werk staat zeer ter discussie.

2.3 Persoonlijkheidsleer

Persoonlijkheidskenmerken vertegenwoordigen neigingen of voorkeuren om je in en specifieke
situatie op een bepaalde manier te gedragen. Het Big Five-model bestaat uit:
- Extraversie (versus introversie): warm, sociaal, assertief, actief (energiek), gericht op
uitdagingen en het ervaren van positieve emoties.
- Neuroticisme of stressbestendigheid (versus emotionele stabiliteit): gespannen, depressief,
gericht op zichzelf, impulsief en kwetsbaar.

, - Consciëntieusheid of zorgvuldigheid (versus laksheid): competent (zich bekwaam voelen),
voorkeur voor orde, plichtsgetrouw, prestatiegericht, gedisciplineerd, bedachtzaam.
- Altruïsme of vriendelijkheid (versus vijandigheid): vriendelijk, vertrouwend, rechtdoorzee,
meegaand, bescheiden, rustig, inschikkelijk.
- Openheid voor nieuwe ervaringen of autonoom (versus conventionaliteit of geslotenheid):
fantasierijk, esthetisch ingesteld, openstaan voor gevoelens, actief, veel ideeën hebben.

Het Big Five-model is een algemeen geaccepteerd model voor het in kaart brengen van de structuur
van een persoonlijkheid. Er is aangevoerd dat er mogelijk een 6e dimensie bestaat: eerlijkheid-
nederigheid (oprechtheid, rechtvaardigheid, aversie tegen hebzucht en bescheidenheid).

De identificatie van de Big Five-factoren is een opmerkelijke ontwikkeling in de analytische
benadering van persoonlijkheid. De karaktertrekken van lagere orde en de facetten van de Big Five
hebben relaties met arbeidsprestaties die mogelijk worden verhuld wanneer we ons allen zouden
concentreren op de relaties tussen de beide trekken van de Big Five en prestaties.




Samenvatting: kennis, intrinsieke motivatie, een hoge vloeibare intelligentie en een hoge score op
openheid bevorderen iemands creativiteit. Consciëntieusheid belemmert dit eerder.

2.4 Sociaal-cognitieve benaderingen van individuele verschillen

Er is een wederzijdse beïnvloeding van situaties en persoonlijkheid/gedrag. Er zijn diverse
persoonlijkheidskenmerken ontwikkeld en onderzocht op basis van cognitie (vermogen om te leren),
waaronder:

- Proactiviteit
- Persoonlijk initiatief
- Vertrouwen in eigen kunnen
€8,48
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
Psychologiestudent2023

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
Psychologiestudent2023 Open Universiteit
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
4
Lid sinds
5 maanden
Aantal volgers
0
Documenten
4
Laatst verkocht
3 maanden geleden

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen