Collegedictaat en arresten Strafrecht
Algemeen Deel & Strafbaar Feit
1. Vraag: Wat zijn de twee hoofdonderdelen van het strafbaar feit in het Nederlandse
strafrecht?
• Antwoord: Het materiële bestanddeel (de handeling) en het mentale bestanddeel (de
schuld).
2. Vraag: Noem de drie vormen van het mentale bestanddeel (opzet en schuld).
• Antwoord: Opzet, bewuste roekeloosheid en onbewuste roekeloosheid.
3. Vraag: Wat is het verschil tussen "opzet" en "voorwaardelijk opzet"?
• Antwoord: Bij (rechtstreeks) opzet is het plegen van de gedraging en het teweegbrengen
van het gevolg het doel van de dader. Bij voorwaardelijk opzet aanvaardt de dader de
aanmerkelijke kans dat zijn gedraging het gevolg teweeg zal brengen (HR: "Bewust de
kans genomen").
4. Vraag: Wat is het legaliteitsbeginsel en in welk wetsartikel is het te vinden?
• Antwoord: Geen straf zonder eerdere wettelijke strafbepaling. Het is vastgelegd in
artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
5. Vraag: Wat is het verschil tussen een misdrijf en een overtreding?
• Antwoord: Misdrijven zijn zwaardere delicten, beschreven in Boek II Sr. Overtredingen
zijn lichtere delicten, beschreven in Boek III Sr. Procedurele verschillen zijn o.a. de rol van
de officier van justitie en de mogelijkheid tot seponeren.
6. Vraag: Wat wordt bedoeld met "eendaadse samenloop"?
• Antwoord: Eén handeling die in meerdere strafbepalingen valt. De rechter kiest één
hoofdstrafbepaling (art. 55 Sr).
7. Vraag: Wat wordt bedoeld met "meerdaadse samenloop"?
• Antwoord: Meerdere afzonderlijke strafbare feiten door dezelfde verdachte. De straffen
worden in principe opgeteld, met een maximum (art. 57 Sr).
8. Vraag: Noem de drie hoofdstraffen in het Nederlandse strafrecht.
• Antwoord: Geldboete, gevangenisstraf en taakstraf (art. 9 Sr).
,9. Vraag: Wat is een transitoir delict?
• Antwoord: Een delict dat begint voor een wetswijziging en eindigt erna. De voor de
verdachte meest gunstige wet is van toepassing.
10. Vraag: Wat is het verschil tussen een oogmerk- en een voorwaardelijk opzet-delict?
• Antwoord: Bij een oogmerkdelict (bijv. diefstal) moet het specifieke doel
(wederrechtelijk toe-eigenen) het motief zijn. Bij een voorwaardelijk opzetdelict (bijv.
mishandeling) is het voldoende dat de dader de kans op het gevolg aanvaardt.
Poging & Voorbereiding
11. Vraag: Wanneer is poging strafbaar volgens art. 45 Sr?
• Antwoord: Als het voornemen om het misdrijf te plegen blijkt uit een begin van
uitvoering, en de uitvoering alleen niet is voltooid door een omstandigheid die van de
wil van de dader onafhankelijk is.
12. Vraag: Wat is het verschil tussen "strafbare poging" en "niet-strafbare voorbereiding"?
• Antwoord: Voorbereiding is het treffen van voorbereidingen (bijv. een wapen kopen). Dit
is in principe niet strafbaar, tenzij de wet dit uitdrukkelijk stelt (bijv. voorbereiding van
een terroristisch misdrijf). Poging is een handeling die direct op de voltooiing van het
delict is gericht.
13. Vraag: Wat is een "onvoltooide poging" versus een "voltooide poging"?
• Antwoord: Bij een onvoltooide poging stopt de dader zelf voordat het delict voltooid is.
Bij een voltooide poging heeft de dader alles gedaan wat nodig was, maar treedt het
beoogde gevolg niet in (bijv. schieten maar missen).
14. Vraag: Kan voorbereiding van een misdrijf ooit strafbaar zijn?
• Antwoord: Ja, maar alleen als de wet dit uitdrukkelijk zegt, zoals bij de voorbereiding
van een terroristisch misdrijf (art. 83 Sr e.v.) of samenspanning (art. 96 Sr).
15. Vraag: Wat is de "strafmaat" voor een poging in vergelijking met het voltooide delict?
• Antwoord: De straf voor poging is gelijk aan die voor het voltooide delict (art. 45, lid 2
Sr).
Deelnemingsvormen
,16. Vraag: Noem de drie hoofdvormen van deelneming volgens art. 47 Sr.
• Antwoord: Uitlokking (art. 47 lid 1), medeplegen (art. 47 lid 2) en medeplichtigheid (art.
48 en 49 Sr).
17. Vraag: Wat is het verschil tussen "medeplegen" en "medeplichtigheid"?
• Antwoord: Bij medeplegen verrichten meerdere personen gezamenlijk de
wederrechtelijke gedraging (functioneel daderschap). Bij medeplichtigheid helpt iemand
de dader opzettelijk bij het plegen van het misdrijf.
18. Vraag: Wat is het verschil tussen "vóóroverleg" en "uitlokking"?
• Antwoord: Uitlokking (aanzetten) is het opwekken van het voornemen bij een ander om
een misdrijf te plegen. Vóóroverleg is afspreken om een misdrijf te plegen; alle
deelnemers aan het overleg zijn medeplichtig (art. 48 Sr).
19. Vraag: Wat is de straf voor een medeplichtige in vergelijking met de dader?
• Antwoord: De straf voor de medeplichtige is dezelfde als voor de dader, maar de rechter
kan een lagere straf opleggen (art. 49 Sr).
20. Vraag: Wat is "functioneel daderschap"?
• Antwoord: Een vorm van medeplegen waarbij de bijdrage van elk van de plegers een
essentieel onderdeel vormt van het overall-plan, ook al verricht niet iedereen de
"hoofdhandeling".
Wederrechtelijkheid & Strafuitsluitingsgronden
21. Vraag: Noem vier veelvoorkomende strafuitsluitingsgronden.
• Antwoord: Noodweer (art. 41 Sr), overmacht (art. 40 Sr), wettelijk voorschrift (art. 42 Sr)
en ambtelijk bevel (art. 43 Sr).
22. Vraag: Wat zijn de voorwaarden voor "noodweer" (art. 41 Sr)?
• Antwoord: Een wederrechtelijke aanval, een noodzakelijke verdediging, en
proportionaliteit (de verdediging mag niet verder gaan dan nodig is).
23. Vraag: Wat is het verschil tussen "noodweer" en "noodweerexces" (art. 41 lid 2 Sr)?
• Antwoord: Bij noodweer is de verdediging proportioneel. Bij noodweerexces is de grens
van de noodzakelijke verdediging overschreden door een "ogenblikkelijke hevige
gemoedsbeweging" veroorzaakt door de aanval. Dit leidt tot strafuitsluiting.
, 24. Vraag: Wat zijn de voorwaarden voor "psychische overmacht" (art. 40 Sr)?
• Antwoord: Er moet sprake zijn van een onweerstaanbare dwang, waardoor de verdachte
niet wederrechtelijk kon handelen. De normatieve toets is: kon van de verdachte worden
gevergd dat hij de dwang weerstond?
25. Vraag: Wat is het "Putten-arrest" en welk leerstuk illustreert het?
• Antwoord: Het Putten-arrest (HR 9 januari 1951) gaat over de afwezigheid van alle
schuld (art. 39 Sr oud). Het laat zien dat een ernstig psychisch conflict kan leiden tot
strafuitsluiting, zelfs bij opzet.
26. Vraag: Wat is het verschil tussen "verwijtbare en niet-verwijtbare schulduitsluiting"?
• Antwoord: Bij niet-verwijtbare schulduitsluiting (bijv. psychische overmacht) is er vanaf
het begin geen schuld. Bij verwijtbare schulduitsluiting brengt de dader zichzelf in een
toestand van schulduitsluiting (bijv. dronkenschap), wat kan leiden tot strafverzwaring of
een eigen delict (art. 284 Sr).
27. Vraag: Kan iemand zich beroepen op noodweer tegen een rechtmatige handeling van een
politieagent?
• Antwoord: Nee, noodweer vereist een wederrechtelijke aanval. Een rechtmatige
arrestatie is geen wederrechtelijke aanval.
28. Vraag: Wat is "toerekeningsvatbaarheid"?
• Antwoord: De capaciteit van een verdachte om een strafbaar feit aan hem te kunnen
toerekenen, gebaseerd op zijn geestesvermogens.
29. Vraag: Wat is het gevolg van verminderde toerekeningsvatbaarheid?
• Antwoord: Het leidt niet tot strafuitsluiting, maar kan wel een strafverminderende
grond zijn voor de rechter. Het kan ook aanleiding zijn voor een maatregel zoals
terbeschikkingstelling (TBS).
30. Vraag: Wat is het "Fietsende Dieven-arrest" en welk leerstuk illustreert het?
• Antwoord: Dit arrest (HR 23 oktober 1951) gaat over de grenzen van noodweer. Het stelt
dat men niet mag "terugslaan" als de aanval al voorbij is, tenzij dit nodig is om een
nieuwe, onmiddellijk dreigende aanval af te weren.
Misdrijven tegen Personen
Algemeen Deel & Strafbaar Feit
1. Vraag: Wat zijn de twee hoofdonderdelen van het strafbaar feit in het Nederlandse
strafrecht?
• Antwoord: Het materiële bestanddeel (de handeling) en het mentale bestanddeel (de
schuld).
2. Vraag: Noem de drie vormen van het mentale bestanddeel (opzet en schuld).
• Antwoord: Opzet, bewuste roekeloosheid en onbewuste roekeloosheid.
3. Vraag: Wat is het verschil tussen "opzet" en "voorwaardelijk opzet"?
• Antwoord: Bij (rechtstreeks) opzet is het plegen van de gedraging en het teweegbrengen
van het gevolg het doel van de dader. Bij voorwaardelijk opzet aanvaardt de dader de
aanmerkelijke kans dat zijn gedraging het gevolg teweeg zal brengen (HR: "Bewust de
kans genomen").
4. Vraag: Wat is het legaliteitsbeginsel en in welk wetsartikel is het te vinden?
• Antwoord: Geen straf zonder eerdere wettelijke strafbepaling. Het is vastgelegd in
artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
5. Vraag: Wat is het verschil tussen een misdrijf en een overtreding?
• Antwoord: Misdrijven zijn zwaardere delicten, beschreven in Boek II Sr. Overtredingen
zijn lichtere delicten, beschreven in Boek III Sr. Procedurele verschillen zijn o.a. de rol van
de officier van justitie en de mogelijkheid tot seponeren.
6. Vraag: Wat wordt bedoeld met "eendaadse samenloop"?
• Antwoord: Eén handeling die in meerdere strafbepalingen valt. De rechter kiest één
hoofdstrafbepaling (art. 55 Sr).
7. Vraag: Wat wordt bedoeld met "meerdaadse samenloop"?
• Antwoord: Meerdere afzonderlijke strafbare feiten door dezelfde verdachte. De straffen
worden in principe opgeteld, met een maximum (art. 57 Sr).
8. Vraag: Noem de drie hoofdstraffen in het Nederlandse strafrecht.
• Antwoord: Geldboete, gevangenisstraf en taakstraf (art. 9 Sr).
,9. Vraag: Wat is een transitoir delict?
• Antwoord: Een delict dat begint voor een wetswijziging en eindigt erna. De voor de
verdachte meest gunstige wet is van toepassing.
10. Vraag: Wat is het verschil tussen een oogmerk- en een voorwaardelijk opzet-delict?
• Antwoord: Bij een oogmerkdelict (bijv. diefstal) moet het specifieke doel
(wederrechtelijk toe-eigenen) het motief zijn. Bij een voorwaardelijk opzetdelict (bijv.
mishandeling) is het voldoende dat de dader de kans op het gevolg aanvaardt.
Poging & Voorbereiding
11. Vraag: Wanneer is poging strafbaar volgens art. 45 Sr?
• Antwoord: Als het voornemen om het misdrijf te plegen blijkt uit een begin van
uitvoering, en de uitvoering alleen niet is voltooid door een omstandigheid die van de
wil van de dader onafhankelijk is.
12. Vraag: Wat is het verschil tussen "strafbare poging" en "niet-strafbare voorbereiding"?
• Antwoord: Voorbereiding is het treffen van voorbereidingen (bijv. een wapen kopen). Dit
is in principe niet strafbaar, tenzij de wet dit uitdrukkelijk stelt (bijv. voorbereiding van
een terroristisch misdrijf). Poging is een handeling die direct op de voltooiing van het
delict is gericht.
13. Vraag: Wat is een "onvoltooide poging" versus een "voltooide poging"?
• Antwoord: Bij een onvoltooide poging stopt de dader zelf voordat het delict voltooid is.
Bij een voltooide poging heeft de dader alles gedaan wat nodig was, maar treedt het
beoogde gevolg niet in (bijv. schieten maar missen).
14. Vraag: Kan voorbereiding van een misdrijf ooit strafbaar zijn?
• Antwoord: Ja, maar alleen als de wet dit uitdrukkelijk zegt, zoals bij de voorbereiding
van een terroristisch misdrijf (art. 83 Sr e.v.) of samenspanning (art. 96 Sr).
15. Vraag: Wat is de "strafmaat" voor een poging in vergelijking met het voltooide delict?
• Antwoord: De straf voor poging is gelijk aan die voor het voltooide delict (art. 45, lid 2
Sr).
Deelnemingsvormen
,16. Vraag: Noem de drie hoofdvormen van deelneming volgens art. 47 Sr.
• Antwoord: Uitlokking (art. 47 lid 1), medeplegen (art. 47 lid 2) en medeplichtigheid (art.
48 en 49 Sr).
17. Vraag: Wat is het verschil tussen "medeplegen" en "medeplichtigheid"?
• Antwoord: Bij medeplegen verrichten meerdere personen gezamenlijk de
wederrechtelijke gedraging (functioneel daderschap). Bij medeplichtigheid helpt iemand
de dader opzettelijk bij het plegen van het misdrijf.
18. Vraag: Wat is het verschil tussen "vóóroverleg" en "uitlokking"?
• Antwoord: Uitlokking (aanzetten) is het opwekken van het voornemen bij een ander om
een misdrijf te plegen. Vóóroverleg is afspreken om een misdrijf te plegen; alle
deelnemers aan het overleg zijn medeplichtig (art. 48 Sr).
19. Vraag: Wat is de straf voor een medeplichtige in vergelijking met de dader?
• Antwoord: De straf voor de medeplichtige is dezelfde als voor de dader, maar de rechter
kan een lagere straf opleggen (art. 49 Sr).
20. Vraag: Wat is "functioneel daderschap"?
• Antwoord: Een vorm van medeplegen waarbij de bijdrage van elk van de plegers een
essentieel onderdeel vormt van het overall-plan, ook al verricht niet iedereen de
"hoofdhandeling".
Wederrechtelijkheid & Strafuitsluitingsgronden
21. Vraag: Noem vier veelvoorkomende strafuitsluitingsgronden.
• Antwoord: Noodweer (art. 41 Sr), overmacht (art. 40 Sr), wettelijk voorschrift (art. 42 Sr)
en ambtelijk bevel (art. 43 Sr).
22. Vraag: Wat zijn de voorwaarden voor "noodweer" (art. 41 Sr)?
• Antwoord: Een wederrechtelijke aanval, een noodzakelijke verdediging, en
proportionaliteit (de verdediging mag niet verder gaan dan nodig is).
23. Vraag: Wat is het verschil tussen "noodweer" en "noodweerexces" (art. 41 lid 2 Sr)?
• Antwoord: Bij noodweer is de verdediging proportioneel. Bij noodweerexces is de grens
van de noodzakelijke verdediging overschreden door een "ogenblikkelijke hevige
gemoedsbeweging" veroorzaakt door de aanval. Dit leidt tot strafuitsluiting.
, 24. Vraag: Wat zijn de voorwaarden voor "psychische overmacht" (art. 40 Sr)?
• Antwoord: Er moet sprake zijn van een onweerstaanbare dwang, waardoor de verdachte
niet wederrechtelijk kon handelen. De normatieve toets is: kon van de verdachte worden
gevergd dat hij de dwang weerstond?
25. Vraag: Wat is het "Putten-arrest" en welk leerstuk illustreert het?
• Antwoord: Het Putten-arrest (HR 9 januari 1951) gaat over de afwezigheid van alle
schuld (art. 39 Sr oud). Het laat zien dat een ernstig psychisch conflict kan leiden tot
strafuitsluiting, zelfs bij opzet.
26. Vraag: Wat is het verschil tussen "verwijtbare en niet-verwijtbare schulduitsluiting"?
• Antwoord: Bij niet-verwijtbare schulduitsluiting (bijv. psychische overmacht) is er vanaf
het begin geen schuld. Bij verwijtbare schulduitsluiting brengt de dader zichzelf in een
toestand van schulduitsluiting (bijv. dronkenschap), wat kan leiden tot strafverzwaring of
een eigen delict (art. 284 Sr).
27. Vraag: Kan iemand zich beroepen op noodweer tegen een rechtmatige handeling van een
politieagent?
• Antwoord: Nee, noodweer vereist een wederrechtelijke aanval. Een rechtmatige
arrestatie is geen wederrechtelijke aanval.
28. Vraag: Wat is "toerekeningsvatbaarheid"?
• Antwoord: De capaciteit van een verdachte om een strafbaar feit aan hem te kunnen
toerekenen, gebaseerd op zijn geestesvermogens.
29. Vraag: Wat is het gevolg van verminderde toerekeningsvatbaarheid?
• Antwoord: Het leidt niet tot strafuitsluiting, maar kan wel een strafverminderende
grond zijn voor de rechter. Het kan ook aanleiding zijn voor een maatregel zoals
terbeschikkingstelling (TBS).
30. Vraag: Wat is het "Fietsende Dieven-arrest" en welk leerstuk illustreert het?
• Antwoord: Dit arrest (HR 23 oktober 1951) gaat over de grenzen van noodweer. Het stelt
dat men niet mag "terugslaan" als de aanval al voorbij is, tenzij dit nodig is om een
nieuwe, onmiddellijk dreigende aanval af te weren.
Misdrijven tegen Personen